169
schrijven van den heer G. S. Valk om eervol ontslag uit zijne
betrekking van onderwijzer met ingang van 1 Februari 1Ö09,
heb ik de eer U mede te deelen, dat mijnerzijds geen bezwaar
bestaat 't gevraagde eervol ontslag tegen genoemden datum te
verleenen.
't Hoofd der school JV klasse No. 2.
J. Broeze.
Aan Burg. en Weth. der gemeente Leiden.
Leiden, 16 12 '08.
Edelachtb, Heeren.
Ondergeteekende neemt de vrijheid, eervol ontslag te vragen
uit z'n betrekking van onderwijzer met verplichte hoofdakte
a/d O. L, School 4e kl. n°. 2 te Leiden, met ingang van 1
Februari 1909, wegens z'n benoeming tot onderwijzer a/d 3e
Burgerschool te Haarlem.
Met de meeste hoogachting.
Uw dw. dn.
G. S. Valk.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden.
No. 810.
Leiden, 19 December 1908.
In artikel 8, 2e lid der motor-en rijwielwet van 10 Februari
1905 Stbl. 69, werd den gemeentebesturen de bevoegdheid
gegeven, bij of krachtens plaatselijke verordening een door
motorrijtuigen en rijwielen in acht te nemen maximum-snel
heid voor te schrijven ten aanzien van wegen binnen de
bebouwde kom der gemeente gelegen, voorzoover deze niet
zijn rijks-, provinciale- of voor doorgaand verkeer bestemde
wegen.
Bij de wet van 6 October 1908 Stbl. 313, welke 1 Januari
1909 in werking treedt, is de bevoegdheid der gemeente
besturen in deze deels beperkt, deels uitgebreid. Terwijl toch
de gemeentebesturen ingevolge de wet van 1905 aan geen
grens gebonden waren bij het aangeven van de in acht te
nemen maximum-snelheid, zal het na het in werking treden
der wet van 1908 hun niet langer vrijstaan een maximum
snelheid beneden 10 K.M. per uur bij of krachtens verordening
voor te schrijven.
Doch aan den anderen kant is den gemeentebesturen dan
ook niet meer de bevoegdheid ontzegd, om voorschriften te
geven ten aanzien van rijks-, provinciale- en voor doorgaand
verkeer bestemde wegen, waarover, gelijk duidelijk is, het
verkeer met motorrijtuigen en rijwielen juist het drukst is.
In onze gemeente is het, ingevolge het bepaalde bij artikel
2 der verordening van 17 Mei 1906 op het rijden met motor
rijtuigen en rijwielen, den bestuurders van genoemde voer
tuigen thans verboden binnen de bebouwde kom der gemeente
op den openbaren weg, voorzoover deze niet is een rijks-
provinciale of voor doorgaand verkeer bestemde wegmet grootere
snelheid te rijden, dan die van een paard in matigen draf,
waaronder verstaan wordt 13| K.M. in het uur of 225 M. in
de minuut.
Nu echter de wet aan de gemeentebesturen de bevoegdheid
geeft, ook voor de rijks-, provinciale- of voor doorgaand ver
keer bestemde wegen een maximum-snelheid aan te geven,
komt het ons alleszins gewenscht voor, door de cursief ge
drukte woorden uit artikel 2 te doen vervallen, ook voor die
wegen een maximum-snelheid voor te schrijven. Er is toch
o. i. voor de gemeente geen enkele reden, waarom zij, nu de
wet het toelaat, voor die wegen geen maximum-snelheid
zoude willen doen in acht nemen en voor alle andere
wegen wel.
Die maximum-snelheid kan dan echter zonder bezwaar,
gelijk ook de Commissaris van Politie in zijn in de Leeskamer
ter inzage liggend rapport betoogt, van 13| K.M. in het uur
of 225 M. in de minuut gebracht worden op 15 K.M. in het
uur of 250 M. in de minuut.
Door het bepalen der maximum-snelheid op 15 K.M. per
uur toch zal eensdeels de veiligheid van het verkeer nog vol
doende worden verzekerd, anderdeels het verkeer met motor
rijtuigen en rijwielen niet te zeer worden belemmerd, hetgeen
met het alhier bestaande voorschrift wel eenigszins het geval
scheen te zijn
In de tweede plaats komt het ons, ook in verband met het
in de Staten Generaal gesprokene bij de behandeling der
wijzigingswet van 1908, gewenscht voor, dat in de verordening
wordt aangegeven, wat onder de „bebouwde kom der gemeente''
wordt verstaan.
