DONDERDAG 19
NOVEMBER 1908.
225
kadastrale huurwaarde, door het aantal woningen gedeeld,
niet hooger is dan ƒ100.
Fokker.
en een van den heer Roem, luidende als volgt:
Ondergeteekenden stellen voor art. 7 van de verordening
regelende de heffing van eene belasting wegens gebouwde
eigendommen aan te vullen met:
a. woningen welke eene kadastrale huurwaarde hebben van
minder dan een honderd gulden.
J. Roem.
Aan de orde is alsnu:
I. Onderzoek van de geloofsbrieven van de nieuw benoemde
raadsleden J. Hartevelt Azn. en J. J. van Hoeken.
De Voorzitter. Mag ik de heeren Fockema Andreae, Aal-
berse en Pera uitnoodigen de geloofsbrieven te onderzoeken?
Totdat dit onderzoek geëindigd zal zijn, schors ik de ver
gadering.
De vergadering wordt heropend.
De heer Fockema Andreae. M. d. V. De Commissie heelt
de geloofsbrieven van de heereri J. Hartevelt Azn. en J. J. van
Hoeken onderzocht Het is gebleken, dat de vereiscbte stukken
zijn overgelegd en dat de benoemden voldoen aan de eischen
en zich niet bevinden in een geval van eenige uitsluiting. Zij
concludeert dus tot toelating van de beide heeren.
De Voorzitter. Ik dank de heeren voor de genomen moeite
en stel voor, overeenkomstig de conclusie van het rapport te
besluiten tot toelating van de beide heeren J. Hartevelt Azn.
en J. J. van Hoeken tot leden van dezen Raad, na ommekomst
van den bij de wet bepaalden termijn.
Het voorstel tot. toelating van de heeren Hartevelt en van
Hoeken wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
aangenomen.
II. Benoeming van een Regentes van het H. G. of Arme
Wees- en Kinderhuis.
(Zie Ing. St. n°. 265).
De Voorzitter. Mag ik den heeren Kerstens, Driessen, A.
Mulder en Zwiers verzoeken het stembureau te vormen.
Wordt benoemd met 14 stemmen Mej. A. M. C. Verdam,
terwijl 11 stemmen worden uitgebracht op Mevr. A. H. G.
OvinkKoning en 1 biljet van onwaarde is.
111 Benoeming van een lid der Commissie tot wering van
schoolverzuim.
(Zie Ing. St. n°. 266).
Wordt benoemd met algemeene (26) stemmen de heer
L. G. van Dorp.
IV. Benoeming van een onderwijzer aan de school der 3e
klasse n°. 7.
(Zie Ing. St. n°. 271).
Wordt benoemd met algemeene (26) stemmen de heer
L. de Koning.
V. Benoeming van een onderwijzer aan de school der 4e
klasse n°. 1.
(Zie Ing St. n°. 272.)
Wordt benoemd met algemeene (26) stemmen de heer
G. Honselaar.
De Voorzitter. Ik dank de heeren stemopnemers voor de
genomen moeite.
VI. Rekening, dienst 1907, van het College van Vrouwen-
Kraammoeders.
(Zie Ing. St. n°. 268).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goed
gekeurd.
VII. Suppletoire staat van begrooting, dienst 1908, van het
Geref. Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis.
(Zie Ing. St. n°. 268).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goed
gekeurd.
VIII Begrooting, dienst 1909, van het Geref Minne-of Arme
Oude Mannen- en Vrouwenhuis.
(Zie Ing. St. n°. 268.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goed
gekeurd
IX. Voorstel tot verhooging van eenige posten der begrooting,
dienst 1908, waarvan de raming te laag is gebleken.
(Zie Ing. St. n°. 275).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan
genomen.
X. Verzoek van M. Splinter en F. van der Mark om ver
gunning tot demping van een gedeelte sloot langs den Hee
rensingel vóór de Heerenlaan.
(Zie Ing. St. n°. 276).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming con
form het praeadvies besloten.
XI. Voorstel tot het doen rooien en verkoopen van boomen.
(Zie Ing. St. n°. 277).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan
genomen.
XII. Verordening, regelende de heffing van eene belasting
wegens gebouwde eigendommen, die zelve of wier aanhoorig-
heden aan de openbare straten of wegen der gemeente belenden.
(Zie Ing. St n°. 267).
