DONDERDAG 10 DECEMBER 1908. 239 Xittiiig van Donderdag lO December 11Ï08. Voorzitter: de Heer Burgemeester Mr. N. DE RIDDER. Geopend des namiddags te twee uur. Te behandelen onderwerpen 1° Beëediging en installatie van de nieuwe benoemde raads leden J. Harteveit Azn. en J. J. van Hoeken. 2° Benoeming van een lid der commissie voor de Bewaar scholen. (293) 3° Verzoek van Dr. W. Th. M. Weebers om continuatie in de betrekking van Stadsgeneesheer. (294) 4° Verzoek van H. Bremer om eervol ontslag als onderwijzer met verplichte hoofdakte aan de school der 4e klasse N° 1. (286) 5° Verzoek van de vereeniging tot verzorging van kleine kinderen te Leiden om het kosteloos gebruik van de Stadsgehoorzaal. (283) 6° Voorstel tot bestendiging van de huur van het Schutters veld. (282) 7° Voorstel tot openbaren verkoop van op de Stadstimmer- werf en de Hulpwerf aanwezige, buiten gebruik gestelde materialen, enz. (284) 8° Voorstel omtrent de uitgifte in erfpacht aan de gemeente Leiden van duingrond onder Katwijk, ten behoeve van de Leidsche Duinwatermaatschappij. (292) 9° Voorstel tot verkoop van de perceelen Kal verstraat Nis 61 en 63. (291) '10° Voorstel tot overdracht aan de gemeente Heemstede van het onder die gemeente gelegen gedeelte van de Leidsche Vaart met trek pad. (287) 11° Verordening, houdende wijziging van de verordening van Ifr regelende de heffing van eene plaatselijke directe belasting te Leiden. (Gem. bl no. 5.) (270, 273, 274 en 296) 12° Voorstel tot intrekking van de verordening, regelende de herkeuring van afgekeurd vee en vleesch. (224 en 285) 13° Voorstel tot toekenning van eene gratificatie, voor bewezen buitengewone diensten, aan den onderwijzer-plaatsvervan gend hoofd dei- school 4e klasse N°. 2. (289) 14° Voorstel tot het verleenen van afschrijving van plaatse lijke directe belasting, dienst 1908. (296) 15° Verzoek van de Leidsche Zwemclub om de in uitzicht gestelde subsidie in de kósten van exploitatie van een zweminrichting te veranderen in een garantie van rente en aflossing van een te sluiten obligatieleening. (288) '16° Verzoek van de vereeniging van bezoldigde agenten van politie »Door Eendracht Saamgebracht'' om wijziging van de dienstregeling, subsidieering van den taal- en vakcur sus en subsidieering van het fonds ter verstrekking van versterkende middelen aan zieke leden. (297) 17° Verordening, houdende wijziging van de verordening van 10 April 1902 (Gemeenteblad no. 8), voor de Kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen. (295) 18° Verordening, houdende wijziging der verordening van 12 October 1905 (Gem.blad no. 25), op het Bouwen en Sloopen. (298) 19° Verordening, houdende wijziging der verordening op de Straatpolitie van den len April 1897 (Gem.bl. no. 6). (299) 20° Verordening, houdende wijziging der verordening van den 23en April 1903, op het gebruik van het Openbaar Slacht huis (Gem.bl. n° 23). (300) Tegenwoordig zijn 26 leden, als de heerenTimp, Driessen, Reimeringer, Bosch, van der Lip, van der Eist, Aalberse, A. Mulder, van Tol, Briët, Sijtsma, Zwiers, Vergouwen, de Boer, Zaalberg, Bots, Kerstens, Korevaar, P. J. Mulder, van Gruting, Pera, van Hamel, van Hoeken, Harteveit, Fokker en Meuleman, alsmede de Burgemeester, Voorzitter. Afwezig zijn de heerende Goeje, wegens ongesteldheid, de Vries, wegens verhindering, Roem, wegens dienstzaken, en Fockema Andreae, wegens ambtsbezigheden. Er is 1 vacature. De notulen van het verhandelde in de vorige vergadering van '19 November 1908 worden goedgekeurd. Aan de orde is allereerst: I. Beëediging en installatie van de nieuw benoemde raads leden J. Harteveit Azn. en J. J. van Hoeken. De Voorzitter. De heeren Harteveit en van Hoeken, tot wier toelating in de vorige vergadering is besloten, zijn in het gebouw aanwezig. Ik verzoek den Secretaris de heeren binnen te leiden. De beide heeren leggen de bij de wet voorgeschreven eeden af en nemen, na