163 inwilliging van dit verzoek leiden zou. De Burgemeester toch verklaarde ons dat vervulling van den wenseh der vereeniging om aan alle agenten van politie een wekelijkschen rustdag te verstrekken der gemeente op een hoogere uitgave van 7000 a f 8000 'sjaars zou te staan komen; en wilde men zich beperken tot inwilliging van het concreete verzoek om den vrijen namiddag eens in de 12 dagen om te zetten in een vrijen dag, dat aan ook deze maatregel aan de gemeente jaarlijks nog bijna f 4000.— (immers f 3960.—1 zou kosten. En dit zonder dat in het eene of in het andere geval de wijziging in de dienstregeling ook maar in het minst aan de openbare veiligheid zou ten goede komen. Men zou voor die belangrijke uitgave uitsluitend bereiken, wat de vereeniging vraagt, meer vrijen tijd voor de politieagenten, niets meer. En dit nu acht het Hoofd der Politie niet noodzakelijk Want inderdaad valt over den hun gegeven vrijen tijd door de lagere politiebeambten hier ter stede niet te klagen. De agenten hebben jaarlijks 13 vrije Zondagen, 8 verlofdagen en boven dien om de 12 dagen een vrijen namiddag; vergeleken dus met andere gemeenten is de dienst hier ter stede niet zwaar. Hoe dit echter zij, wij herhalen dat het eerst verzoek bij Uwe Vergadering niet thuis behoort en stellen u dus voor het voor kennisgeving aan te nemen. Daarentegen zouden wij aan het tweede verzoek wel eenigs- zins willen tegemoet komen, zij het dan ook, dat het, zooals het daar ligt, ons niet voor inwilliging vatbaar schijnt. Het kan toch niet worden ontkend, dat de vereeniging door de stichting van haren Taal- en Vakcursus een nuttig doel nastreeft, welks bereiking ook aan het gemeentelijk politiecorps als zoodanig ten goede komt. Ook de belangen der gemeente worden dus, zij het indirect, door deze instelling van de ver eeniging gediend Een bijdrage in de kosten van dien cursus, voor het aanschaffen van wet- en studieboeken, is dan ook o. i. wel gerechtvaardigd. Toch zouden wij die bijdrage niet op de helft dei' kosten van den cursus willen bepalen, maar bijv. op f56.— 'sjaars en uitdrukkelijk zal daaraan de voorwaarde moeten worden verbonden, dat het volgen van den cursus ook aan de agenten- niet-lederj van de vereeniging kosteloos moet worden toegestaan. Want wel vermeldt het adres dat niet-leden der vereeniging de lessen kunnen volgen, maar het vergeet er bij te melden, dat dit alleen kan geschieden tegen betaling. Hiervan nu kan natuurlijk geen sprake meer zijn van het oogenblik af dat de gemeente den cursus subsidieert dan behoort hij op denzelfden voet open te staan voor alle agenten van politie, onverschillig of zij al dan niet lid zijn der vereeniging. Het derde verzoek achten wij al weder niet voor inwilliging vatbaar. Inwilliging .toch zou o i voeren op een gansch ver keerden weg. Adressante voert aan dat gezonde politie-agenten een belang zijn voor de gemeente en dat het verstrekken van versterkende middelen aan zieke agenten dus aan het dienst belang ten goede komt. Maar van welke categorie van ambte naren zou niet hetzelfde kunnen worden gezegd? Bovendien, wat hier beoogd wordt, is immers de taak der ziekenfondsen. Deze, waarvan alle politieagenten lid kunnen zijn, behooren op medisch voorschrift alles wat de zieke noodig heeft te verstrekken. Daarnaast schijnt ons een afzonderlijk fonds alleen voor leden van een bepaalde vereeniging niet noodig. Maar in ieder geval kan gemeentelijke steun aan zulk een fonds niet op zijn plaats zijn, omdat immers niet alle agenten lid der vereeniging zijn en dus ook niet van den steun der gemeente zouden genieten. Ook op dit deel van het verzoek meenen wij u dus afwijzend te moeten adviseeren. Op grond van het bovenstaande geven wij u dus in over weging aan de vereeniging van Bezoldigde agenten van Politie »Door Eendracht Saamgebracht" ten behoeve van den door haar opgerichten Taal- en Vakcursus tot wederopzeggens toe een jaarlijksche subsidie te verleenen van f 56.onder voor waarde dat ook niet-leden der vereeniging kosteloos aan de lessen zullen kunnen deelnemen, maar over igens heteerste deel van het verzoek voor kennisgeving aan te nemen en op het derde afwijzend te beschikken. Aan den Gemeenteraad. Burg en Weth. van Leiden. Aan den Edelachfbaren Raad der Gemeente Leiden. Geven eerbiedig te kennen, Gerrit van Putten en Hendrik Dorst, respectievelijk President en te Secretaris der Vereeni ging van Bezoldigde agenten van politie: „Door Eendracht Saamgebracht' gevestigd te Leiden, goedgekeurd bij Konink lijk Besluit van 13 Mei 1901, dat zij in opdracht van de op 22 September 1908 gehouden algemeene vergadering de eer hebben, het volgènde onder de aandacht van U Edelachtbaar College te brengen dat aan de agenten van politie