168
Art. 10.
Het Bestuur vergadert, wanneer de Voorzitter, of twee
leden van het Bestuur, zulks noodig oordeelen.
Art. 11.
In de eerste vergadering na den eersten Dinsdag in Sep
tember worden verkozen de Voorzitter en de Secretaris en
voorts uit het Bestuur, vier commissiën, als.
Ie. Een commissie voor de finantiën.
2e. Een commissie voor den arbeid.
3e. Een commissie voor de voeding.
5e. Een commissie voor het toezicht op de gebouwen.
Art. 12.
Elke van bovengenoemde commissiën bestaat uit minstens
drie leden.
Art. 13.
Als vaste beambten zijn aangesteld:
Een schrijver: tegen een salaris van f 400,'s jaars, met
twee tweejaarlijksche verhoogingen van f 100,— eene alge-
meerre opziehteres: tegen een salaris van f 4,— per week en
vrije voeding, met twee tweejaarlijksche verhoogingen van
f 50,—.
Art. 14.
Het Bestuur stelt voorts zooveel losse bedienden aan, als
het naar de omstandigheden noodig oordeelt.
Leiden, 20 October 1908.
Bestuuraeren voornoemd,
H. C. Juta, Pres.
Aug. L. Reimeringer, Secret.
zal moeten worden verlaagd of door een zinker vervangen.
Geschiedt echter dit laatste, dan zullen de kosten daarvan
slechts ten deele ten laste van de brugvernieuwing worden
gebracht.
Deze f 1800,— zullen nu voor een deel nog ten laste kunnen
komen van den post voor Onvoorziene Uitgaven van dit. jaar,
waarop thans nog f 747.beschikbaar is. Het andere deel.
ten bedrage van f 1050,— zal dan, naar wij meenen, ge
voegelijk kunnen worden gebracht ten laste van den post
voor Onvoorziene Uitgaven van het volgend jaar, omdat immers
ook in dat jaar het werk zal worden uitgevoerd. Dit zal echter
eerst kunnen geschieden, wanneer het juiste bedrag van de
kosten bekend is.
Voorloopig geven wij U dus in overweging ons te machtigen
tot de uitvoering van het bovengenoemde werk ter verbreeding
van den noordelijken vleugel van de Kippenbrug en over te
gaan tot de vaststelling van nevensgaanden staat van af- en
overschrijving, tot een bedrag van f 747,
De post voor Onvoorziene Uitgaven over het loopende jaar
zal dan daarmede juist zijn uitgeput.
Wij merken ten slotte nog op, dat indien ook de zuidelijke
vleugel van de brug op dezelfde wijze wordt onder handen
genomen, daarmede ten minste nog een uitgave van 1200.—
zou gemoeid zijn.
Aan den Gemeenteraad. en Weth. van Leiden.
N°. 307.
Leiden, 18 December 1908.
N°. 306.
Leiden, 12 December 1908.
Aan het slot van de Raadszitting van 22 October 1.1. werden
maatregelen toegezegd ter voorziening tegen het gevaar, dat
het afrijden van de Kippenbrug naar den Apothekersdijk en
naar den Stillen Rijn voor de huizen aan weerszijden van de
Vrouwensteeg oplevert.
Tweeërlei werd dientengevolge door ons overwogen. In de
eerste plaats vroegen wij ons af, of niet op de goedkoopste
wijze aan het euvel een einde zou kunnen worden gemaakt
door eenvoudig het afrijden van de Kippenbrug naar de zijde
van den Apothekersdijk en van den Stillen Rijn te verbieden
Dan toch zouden wij, indien dit mogelijk bleek, de Commissie
voor de Strafverordeningen hebben willen uitnoodigen een
aanvulling van de verordening op de straatpolitié met zulk
een verbod te willen ontwerpen. Een nader onderzoek heeft
intusschen aangetoond dat een dergelijk verbod, behalve het
groote ongerief, dat het voor het verkeer zou opleveren met
het oog op de marktbeweging aan beide zijden van de brug,
nog bovendien het eene gevaar slechts uit den weg zou ruimen
om er gelijkertijd een ander mee in het leven te roepen.