Thans is dit geheel overgelaten aan het oordeel van den
rechter, doch het verdient o. i., vooral wanneer de in acht te
nemen maximum-snelheid vooralle wegen binnen de bebouwde
kom der gemeente zal gelden, alleszins aanbeveling, evenals
in andere gemeenten, in de verordening op te nemen eene
omschrijving van het begrip «bebouwde kom".
Er is dan geen onzekerheid, waar de voorgeschreven
maximum snelheid moet worden in acht genomen en waar niet.
Tot de bebouwde kom behooren volgens ons oordeel te
worden gerekend
1°. de singels en al wat daarbinnen is gelegen;
2°. de Morschweg van de Morschpoort tot den overweg van
den Staatsspoor;
3°. de Stationsweg van den Rijnsburgerweg tot de grens
der gemeente bij het Posthof;
4°. de Lage Rijndijk van de Zijlpoortsbrug tot de grens der
gemeente bij de Driftsloot;
5°. de Hooge Rijndijk van de Utrechtsche brug tot de grens
der gemeente;
6°. de Heerenstraat van de Doezabrug tot de gemeenteschool
bij de Roode Laan;
7°. De Ilooge Rijndijk of Haagweg van de Haagbrug tot de
grens der gemeente bij de brug over het havenkanaal.
üp grond van het bovenstaande geven wij Uwe Vergadering
alsnu in overweging tot vasstelling van nevensgaandë verorde
ning, houdende wijziging der verordening op het rijden met
motorrijtuigen en rijwielen over te gaan.
De Commissie voor de Strafverordeningen.
Aan den Gemeenteraad.
VERORDENING, houdende wijziging der verordening van
den 17en Mei 1906 op het rijden met Motorrijtuigen
en rijwielen (Gemeenteblad n°. 23), gewijzigd bij ver
ordening van 13 Februari 1908 (Gemeenteblad n<>. 6).
Art. 1.
Aan artikel l van bovengenoemde verordening wordt een
tweede lid toegevoegd, luidende:
«Onder bebouwde kom worden in deze verordening verstaan
de navolgende gedeelten der gemeente
a. de singels en al wat daarbinnen gelegen is;
b. de Morschweg van de Morschpoort tot den overweg van
den Staatsspoor;
c. de Stationsweg van de Rijnsburgerbrug tot de grens
der gemeente bij het Posthof;
d. de Lage Rijndijk van de Zijlpoortsbrug tot de grens der
gemeente bij de Driftsloot;
e. de Hooge Rijndijk van de Utrechtsche brug tot de grens
der gemeente;
f. de Heerenstraat van de Doezabrug tot de gemeenteschool
bij de Roode Laan;
g. de Hooge Rijndijk of Haagweg van de Haagbrug tot de
gre .s der gemeente bij de brug over het havenkanaal."
Art. 2.
Artikel 2 wordt gelezen als volgt:
«Het is bestuurders van motorrijtuigen en rijwielen verboden
binnen de bebouwde kom der gemeente op den openbaren
weg met grootere snelheid te rijden dan van 15 K.M. in het
uur of 250 M. in de minuut, hetgeen door waarschuwings
borden, als genoemd in artikel 8, 2e lid der Motor- en Rijwiel-
wet op nader door Burgemeester en Wethouders aan te geven
plaatsen wordt aangeduid."
N°. 311.
Leiden, 22 December 1908.
Bij de laatst gehouden beproeving is gebleken dat de brand
slangen in het Stedelijk Museum dringend vernieuwing behoe
ven, omdat in geval van brand het gebruik der lekke slangen
ernstige waterschade zou kunnen teweegbrengen.
Voor het vernieuwen der slangen wordt door den comman
dant der Brandweer een bedrag van f 84.noodig geacht.
Aangezien met deze uitgave op de begrooting voor 1909
geen rekening is gehouden, geven wij U in overweging, door
vaststelling van nevensgaanden staat van af-en overschrijving,
dat bedrag te onzer beschikking te stellen.
Op den post voor Onvoorziene Uitgaven, dienst 1909, zijn
f 13815.beschikbaar.
Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Gemeenteraad.
N°. 312. Leiden, 21 December 1908.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Bij deze hebben wij de eer U te berichten dat door het
overlijden van den Heer H. C. Juta eene vacature is ontstaan
uit de door TIw College in ons Bestuur benoemde leden.