173
langd zullen wij ons tegen een vestiging van het bouwverbod
ook op de gebouwde perceelen moeten blijven verzetten.
De Gedeputeerde Staten der provincie Zuid-Holland,
Patijn, Voorzitter.
Tavenraat, Griffier.
Aan heeren Burgemeesters en Wethouders
der gemeente Leiden.
Bouwverbod als werd vastgesteld in de raadszitting van
18 April 1907.
De Raad der Gemeente Leiden.
Gelet op zijn besluit dd. heden, waarbij de grond wordt
aangewezen, die in de naaste toekomst voor den aanleg van
straten, grachten en pleinen is bestemd;
Gezien de voordracht van Burgemeester en Wethouders,
opgenomen onder no. 80 der Ingekomen Stukken van dit jaar;
Overwegende, dat in het belang van stelselmatige bebou
wing nauwgezette naleving van het op heden door hem vast
gestelde plan van uitbreiding, althans voor zoover de in de
naaste omgeving van de bebouwde kom der gemeente gelegen
gronden betreft, noodzakelijk is;
Heeft besloten
te verbieden dat gebouwen worden gebouwd of herbouwd op
de bij het uitbreidingsplan voor straat, gracht of plein be
stemde gedeelten der perceelen, vermeld op den bij dit besluit
ge voegden staat letter B, in welken staat tevens is aangegeven
op welk deel van den grond aan een en denzelfden eigenaar
toebehoorende, het verbod betrekking heeft.
Voor zoover de in den staat B vermelde perceelen met
rood zijn onderstreept, wordt meer dan 1/3 gedeelte van den
aan een en denzelfden eigenaar toebehoorenden, in het plan
begrepen grond door het verbod getroffen.
Bij de vermelding der redenen, waarom vooralsnog niet
tot aankoop of onteigening van deze gronden wordt overge
gaan, moet onderscheid worden gemaakt tusschen de reeds
bebouwde en de nog onbebouwde gronden.
Ten aanzien van de bebouwde perceelen zal uit den aard
der zaak eerst dan het oogenblik voor aankoop of onteigening
gekomen zijn, wanneer of wel in verband met de aangren
zende bebouwing de afbraak van een geheel complex ge
bouwen noodzakelijk wordt, of wel het verbod tot herbouw
den eigenaar van een bepaald pand schade zou berokkenen,
wanneer dit b.v. ten gevolge van brand bouwvalligheid of
veranderde bestemming, herbouw of verbouwing zou moeten
ondergaan.
Ten aanzien van de nog onbebouwde perceelen, waarop het
bouwverbod rusten zal, moet dadelijke aankoop of onteigening
van die perceelen afstuiten op den te zwaren fmancieelen
last, welke dientengevolge op de gemeente zou worden ge
legd, in verband met het weinig productieve gebruik dat
door de gemeente van die gronden kan worden gemaakt,
totdat het oogenblik van bebouwing gekomen is, en de on
zekerheid of aan den thans tot straat, gracht of plein be
stemden grond, ook werkelijk die bestemming zal worden
gegeven, waar immers de mogelijkheid, dat het vastgestelde
uitbreidingsplan alsnog wijzigingen zal ondergaan, niet uit
gesloten is.
Bovendien zou, juist omdat nog niet volstrektvaststaat.dat
de thans tot straat bestemde grond ook inderdaad straat zal
worden, indien reeds thans tot aankoop of onteigening dier
gronden werd overgegaan, later kunnen blijken, dat de aankoop
of onteigening gebeel onnoodig was geweest, zoodat de ge
meente zich zonder noodzaak gedurende een reeks van jaren
een ondragelijken fmancieelen last op de schouders zou hebben
gelegd. Eerst dan dus zal, indien de billijkheid dit meebrengt,
tot aankoop of onteigening worden overgegaan, wanneer het
oogenblik van bebouwing der aangrenzende perceelen ge
komen is
Dedaan te Leiden, ter openbare Raadsvergadering
van den 18en April 1907.
De Burgemeester
de Ridder.
De Secretaris,
van Heyst.
N°. 318. Leiden, 24 December 1908.
Onder overlegging van het advies van den Arrondissemerits-
Schoolopziener en van het bericht van het Hoofd der School,
hebben wij de eer Uwe Vergadering de volgende voordracht
aan te bieden voor de benoeming van een onderwijzer met
verplichte hoofdakte aan de openbare school der 4e klasse No. 2,
ter vervulling van de vacature welke zal ontstaan tengevolge
van de ontslagaanvrage van den heer G. S. Valk:
1°. G. MEULENBERG, onderwijzer aan de openbare lagere
school te Heinkenszand
2°. W. FRIDSMA, onderwijzer aan de openbare lagere school
3e klasse No. 6 alhier;
3°. L. VAN ASPEREN, onderwijzer aan de openbare lagere
school der 4e klasse No. 1 alhier.
Wij verzoeken U thans tot de benoeming over te gaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 319. Leiden, 24 December 1908.
