Aug. L. Reimeringer.
158
een garantie van rente en aflossing van de te sluiten 4% 's
obligatielening van 8300.zou kunnen worden veranderd.
Immers, hoewel niet waarschijnlijk, was het toch niet on
mogelijk, dat die commissie op grond van het door haar in
te stellen onderzoek tot de conclusie zou komen, dat het
offer, dat de gemeente bij het verleenen der rentegarantie
zou hebben te brengen, niet noemenswaard van dat eener vaste
subsidie van 800.;zou verschillen, en dat dus zonder
bezwaar op het verzoek der vereeniging kon worden ingegaan.
Het door de commissie aan ons uitgebracht rapport hebben
wij thans de eer u hierbij over te leggen.
De commissie stelt daarin op den voorgrond dat zij op
grond van bij de Leidsche Zwemclub ingewonnen inlichtingen
de raming der ontvangsten als vrij nauwkeurig meent te kun
nen aanvaarden. Wel hadden daaromtrent meerdere gegevens
kunnen worden verstrekt, maar gegronde redenen om aan
de betrouwbaarheid dier raming te twijfelen waren er niet.
Daarentegen heeft zij ernstig bezwaar om de raming der
uitgaven, zooals zij daar ligt, te aanvaarden. Immers de com
missie mist onder de uitgaven een post voor afschrijving. Wel
is daar uitgetrokken een post voor aflossing der leening van
f 500.maar aangezien de oprichtingskosten, zonder aan
koop van terrein, gerekend worden op f 29000,zou op die
wijze eerst na 58 jaar de inrichting op schoon staan. Dezen
termijn nu acht de commissie voor inrichtingen, die aan zoo
sterke waardevermindering bloot staan, te lang. en zij meent
daarom dat jaarlijks 5% van de stichtingskosten d.i. f 1450
behoort te worden afgeschreven. Onder dit bedrag is dan
echter reeds begrepen de som van f 500,welke voor aflos
sing is uitgetrokken, zoodat de uitgaven alsnog wegens afschrij
ving met f 950,zouden moeten worden verhoogd. Het na-
deeïig saldo zou dan echter van f 875,tot 1825.stijgen,
zoodat de gemeente in het eerste jaar het volle door haar
aan rente en aflossing gegarandeerde bedrag van f 1820,—
zou hebben te betalen.
Uit deze beantwoording van de eerstgestelde vraag volgt
van zelf reeds hoe die van de tweede zal luiden.
Aanvaarding van de verplichting tot garantie van rente en
aflossing zou voor de gemeente te bezwarend kunnen worden
en in geen geval wil daarom de commissie het aanvankelijk
door de gemeente ingenomen standpunt verlaten.
Ons college kan zich met dit advies der commissie van finan
ciën volkomen vereenigen. Want al moge nu misschien een
jaarlijksche afschrijving van 5% wanneer men bedenkt, dat
tevens ieder jaar f 400,aan onderhoud zal worden besteed,
voor een inrichting als deze wat hoog zijn, aan den anderen
kant is een tijdperk van 58 jaar, alvorens de stichtingskosten
geheel zouden zijn afgeschreven, zeker veel te lang. En in
ieder geval zal dus, ook indien men mag aannemen,
dat de ontvangsten en uitgaven niet zullen tegenvallen,
jaarlijks aanzienlijk meer dan de toegezegde subsidie van
ƒ800.moeten worden bijgepast. Bedenkt men dan verder,
dat deze som eerst na rijp overleg door Uwe Vergadering
werd aangenomen als de maximum-bijdrage, welke de gemeente
zich in de exploitatie-kosten van een zweminrichting zou
mogen veroorlooven, dan gaat het zeker niet aan nu een
besluit te nemen, dat tot voor de gemeente onzekere, maar
zeer waarschijnlijk ook veel bezwarender uitkomsten zou leiden.
Geheel afgescheiden dus van het overgelegde plan, omtrent
welks mérites thans in geen nader onderzoek behoeft te worden
getreden en ons uitsluitend bepalende tot de financiëele zijde
van het door de Leidsche Zwemclub tot Uwe Vergadering
gericht verzoek, geven wij U in overweging op dat gedeelte
van het verzoek afwijzend te beschikken en uwe beslissing
omtrent het tweede gedeelte van het verzoek vooralsnog op
te schorten, in afwachting van een nader bericht der vereeniging
of het alsnog in haar voornemen ligt tot de uitvoering van het
door haar ingediende plan, ook wanneer de gemeentelijke
subsidie niet hooger is dan 800,over te gaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, den 6en October 4908.
Naar aanleiding van uw schrijven ad. 48 September j. 1.
heeft de Commissie van Finantiën het volgende te berichten:
Uw College vraagt baar advies over de navolgende punten:
4°. Kan de begrooting van ontvangsten, gelijk zij in een
der bijlagen is opgenomen, naar uwe meening aannemelijk
worden geacht?