De Voorzitter. Zooals gebruikelijk, mijne heeren, worden
over deze verordening, ook in verband met punt 13 van de
agenda algemeene beraadslagingen geopend. Ik wil echter
als inleiding een enkel woord zeggen.
De algemeene beschouwingen loopen over de beginselen
van de verordening en dus ook over artikel 1. Daarin staat uit
gedrukt, dat in deze gemeente zal worden geheven een be
lasting op gebouwde eigendommen, enz. zooals de titel vermeldt.
Nu zou dus stemming moeten plaats hebben over dit artir
kei. Dat geeft eenigszins bezwaar, met het oog op artikel 20
van het reglement van orde, dat zegt, dat wanneer iets in
de vergadering is aangenomen, een voorstel om daarop terug
te komen, niet in behandeling kan komen, dan wanneer dat
op de convocatie is vermeld en verwerping van dat artikel
beteekent terugkomen van het vorig besluit betreffende de
motie-Meuleman.
Immers op de convocatie is niet vermeld, dat er een voor
stel is om terug te komen op dat beginsel. Strikt genomen
zou dus de deliberatie en a fortiori de stemming in strijd
zijn met het reglement. Toch geloof ik, dat de zaak hier
eenigszins anders is. Hier is een verordening voorgesteld,
waarin een artikel voorkomt, belichamende een beginsel, in
een vorige vergadering aangenomen. Afwijking van het
reglement van orde behoeft dus in letterlijken zin niet te
geschieden.
Het is ook uit ander oogpunt goed, dat deze zaak door mij
nog even in herinnering wordt gebracht. Wij loopen toch
allicht gevaar, over het beginsel van de verordening te veel
te gaan spreken, en in herhalingen te vervallen. Ik zou den
heeren, die over het beginsel van de verordening het woord
willen voeren, in overweging willen geven, zich te bekorten.
Ik kan wel begrijpen, dat er verschillende leden zijn, die, na
de agitatie, die bij adressen en in het Leidsch Dagblad tegen
de verordening op touw is gezet, behoefte gevoelen, met een
enkel woord rekenschap te geven van hun stem, maar men
gelieve daarbij te bedenken, dat het een zaak geldt, waarover
in de vorige raadszitting een beginsel-beslissing is gevallen,
en dat het houden van mate in deze in ieder geval zeer
aan te bevelen is.
Tegen het beginsel van de belasting, laat ik dat nog op
merken, is het moeilijk redeneeren. Men zou daarmede het
doel voorbijstreven, omdat de wetgever dat beginsel al reeds
in het leven geroepen heeft. Er zijn adressanten, die schijnen
te meenen, dat de Gemeenteraad deze belasting heeft uitgedacht,
maar ik wensch er nadrukkelijk op te wijzen, dat de wetge
ver deze belasting in het leven heeft geroepen en doelmatig
heeft geoordeeld. De wetgever heeft gemeend, dat deze belas
ting nuttig zou kunnen werken, naast den hoofdelijken omslag.
Wij stellen u dus niet iets voor, dat wij, speciaal voor onze
gemeente Leiden, zouden hebben uitgedacht, maar wij vragen
u alleen, of het voor deze gemeente doelmatig moet worden
geoordeeld, het beginsel dezer heffing hier toe te passen, zoo
als voorgesteld wordt.
Daaromtrent heeft de Raad in een vroegere vergadering
principiëel beslist. Ik wil, ook omdat in deze met het geschre
ven en met het gesproken woord van adressanten en anderen
de meening van Burgemeester en Wethouders geheel verdon
kerd is, even op den voorgrond stellen, waarom het College
van Burgemeester en Wethouders in meerderheid gelooft, dat
deze belasting hier moet worden ingevoerd. Niet omdat men
zoo gaarne belastingen invoert, maar eenvoudig uit nooddwang.
Wij meenden, dat het voorstel, in de vorige vergadering aan
genomen, om de buitengewone aflossing voor de Gasfabriek
tot op de helft te verminderen, daargelaten nog de ernstige be
denkingen tegen de zaak als zoodanig, minder dan een halve
maatregel was. En waar men beweerde, dat het tengevolge heeft,
dat het percentage van den hoofdelijken omslag zal worden
gebracht op 4.34 daar is dit toch een te rooskleurige
voorstelling van de werkelijkheid. Nadere berekening heeft aan
getoond, dat het percentage zou worden 4.82 dat is maar
0.2 beneden 5 Dit zijn voor de meerderheid van Bur
gemeester en Wethouders argumenten geweest, om met die