gelukgewenscht te zijn door den Voorzitter, zitting in den Raad. De Voorzitter deelt hierop mede dat zijn ingekomen: 1°. Mededeeling van den heer M. H. A. Juta van het over lijden van zijn vader, den heer H. C. Juta, in leven lid van den Gemeenteraad. Dit stuk luidt als volgt: Aan den Raad der gemeente Leiden. Mijne heeren, Hiermede vervul ik den treurigen plicht U mede te deelen dat mijn vader, de heer H. C. Juta, in leven lid van uwen Raad, op den 4en December 11. is overleden in den ouderdom van 65 jaar. Met verschuldigde Hoogachting. Uw Dw. dienaar M. H. A. Juta. Leiden, 5 December '1908. De Voorzitter. Mijne heeren, ge zult wel niet anders van mij verwachten dan dat ik, eer wij onze werkzaamheden aan vangen, eenige woorden tot u richt naar aanleiding van het treffend sterfgeval van den oudsten Wethouder, den heer H. C. Juta. Inderdaad, het ware mij onmogelijk dit na te laten. Herdacht ik den betreurden overledene op den doodenakker als burger van Leiden, hier mag een woord over het raadslid, over den Wethouder niet achterwege blijven. Herman Cornelis Juta heeft ruim 35 jaren deel uitgemaakt van dezen Raad en bij elke periodieke aftreding zag hij zijn mandaat met overgroote meerderheid door de kiezers her nieuwd; 17 jaren mocht hij zich daarenboven verheugen in de steeds op eervolle wijze verworven benoeming tot Wet houder. En terecht. De belangen onzer gemeente waren met geheel zijn denken en handelen saamgeweven, hij leefde er voor en met zeldzame toewijding deed hij nog, toen de lichaams kwaal, welke hem zooveel smart aandeed, zich weder open baarde, den moeilijken gang naar onze laatste vergadering. De heer Juta was een figuur in onzen Raad. Begaafd met een scherp verstand en in 't bezit van een goed doorzicht en met veel practischen zin, werd aan zijne adviezen, die hij eenvoudig doch zakelijk toelichtte, steeds waarde gehecht. In veel mocht men van hem verschillen, in één ding moest ieder hem recht doen wedervaren, en wel in de standvastigheid, de volharding, waarmede hij voorstond, wat hij goed en weer stond, wat hem niet goed voor onze stad dacht. De afdeeling financiën was in de gemeentelijke huishouding zijn taak, de Stedelijke Werkinrichting vond in hem lange jaren een ijverig voorzitter-, het toezicht op het beheer der fabrieken van gas en electriciteit was hem, als voorzitter der Commissie, eene geliefkoosde bezigheid. Laat ik in dit verband u te binnen mogen brengen de veerkracht betoond in de voorbereiding der afdeeling electriciteit, een streven, waarbij grooten tegen stand viel te overwinnen, maar waarvan reeds nu kan gezegd worden, dat het einde het werk heeft gekroond. Maar genoeg, mijne heeren. De plaats aan mijne rechterzijde staat nu ledig en een ander zal zijn zetel in onzen Raad en ons College eerlang bezetten. Die opvolger kan ijver voor en toewijding aan de belangen der gemeente betoonen, den heer Juta hierin te overtreffen schijnt mij moeilijk. Zijn naam zal onder ons blijven voort leven als van een zeer gewaardeerd raadslid en een uitnemend Wethouder van Financiën. Ik stel voor, den brief te beantwoorden met een brief van rouwbeklag. Aldus wordt besloten. 2°. Mededeeling van den heer Dr. M. J. de Goeje, dat hij ontslag neemt als lid van den Gemeenteraad en van de Plaatse lijke Schoolcommissie. Dit stuk luidt als volgt: Leiden, 5 December 1908. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Bij dezen deel ik U mede, dat ik mijn ontslag wensch te nemen als lid van den Raad en tevens als lid der Plaatselijke Schoolcommissie. Eerst hoop op spoedige herstelling, later te ernstige ziekte, zijn oorzaak geweest, dat dit ontslag niet eerder is ingezonden. Nu door het door ons allen diep betreurde overlijden van den heer Juta, wederom eene vacature in den Raad is ontstaan, meen ik, dat het thans het juiste oogenblik daarvoor is.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1908 | | pagina 1