258 DONDERDAG 31 DECEMBER 1908. ingelicht ben, een paard een knieval voor het huis van den heer Haitink Hoe licht had daar weer een ongeluk kunnen gebeuren Daarom heb ik met genoegen van dit voorstel kennis ge nomen het zal m. 1. op afdoende wijze het gevaar daar ter plaatse wegnemen. Het kan mij minder schelen ol het nu eene mooie brug zal worden of niet, want de brug is er niet in de eerste plaats voor de fraaiheid. Tegenover dien eventueelen misstand hebben wij dan toch in ieder geval het gevaar aan den noordelijken kant weggenomen. Zoo noodig kan dan altijd later nog ook aan den anderen kant de vleugel verbreed worden. De nu voorgestelde verbetering acht ik echter wegens den gevaarlijken toestand urgent, en dan weegt het nut bij rnij zwaar der dan de fraaiheid. De heer Fokker. M. d. V- Na de mededeelingen van de heeren Roem en van Hoeken kan ik moeilijk stemmen vóór het voorstel, waartoe ik eerst bereid was. Ook ik meen nu, dat wij goedkooper terecht kunnen. Wel zou ik niet aan u, mijnheer de Voorzitter, de macht willen geven eene politieverordening uit te vaardigen; zoo noodig zal de Raad dit doen op voorstel van de Commissie voor de Strafverordeningenmaar misschien kunnen wij toch wel door het maken van eenige strafbepalingen en door gedeeltelijke verplaatsing van de markt den toestand verbe teren. Niet juist acht ik de opmerking, dat het geld zou worden uitgegeven ten behoeve van een particulier, want de heer van Hoeken heeft zelf medegedeeld, dat de toestand slechter geworden is, doordat de brug is veranderd en door de markt, twee zaken, door de gemeente bewerkt. Zijn daardoor particuliere belangen geschaad, dan moeten wij dat her stellen; maar ik ben nog niet overtuigd, dat dit zal moeten gebeuren door het voorstel van Burgemeester en Wethouders, en daarom zal ik er misschien nog tegen stemmen. De heer Korevaar. M. d. V. Ik sluit mij volkomen aan bij hetgeen gezegd is door den heer van der Lip. Het is noodzakelijk, dat op de eene of andere wijze in den toestand verbetering worde gebracht, en ons voorstel strekt niet om éën persoon, maar om meerderen te gerieven. Het is vol komen juist, dat op 24 December te 11 uur weer een wagen op verkeerde manier van de brug is komen rijden aan den kant van den heer Haitink, zoodat de huid van het paard beschadigd werd. Er moet dus iets gedaan worden. De onderstelling van den heer van Hoeken, dat het aan de brug zou liggen, is bezijden de waarheid. Toen de brug ver maakt is, is de helling flauwer gemaakt en de brug ver laagd; verder is het materieel, dat op de helling ligt, niet zoo glad meer als vroeger. Dus de brug is na de verbouwing eer verbeterd dan verslechterd. De oorzaak van de onge vallen ligt dan ook vooral in het marktwezen; de beweging is er drukker geworden. Wat de oorzaak echter ook zij, het is een feit dat het afrijden van de brug gevaarlijk is geworden. Nu zou ik heel gaarne hebben gezien, dat door het uitvaar digen van een verbod tot afrijden of door beter toezicht, de politie ons deze onkosten had kunnen besparen, maar daar tegen zijn bezwaren gerezen, waarvoor ik het hoofd moet buigen. U, mijnheer de Voorzitter, acht dit als Hoofd van de politie na gehouden overleg met uwe deskundige ambtenaren bezwaarlijk, daarin moet ik berusten en er schiet dan ook niets anders over dan de brug te verbouwen. Nu spreekt de heer van Hoeken van de technische bezwaren die door den heer Roem zouden zijn aangevoerd. Dat ben ik niet eens, want er is wel verschil van meening in de Commissie van Fabricage, maar dit verschil betreft niet de technische uitvoerbaarheid, maar de aesthetische en fmancieele zijde van het voorge stelde plan. Nu heelt iedereen en niet uitsluitend bouwkun digen, verstand er van, of acht dit te hebben, of iets mooi of leelijk is, en nu loopt het verschil in de Commissie niet over het technische gedeelte, want aan den kant van den Apothekersdijk en Stillen Rijn is het gevaar, en daar moet noodzakelijk een vleugel aangebracht worden, maar wel loopt het hierover, dat een deel van de Commissie het zoo leelijk vindt, dat er slechts aan ééne zijde vleugels zullen komen. Al is er aan den anderen kant ook nog nooit een ongeluk gebeurd, zoo moeten daar toch ook, meent dat deel van de Commissie, vleugels komen voor den welstand. Om dit te be slissen behoeven wij nu geen technici te zijn, waar het ook geldt de vraag, of wij zoo dik in ons geld zitten, dat wij ons eene uitgaaf kunnen getroosten, die niet noodzakelijk is. Ik klap niet gaarne uit de school, maar nu het verschil van meening in de Commissie toch hier ter sprake is gebracht, meen ik te moeten verklaren, dat naar mijne meening, men door het maken vair twee vleugels aan die zijde waar het gevaar dreigt, voorloopig kan volstaan. Nu zou het volgens den heer Roem zoo leelijk staan, als men aan de eene zijde twee uitgebouwde vleugels had, en aan de andere zijde niet; want