160
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
De ondergeteekende, stadsgenees- en heelkundige heeft door
dezen de eer U te verzoeken hem in zijn betrekking van
stads genees- en heelkundige te willen bestendigen.
Hetwelk doende enz.
Leiden, 23 Octobei 1908. Dr. W. Th. M. Weebers.
N°. '295. Leiden. 28 November 1908.
Door de Plaatselijke Schoolcommissie werd ons gewezen op
de noodzakelijkheid dat voor sommige leeraren van de
Kweekschool voor Onderwijzers en Onderwijzeressen tot een
verhooging van wedde zou worden overgegaan. Een algemeene
verhooging voor het leerarenpersoneel dier inrichting acht zij
niet noodig, omdat de leeraren, die ook aan andere inrich
tingen onderwijs geven, reeds gedeeld hebben in de verhoo-
gingen, welke aan die scholen zijn toegekend. Maar voor de
vaste leeraren der Kweekschool mag, meent zij, verhooging
niet langer uitblijven. Eensdeels toch wordt hun arbeid thans
niet voldoende beloond, anderdeels is er, na de verbeteringen
welke er in den laatsten tijd in de positie der onderwijzers
bij het lager onderwijs zijn gebracht, een wanverhouding
tusschen hunne jaarwedden en die van die onderwijzers ont
staan En verhooging van de wedden dier vaste leeraren is
te meer noodig, omdat zonder dat niet licht door goede
krachten in eventueele vacatures zal kunnen worden voorzien.
Thans bedraagt het salaris van alle leeraren aan de Kweek
school (met uitzondering van den Directeur, de leeraren in
teekenen en gymnastiek en de leerares in de handwerken)
75,per wekelijksch lesuur. De schoolcommissie wenscht
daaraan nu toe te voegen voor de leeraren Oberman en Dr.
Taverne en voor de leerares Mej. Longepee een vaste bezol
diging van ƒ200,— per jaar, tweemaal, telkens na vier jaren
dienst, te verhoogen met 100,met dien verstande dat
voor de tegenwoordige titularissen de reeds verloopen dienst
tijden dadelijk in rekening zullen worden gebracht bij de
berekening van hunne nieuwe wedde.
De heer Oberman toch, leeraar in het Nederlandsch en
Hoogduitsch heeft wekelijks 32 lesuren, welk aantal gevoege
lijk met 6 uren voor correctie kan worden verhoogd. Toch
bedraagt zijn wedde slechts 2400.Dr. Taverne, leeraar
in de Natuurkunde, Wiskunde en Wiskundige Aardrijkskunde,
geniet bij 24 lesuren een wedde van 1800.en Mej.
Longepee, leerares in de Geschiedenis en Aardrijkskunde, bij
18 lesuren een wedde van 1350.—. Alle salarissen, die toch
inderdaad te laag moeten worden geacht voor leeraren, die geen
andere betrekking bekleeden, en dit vooral wanneer men tevens
rekening houdt met de diensten welke daarvoor moeten worden
gepraesteerd. Worden nu evenwel deze wedden overeenkomstig
bovenstaand voorstel gewijzigd, dan zal de bezoldiging in het
eerstvolgend jaar worden verhoogd, voor den heer Oberman
met 300.en voor Dr. Taverne en Mej. Longepee, ieder
met 400.—
Ook ten aanzien van den Directeur acht de commissie
wijziging van de verordening op de Kweekschool wenschelijk.
Ook hier toch bestaat een wanverhouding tusschen het genoten
salaris en den arbeid, die verlangd wordt. Hier echter behoort,
zegt de commissie, die wanverhouding te worden weggenomen,
niet door verhooging van het salaris, maar veeleer door ver
mindering van het aantal lesuren. Immers het salaris, berekend
naar art. 6 der verordening, bedraagt thans 3200 (een
vast salaris van ƒ1700.(-20 wekelijksche lesuren a ƒ75. -
en is dus gelijk aan dat van de Directeuren der Rijkskweek
scholen. Verhooging dezer bezoldiging is daarom niet nood
zakelijk. Maar wel is, wanneer men rekening houdt met den
zeer omvangrijken arbeid, die van den Directeur ook als zoo
danig gevorderd wordt, een aantal van nog bovendien 20
lesuren per week te groot. De commissie zou daarom den
Directeur ontheven willen zien van de 7 uren, waarin hij les
geeft in de algebra, en niettemin zijn salaris onveranderd
willen laten De regeling in de verordening moet dus dan
zoo worden dat de wedde van den Directeur bedraagt ƒ3200.
maar dat hij verplicht is tot het geven van een maximum aantal
lesuren van 13 per week. Voor de lessen in de algebra zal dan
naar de commissie meent, wel een geschikt persoon kunnen
gevonden worden, die bereid is die lessen als bijbetrekking te
geven tegen een salaris van 75per jaar per wekelijksch
lesuur.
In de derde plaats trok de lage bezoldiging van Mej. Pel
de aandacht der commissie. Mej. Pel geett les in de hand
werken en ontvangt daarvoor slechts 50'sjaars per
wekelijksch lesuur. Bedenkt men nu welk een groote verant
woording op Mej. Pel rust, die hare leerlingen moet opleiden
tot een zelfstandige acte, dan is dit salaris te laag. De com
missie wenscht het daarom verhoogd te zien tot ƒ75.—
per uur.