te dezer stede tot heden nog geen vrije dag kon worden gegeven dat deze wel 13 vrije Zondagen per jaar genieten en eveneens om de 12 dagen een vrijen namiddag hebbendoch dat met het oog op het beperkt aantal agenten, deze vrije middag nog niet in een vrijen dag kon worden omgezet; dat het streven naar een wekelijkschen rustdag in alle ge ledingen der maatschappij wordt gesteund en algemeen wordt geacht te zijn een niet afvvijsbare eisch; dat echter in den thans bestaanden toestand reeds veel verbetering zou worden gebracht, indien de bestaanden vrije middag werd omgezet in een vrijen dag; dat zij Uwen Raad tevens verzoeken aan den door Bedoelde Vereeniging opgerichten „Taal- en Vakcursus'' een jaar lij ksche subsidie te willen toekennen tot een bedrag van 1li der kosten dat toch door de Vereeniging, van af 30 October 1907 tot en met 8 Juli 1908 ten behoeve van de taallessen is uitge geven een bedrag van f 53.45, welk bedrag voor 1908 nog dient te worden verhoogd met circa f 40.00 voor den tijd van af 8 Juli 1908 tot en met 31 December 1908; dat onder dien post ook is begrepen het salaris van den heer P. C. G. A. Wijkmans ten bedrage van f 50.00 per jaar dat volgens hun bescheiden meening, bedoelde lessen strek ken in het algemeen belang, om daardoor de agenten beter geschikt te doen zijn voor hunne gewichtige taak; dat zij hieraan nog wenschen toe te voegen, dat aan die lessen ook kunnen deelnemen, agenten welke geen lid zijn van bedoelde vereeniging; dat zij Uwen Raad eveneens meenen te moeten mededee- len, dat sinds de oprichting der Vereeniging tot op heden, door haar reeds voor een bedrag van f 163,70 is uitgegeven aan verschillende wetboeken, om daardoor de vakkennis harer leden te verhoogen, welke uitgaven huns inziens ook mogen worden beschouwd als te strekken in het algemeen belang; dat zij Uwen Raad verder meenen te moeten mededeelen dat door bedoelde Vereeniging sinds Februari 1907 is opge richt een ondersteuningsfonds, waaruit aan die leden, welke zulks, uitsluitend op medisch advies, behoeven, versterkende middelen worden verstrekt en dat de uitgaven, daaraan ver bonden, sinds 22 Februari 1907 tot en met 21 Augustus 1908 hebben bedragen de som van f 179.—, welk bedrag gevoeg lijk kan worden verhoogd met f 95,— welke voor dat doel reeds voor dien tijd zijn uitgegeven aan een ernstige zieke, waardoor het totaal bedrag, door hare Vereeniging dient te worden gebracht op f 274 00. dat zij, volgens hunne bescheiden meening mogen beweren, dat het verstrekken van versterkende middelen aan zieke agenten (leden), ten goede komt aan het dienstbelang, dat zij, tot hun leedwezen op einde Augustus dezes jaars met die verstrekking heeft moeten ophouden, om reden ernstige zieken, gedurende langen tijd versterkende middelen behoefden, waardoor de daarvoor bestemde kas van middelen werd ont bloot dat zij, in verband met de hierboven neergeschreven mee ning; dat het verstrekken van versterkende middelen aan zieke agenten het dienstbelang ten goede komt. Uwen Raad eerbiedig verzoeken, ten behoeve van bovenstaand fonds, een jaarlijks subsidie te mogen ontvangen ten bedrage van Vs der totaal daaraan uitgegeven gelden redenen, waarom ondergeteekenden, onder verwijzing naar nevensgaande memorie van Toelichting, zich beleefd tot Uw Achtbaar College wenden met het eerbiedig verzoek, in deze een goedgunstige beslissing te willen nemen. 't Welk doende Leiden, 30 September 1908. G. v. Putten, President. H. Dorst, Secretaris. N°. 298. Leiden, 30 November" 1908. In het verslag van het Bouw- en Woningtoezicht over het jaar 1907 wordt door Burgemeester en Wethouders op blad zijde 3 de opmerking gemaakt, dat het hun in verband met de door den Kantonrechter aan artikel 36 juncto artikel 88 der verordening op het bouwen en sloopen van den 12den October 1905 gegeven uitlegging noodzakelijk voorkomt, ar tikel 88, 2e lid dier verordening zoodanig aan te vullen, dat niet langer verschil van meening kan bestaan, wat als »woning" moet worden beschouwd en tevens artikel 36 aan te vullen met het voorschrift, dat ook onder een winkel een steenen onder- vloer moet worden aangebracht. De Kantonrechter toch is, gelijk ook Uwe Vergadering be kend is (zie lng. St. n°. 129 van 1907j, op grond van de bij artikel 88, 2e lid der verordening van het begrip «woning" gegeven uitlegging, van oordeel, dat, waar artikel 36 uitdruk kelijk spreekt van de benedenverdieping van een woninghet voorschrift van dat artikel niet van toepassing kan zijn op het voor winkel bestemde gedeelte van een perceel. Daargelaten de vraag, of des Kantonrechters opvatting juist is, nu deze, voor een tweede maal, zij het ook wegens

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1908 | | pagina 9