men verbreekt de symetrie. Maar is het nu in het al gemeen een vereischte, dat alles symetrisch moet zijn om mooi te zijn? Wanneer men de Blauwpoortsbrug zal ver bouwen, wil ik wel zeggen, dat men trachten zal die zoo mooi mogelijk te maken, maar ik kan nu al stellig verze keren dat alle vleugels in vorm verschillen zullen, omdat de toegangswegen er in verschillende richting op uit komen, dus volgens de stelling van den heer Roem zou de ver bouwde Blanwpoortsbrug »per se'' leelijk moeten zijn. In het algemeen ben ik er volstrekt niet tegen dat men iets mooi maakt, maar als het de quaestie geldt of men 1200 extra nroet uitgeven voor iets dat niet bepaald noodig is, dan moet men er toch nog wel eens over denken. Wanneer wij door nu aan de eene zijde vleugels uit te bouwen, eenigszins vooruitliepen op eene latere beslissing, err daar door thans kosten zouden maken, die later ongedaan moesten worden gemaakt, dan zou ik met de heeren mede kunnen gaan die thans reeds vier vleugels willen maken. Maar dat is het geval niet. En daarom zou ik het een goed financieel beleid achten, wanneer wij ons nu beperkten tot een uit bouw van twee vleugels aan de eene zijde. (De heer van Hamel komt ter vergadering). De Voorzitter. Naar aanleiding van hetgeen de heer Korevaar in het midden heeft gebracht over het al of niet verbieden van het afrijden der brug naar de zijde van den Apothekersdijk, wil ik nog een enkel woord zeggen. Over de technische quaestie zal ik mij niet uitlaten. Ik ben het geheel eens met de opmerking van den heer Korevaar, dat de quaestie van welstand en symetrie moet wijken voor den financieëlen eisch. Ik wensch alleen nog iets te zeggen over de quaestie, waarom naar de meening van Burgemeester en Wethouders, op mijn advies, het niet werrschelijk is om het afrijden naar den Apothekersdijk te verbieden. In de eerste plaats heb ik daarbij overwogen, dat dit noodig zou maken een vasten politiepost. Bij ons toch al zeer beperkt politiepersoneel, zou daarvoor iedererr dag een agent beschikbaar moeten worden- gesteld, en in de tweede plaats woog het argument, dat door dit verbod het kwaad zal worden verplaatst en verergerd. De heer van Hoeken verwacht, dat gereden zal worden over de Breestraat, maar dat is een omweg dien men niet neemt. En men bedenke dat dan zal moeten worden gereden over de Boommarkt, langs de Meisjes school, en men zal uitkomen op het Kort Rapenburg en de Borstel- brug, waar de toestand toch al reeds gevaarlijk is. Moet dat gevaar nu vermeerderd worden en moeten daar botsingen worden veroorzaakt? Door het afr ijden te verbieden verplaatst en verergert men dus het kwaad. Om al deze redenen acht ik dus de thans voorgestelde op lossing de beste en ondersteun ik het gesprokene door derr heer Korevaar, tot aanbeveling van de voordracht. De heer Roem. M. d. Y. De heer van der Lip heeft m. i. juist de noodzakelijkheid aangetoond, dat ook aan den anderen kant twee vleugels worden gemaakt. Hij heeft toch gezegd, dat onlangs weer een ongeluk gebeurd is voor het huis van derr heer Haitink, maar dit gedeelte wordt niet druk bereden. Aan den anderen kant is het veel drukker en voorziening dus minstens even gewenscht. Den heer Korevaar geef ik toe, dat iedereen over het mooie of leelijke van de brug zal kunnen oordeelen, maar de bouwkundige, wiens voorstellings vermogen op dit gebied meer ontwikkeld is, zal zich den toestand nu vóór de voltooiing, reeds beter kunnen voorstellen. Ik blijf er bij, dat ik niet kan medewerken aan de totstand koming van dezen halven toestand. De heer van Hoeken. M. d. V. Ik zal niet ingaan op het geen de heeren van der Lip en Korevaar hebben gezegd, althans niet in bijzonderheden daarin afdalen. Alleen over de publieke veiligheid, waarover de heer varr der Lip gesproken heeft, wil ik nog een woord zeggen. Die veiligheid loopt op alle punten van de stad gevaar, wat ik gisteren nog onder vond, toen ik aan den ingang van de Korenbrugsteeg plotse ling voor een auto stond, waarop ik niet verdacht was. Zoo iets kan op ieder punt van de stad gebeuren. Bij voldoende politietoezicht kunnen dergelijke ongelukken wel voorkomen worden. En óf er nu ƒ3000 dan wel ƒ1800 uitgegeven wordt, uit geven is uitgevende gemeentefinanciërr kunnen het op het oogenblik niet lijden, daarvoor ƒ1800 uit te geven. Bur gemeester en Wethouders meenerr liet geld wel te kunnen vinden ten deele uit een post voor dit jaar, ten deele uiteen van het volgend jaar, maar fmanciëel blijft dit hetzelfde. Ik zou Burgemeester en Wethouders willen verzoeken dit voorstel terug te nemen, of in stemming te brengen, dan zal ik er tegen moeten stemmen. De heer Zwiers. Toen ik de ingekomen stukken had ge lezen en zelfs nog, toen ik naar deze Raadszitting ging, meende ik, dat ik niet anders zou kunnen doen, dan overeenkomstig

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1908 | | pagina 6