Eindelijk merkt de commissie nog op dat te zijner tijd,
wanneer de tegenwoordige titularis moet worden vervangen,
de bezoldiging van den leeraar in het schoonschrijven ge
voegelijk van 75.op ƒ50.per wekelijksch lesuur kan
worden teruggebracht. Immers ook de leeraar in dit vak aan
de H. B. S. voor Jongens ontvangt slechts dit laatste bedrag
en dit kan dan ook inderdaad voldoende geacht worden.
Worden nu de bovenaangegeven salaris-wijzigingen met
ingang van 1 Januari a.s ingevoerd dan zal dit over het volgend
dienstjaar een hoogere uitgave meebrengen van ƒ1875 n.l.
ƒ1100.— voor de heeren Oberman en Dr. Taverne en Mej.
Longepee. ƒ250 voor Mej. Pel en 525.voor een nieuwen
leeraar in de algebra. Van dat bedrag komt echter weer
ƒ912 50 als rijkssubsidie in de gemeentekas terug, zoodat de
hoogere lasten voor de gemeente zullen bedragen ƒ962.50.
Ten slotte mag hier de mededeeling niet achterwege blijven
dat de schoolcommissie de tegenwoordige regeling, ook nadat
daarin de bovenaangegeven wijzigingen zullen zijn gebracht,
allerminst bevredigend acht. Op den duur, zegt zij, zal een
algeheele herziening moeten plaats vinden, waarbij grondslag
der regeling zal moeten zijn een vaste bezoldiging voor de
vaste leeraren, met een verplicht aantal lesuren en afzonder
lijke bezoldiging alleen van die lessen, welke boven dat
verplicht aantal gegeven worden. Een dergelijke regeling echter
eischt nauwgezette voorbereiding en rijp overleg. Eu waar
nu verbetering van de bezoldiging voor de genoemde leeraren
niet langer mag uitblijven, meent zij voorloopig met het thans
voorgestelde te kunnen volstaan.
Overeenkomstig de voorstellen der commissie, waarmede wij
ons gaarne vereenigen, geven wij u dus thans in overweging tot
de vaststelling van de navolgende verordening over te gaan.
VERORDENING, houdende wijziging van de Verordening
van 10 April 1902 (Gem. BI. n°. 8) voor de Kweek
school voor Onderwijzers en Onderwijzeressen.
Artikel 1.
Art. 6 van bovengenoemde verordening wordt gelezen als
volgt
De jaarwedde van den Directeur bedraagt 3200.— Hij
is verplicht tot het geven van ten hoogste 13 lesuren
per week.
De jaarwedde der overige leeraren, met uitzondering van
die voor het teekenen en de gymnastiek, bedraagt zooveel
maal ƒ75,'sjaars, als zij wekelijks uren les geven.
De leeraar in het Nederlandsch en Hoogduitsch, die in de
Natuurkunde, Wiskunde en Wiskundige Aardrijkskunde en
die in de Geschiedenis en Aardrijkskunde ontvangen boven
dien een vaste bezoldiging van 200.per jaar, welk bedrag
tweemaal, telkens na 4 jaar dienst als zoodanig, met 100.
wordt verhoogd.
De bezoldiging van de leeraren in teekenen en gymnastiek
wordt bij afzonderlijke verordening geregeld.
Art. 2.
Deze verordening treedt in werking op 1 Januari 1909.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 296. Leiden, 2 December 1908.
Aan het slot van de vorige raadszitting werd u alsnog een
praeadvies toegezegd omtrent het voorstel Fokker tot wijziging
van art. 1 van de door ons ingediende verordening tot wijziging
van de verordening op de heffing van een plaatselijke directe
belasting, alsmede omtrent het aan het slot dier vergadering
ingediende voorstel van den heer Roem om art. 15 der ver
ordening eenigszins anders te lezen. Beide voorstellen zijn
hierachter afgedrukt.
Sedert kwam nog een ander voorstel van den heer Fokker
in. Thans toch biedt hij Uwe Vergadering een verordening
ter vaststelling aan, waarin nevens de wijziging, welke in zijn
bovenbedoeld voorstel is belichaamd, tevens eene nieuwe
klassenindeeling is opgenomen. Ook dit voorstel en de daarbij
behoorende toelichting doen wij hierachter afdrukken. En
spoedshalve zullen wij ook dit nieuwe voorstel in ons
praeadvies betrekken.
Kortelijk samengevat beoogen de beide voorstellen van den
heer Fokker het volgende:
1°. niet-aftrek, ten einde tot de berekening van het zuiver
inkomen te geraken, van de door Rijk, Provincie en andere
publiekrechtelijke lichamen geheven belastingen;
2°. verenging van de klassen, waarin de belastingschuldi
gen zich indeelen, in dier voege dat ook na de 22e klasse
iedere volgende klasse zich zal uitstrekken over inkomens die
niet meer dan ƒ400.verschillen.