2°. Zou naar uwe meening zonder bezwaar de door de
gemeente in uitzicht gestelde jaarlijksche subsidie van
f 800.— kunnen worden veranderd in eene gerantie van
rente en aflossing van de te sluiten 4% obligatie-leening,
groot 33000
Ter beantwoording der eerste vraag heeft de Commissie
zich doen voorlichten door het Bestuur der «Leidsche Zwem
club." Uit zijne toelichting, die als bijlage hiernevens gaat,
bleek het de Commissie, dat de raming der ontvangsten voor
wat zij de dagelijksche exploitatie zou willen noemen, haar
vrij nauwkeurig voorkomt, al ontkent zij niet, dat de toe
komst tegen kan vallen. Een meer beslist oordeel had zij
kunnen uitspreken, indien het Bestuur kon overleggen een
lijst van hen, die zich voorloopig tot een abonnement ver
bonden.
Toch achtte zij de begrooting in haar geheel niet aan
bedenking onderhevig. Immers zij miste daarop een post van
afschrijving op de gebouwen. Wel komt er een post van
aflossing op voor van 500 en een van onderhoud van 400,
maar zij acht dat deze cijfers de noodzakelijke afschrijving
niet dekken.
Wat het laatste betreft, meent zij dat dit bedrag voor het
gewone onderhoud wel noodig zal zijn.
Waar inrichtingen als deze aan sterke vermindering bloot
staan, acht zij een afschrijving tot een bedrag van ten
hoogste vijf procent per jaar wel noodzakelijk, wat op de
uitgaven een post van f 950 zou brengen, immers de stich-
tingswaarde der gebouwen bedraagt f 29000. (5% van
29000 is 1450, dit bedrag verminderd met 500 voor
aflossing bestemd geeft 950).
Waar de begrooting rekent op een ont vangst der gemeente
van 875, zou dit bedrag bij aanvaarding der gemelde afschrij
ving met 950 vermeerderd dienen te worden en zou er bij de ge
raamde ontvangsten der dagelijksche exploitatie, door de
gemeente bijgepast moeten worden een bedrag van 1825.
Wat de beantwoording der tweede vraag betreft, maakt de
Commissie op, dat het Bestuur der «Leidsche Zwemclub"
zich voorstelt een leening te sluiten van 33000 a 4% en
deze af te lossen in jaarlijksche bijdragen van 500. Het
eerste jaar zal het dus te betalen hebben aan rente en af
lossing 1820, welk bedrag elk jaar door vermindering der
hoofdsom met f 20 afneemt.
Wanneer de gemeente derhalve rente en aflossing garan-
randeert, zal zij hoogstens een bedrag van 1820 te betalen
hebben.
Uit de beantwoording der eerste vraag blijkt voldoende,
dat wanneer de gemeente rente en aflossing garandeert, zij
ook elk jaar het maximum-bedrag in dezen zal moeten bij
passen.
Waar het Bestuur der «Leidsche Zwemclub" zich blijkens
haar schrijven op het standpunt plaatst, dat het slechts de
exploitatie heeft ie leiden en de gemeente het risico heeft te
drageneen standpunt dat een verkapte gemeentelijke
exploitatie inhoudt en de finantiën der gemeente voor dit deel
in handen zou stellen van derden, die niet aan de gemeente
verantwoordelijk zijn rekent het Bestuur blijkbaar in den
zelfden zin wat de steun der gemeente betreft als de Com
missie hierboven heeft ontvouwd.
Met het oog op bovenstaande en lettende op het raads
besluit van 26 Maart j. 1., waarbij de raad zich uitsprak tegen
een exploitatie eener zweminrichting van gemeentewege en
een gemeentelijke subsidie van f 800 'sjaars aan een derge
lijke particuliere onderneming in uitzicht stelde, heeft de
Commissie van Finantiën de eer U te adviseeren;
1° in geen geval den Raad in overweging te geven eene
garantie van rente en aflossing in deze voor te stellen
2° niet verder te gaan dan de in uitzicht gestelde jaar
lijksche subsidie van f 800, waarbij zij adviseert deze te
verleenen tot wederopzegging.
De Commissie van Finantiën.
J. C. Zaalberg Jz.
J. P. Vergouwen.
Aan Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leiden.
Leiden, 15 September 1908.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen: de Vereeni
ging «De Leidsche Zwemclub," goedgekeurd bij Koninklijk
Besluit van 13 Juli '08 Stbl. no 201, dat zij,
kennisgenomen hebbende van het besluit van Uw College,
genomen in Uwe Vergadering van 26 Maart 1908, om, naar
aanleiding van een request van ingezetenen van Leiden, in
uitzicht te stellen aan eene eventueel op te richten vereeni
ging aan welke rechtspersoonlijkheid zal zijn verleend, eene
jaarlijksche subsidie van 800 in de kosten van exploitatie
van eene door haar op te richten zweminrichting, wanneer
de plannen dier inrichting vooraf door het College van Bur
gemeester en Wethouders van Leiden zullen zijn goedgekeurd
en onder de nader door Uw College aan de eventueel te
verleenen subsidie te verbinden woorwaardenen aan de hand
van het, naar aanleiding van voornoemd request, door het
College van Burgemeester en Wethouders van Leiden uitge
brachte preadvies,
heeft rondgezien naar een terrein, geschikt tot het oprich
ten eener zwemschool voor betalende bezoekers,
dat haar daartoe zeer geschikt voorkomt het terrein gele-