Wij hebben de eer U hierbij over te leggen de adviezen
op reclame's tegen aanslagen in de plaatselijke directe belasting
naar het inkomen, dienst 1908, en stellen U voor overeen
komstig die adviezen
te handhaven de aanslagen van
E. Abel (1); B. A. Affourtit (3); C. Akkerman (4); A. C.
Anderson (7); Wed. T. Arbouw (9); W. D. M. Baar (11);
W. J. Batist (16); F. Bauer (17); H. T. v. d. Berg (21); Th.
J. F. Bergansius (23); F. van den Bergh (25); J. A. Beuze-
maker (31); A. Boekkooi (35); P. J. Bomli (37); H. A Boom
(39); C. C. v. d. Bosch (42); S. Bouman (43); M. Brander (44);
J. G. J. Brands (46); C. Th. Breebaart(47)A. R. Broeker(49); Mej
A. v. d. Burg (51)B. v. d. Burg (52)J. J. v. Buuren (54); W. J.
M. v. Bijsterveld (56); M. C. J. Carton (58); J. P. A. v. Cleef
(61); J. J. de Cler (62); H. Corpel (67); W. D. Delfos (69);
H. W. Douzem (75); H. Drijfhout (76); J. G. v. Dijk (80);
G. W. A. Elshof (84); H. A. Emeis (85); L. Erades (86); J.
C. A. Fetter (90); J. B. v. Galen (94); A. v. Geldereu (95);
M. S. v. Gelderen (96); N. C. v. Geldermalsen (97); H. v.
Gemert (98); A. Gestman (99); P. Glas (100)A Godljn (101)
Jac. Goddijn (103); P. Goddijn (104); C. Gottlieb (107); S. A.
de Graafï (109); H. 0. F. de Greef (110); A. J. Groen (112);
J. de Groot (118); M. de Haas (120); P. J. de Haas (121);
Mej. A. Bartjens (122); E. M. P. Hartlieb (123); A. J. Hart-
wijk (125); D. Heemskerk (126); H. G. Heerma (127); H. J.
de Heiden (128); K. Hemerik (130); B. J. Hermans(133); W.
Heyman (137); P. J. van Hoekelen (139); Mej J. H. Hoestra
(140); J. den Holder (141); F. A. Hooftman (146)S. Hoope(148);
Jac. v. Hugten (152); G. Hulst (153); J. G. Immink (154);
G. F. Japikse (157); Wed. 11. de Jong (159); A. J. Jongbloed
(160); C. M Jurgens (161); C. v. Kempen (165); J. G. Ken-
beek (166); N. J. Kenbeek (167); J. P. Kerkvliet (168); J. H.
Kettenis (169); W. H. Kingma (170)Wed. A. G. Kluots (174)
B. L. v. d. Klugt (175); C. S. v. d. Klugt (176)J. Knegt (179);
J. S. Kolderman (181); G. J. van der Kooij (182); W. C A.
Koolloos (184); D. Koordes (186); R. v. d. Kooi (187): L.
Koster (191); A. W. J. Kouwenberg (193)H. G. Kriek (197)
Th. Kriek (198); J. F. Kruger (200); D. Kruit (201); G. van
der Laan (203); A. J. M. Earners (204); H. J. de Lange (205);
L. I^asander (206); W. A. La verman (208); I. v. Leeuwen
(213); W. F. v. d. Leij (216); L. Lips (217); J. J. Mansfelder
(219); A. v. d. Mark (220); J. Martijn (222); W. A. F. Marijt
(223); G. H. Massa (^24); J. R. Mastenbroek (226); F. van
Mastrigt (227); H. M. Merkelbach (231); J. Mes (232); P. Mieremet
(234); J. Mol (236); J. G Moraal (237);J.F. W. Neep (239); J.
M. de Nie (242); B. Niewenhuizen (243)A. v. Nugteren (250);
A. Oenstra (251); C. v. d. Oever (253); M. F. Oostveen (255);
H. Overmars (258); I. Pardon (260); Jac. Petri (262); Mej. M.
F. Perrin (263); J. C. K. Pfijffer i264); J. A. Pommee (266);
J. Pont (268); Chr. Le Poole (269); G. S. Popp (270); A.
Priester (271); Mej. M. Prins (272); W. v. Putten (275);
Jhr. J. E. W. Quarles v. Ufford (276); F. Randoe (277);
J. F. v. Ree (278); J. M. Relijk (280); A. Ritte (283); J. C.
Roskamp (286); J. Ruigendijk (287); J Rutgers (291); Mej.
S. M Rijke (293); W. M. v. Rijkom (294)P. C. Schoonacker
297)); W. F. Schregel (298); J. Schramp (299); Chr. J. Schussler
(300); P. H. Smeets (304); J. Smit (305); J. C. Smit (306);
Ph. Smit (307); J. Snel (309); A. Snethlage (310); J. Sneijders
de Vogel (311); J. H. v. d. Snoek (312); Jac. Speet (313);
C. Spoelder (314); W. v. Stein Jr. (319); A. II. Swaagman