Immers het rijverkeer dat dan niet meer over de Kippenbrug
zou kunnen gaan, zou zijn weg moeten nemen over de Boom-
markt langs Kort Kapen'burg en Borstelbrug naar den Apothe
kersdijk. Het gevolg zou dus zijn een zeer belangrijke toe
neming van het gerij langs de meisjesschool 1e klasse, maar,
wat erger is, ook bij den uitrit van de Boom markt naar het
Kort-Rapenburg, waar de daar aanwezige scherpe hoeken, die
het gezicht belemmeren, reeds nu gevaar voor botsingen
opleveren. Het gaat zeker niet aan dit gevaar zonder nood
zaak nog te vergrooten.
Het eenige wat dus te doen overblijft is verbetering van
den noordelijken vleugel van de Kippenbrug zelf. De com
missie van fabricage zou nl. den noordelijken afrit van de brug
aan weerskanten van een driehoekigen vleugel willen voorzien,
waardoor de voerlieden onmiddelijk in schuine richting van
de brug kunnen afrijden. Wel bestaat er bij die commissie
nog geen eenstemmigheid omtrent de vraag, of ook niet wel
standshalve de zuidelijke vleugel van de brug op deze wijze
zou moeten worden verbreed, maar waar het afrijden van de
brug aan deze zijde nimmer gevaar heeft opgeleverd en de
kosten van uitvoering van het werk daardoor bijna zouden
verdubbelen, meenen wij dat dit welstandsargument niet zoo
veel gewicht in de schaal mag leggen, dat men alleen daarom
ook den zuidelijken vleugel zou moeten verbreeden.
Wordt nu, overeenkomstig de plannen van den Directeur
van Gemeentewerken, de noordelijke afrit aan weerskanten
van een driehoekigen vleugel voorzien, dan zal dat werk een
uitgave vereischen van f 1800,—. Immers lantaarns en
leuningen zullen moeten worden verplaatst, de walmuur ver
hoogd, de afritten verstraat, enz, terwijl bovendien de gasbuis
Van het Hoofdbestuur van het hier ter stede gehouden
XXXe Nederlandsch Taal- en Letterkundig Congres ontvingen
wij bericht, dat aangezien het nadeelig saldo van de rekening
van het congres het bedrag van het bijeengebrachte waar
borgfonds overtreft, ten volle over de door U bij Raadsbesluit
van 25 Mei 1.1. toegezegde bijdrage uit de gemeentekas moet
worden beschikt.
Ten einde dus tot de uitkeering van het door de gemeente
toegezegde bedrag van f 2000,te kunnen overgaan (Zie
Ingekomen Stukken van dit jaar n°. 130) geven wij U in
overweging, door vaststelling van nevensgaanden suppletoiren
begrootingsstaat, genoemd bedrag, dat uit de hoogere op
brengst der marktgelden kan worden gevonden, te onzer
beschikking te stellen.
Aan den Gemeenteraad.
Burg. en Weth. van Leiden.
No. 308.
Leiden, 18 December 1908.
In overleg met den Arrondissements-Schoolopziener, na in
gewonnen bericht van het Hoofd der school, hebben wij de
eer U de navolgende voordracht aan te bieden voor de be
noeming van een onderwijzer met verplichte hoofdakte aan de
openbare school der 4e klasse N° 2, ter vervulling van de
vacature ontstaan, door de benoeming van den heer S. de Braak
tot onderwijzer aan de Jongensschool 2e klasse:
1°. W. FRIDSMA, onderwijzer aan de openbare lagere
school der 3e klasse N°. 6 alhier;
2°. G. MEULENBERG, onderwijzer aan de openbare
lagere school te Heiukenszand
3°. L. VAN ASPEREN, onderwijzer aan de openbare
lagere school der 4e klasse N° 1 alhier.
Onder mededeeling. dat het advies van den Arrondissements-
Schoolopziener en het bericht, van het Hoofd der school in de
Leeskamer ter inzage liggen, verzoeken wij U thans tot de
benoeming over te gaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 309.
Leiden, 22 December 1908.
Onder overlegging van nevensgaand verzoek van G. S. Valk
en van het naar aanleiding daarvan uitgebracht advies van het
hoofd der betrokken school, hebben wij de eer U in overwe
ging te geven aan den heer G. S. Valk op zijn verzoek, met
ingang van 1 Februari 1909, eervol ontslag te verleenen uit
zijne betrekking van onderwijzer met verplichte hoofdakte aan
de openbare school der 4e klasse No. 2 alhier.
Aan den Gemeenteraad. Bung, en Weth. van Leiden.
Leiden, 19 December 1908.
In antwoord op Uw verzoek van 17 December No. 10/670,
om te dienen van bericht en raad omtrent het bijgaand