DONDERDAG 29
OCTOBER 1908.
205
diep overtuigd, dat, waar Leiden overigens niet zoo heel veel
aantrekkelijks voor den vreemdeling heeft, juist op dat gebied
de aantrekkelijkheid groot is en groot behoort te zijn. Dat
veel gevoeld wordt voor de hygiëne blijkt wel uit de spuiing
der grachten en uit de pogingen om den hygiënischen toe
stand in het algemeen te verbeteren.
Hoe dit ook zij, de geachte spreker zal er wel van doordrongen
zijn, dat wij er steeds op uit zijn om er met hem naar te
streven de draagkracht in de gemeente te verhoogen en het
verblijf in de gemeente zóó aanlokkelijk te maken, dat zich
hier ook gegoede ingezetenen komen veëtigen.
Wat de opmerking van den heer Fokker betreft omtrent
de late behandeling van de begrooting, dit is eene grief, vorige
jaren ook reeds door hem geuit maar waaraan moeielijk is
tegemoet te komen. Het is toch telkens gebleken, dan wan
neer wij op een anderen dag willen vergaderen dan op Don
derdag, allerlei bezwaren worden geopperd. Een lid kan niet
op Maandag, een tweede niet op Zaterdag, een derde niet op
Woensdag, maar Donderdag, zegt men, is de dag. Zouden wij
dan den voorlaatsten Donderdag van de maand moeten nemen
Maar dan is in den regel de begrootingsarbeid nog niet zoo
ver gevorderd. De heeren hebben dan nog niet genoeg gele
genheid gehad om het antwoord van Burgemeester en Wet
houders te bestudeeren. Er blijft dus niets anders over dan
voor de behandeling der begrooting den laatsten Donderdag
van October te bestemmen, want hoewel er geen straf op
gesteld is, stellen wij er toch prijs op en vinden het regel
matig om de begrooting, volgens het voorschrift der gemeente
wet, te behandelen vóór 1 November.
Wat betreft de opmerking van den heer Fokker omtrent
het karakter van dp Commissies van Bijstand, hetgeen hij
daaromtrent in het midden heeft gebracht, kan in theorie
weinig bestrijding vinden. Maar ik vraag, welk bezwaar kan
praktisch worden aangevoerd tegen de nu gevolgde handel
wijze? Dat de Commissie voor de Gasfabriek gelegenheid
heeft om den Directeur van Gemeentewerken te hooren en
van hem alle inlichtingen te ontvangen, is dit eene regeling
die bezwaar kan medebrengen Ik geloof het niet. Dat de
Commissie voor Endegeest en Rhijngeest het voorrecht heeft
een technicus in haar midden te hebben, kan zeker niet als
een grief worden beschouwd tegen het karakter van de
Commissie van Bijstandhet is integendeel een voordeel. Ik
geloof, dat de toestand hier zoo is, dat rekening houdende
met de praktijk, aan die praktijk de voorkeur behoort te
worden gegeven boven de theorie. Dit ook in antwoord aan
hetgeen de heer Roem te dezen aanzien heeft gezegd.
Wat de opmerking betreft aangaande den Controleur van
Belastingen, ik geloof, dat de slotsom is, dat de Controleur
in deze lof verdient, en dien lof wil ik zeer gaarne hier
voor dezen ambtenaar aanvaarden.
De heer Fokker. M. d. V. Het was ook niet mijne bedoe
ling om een anderen dag voor de behandeling der begrooting
te nemen, maar aan mijn bezwaar ware tegemoet te komen
door eene andere regeling. Wanneer bijv. de behandeling in
de afdeelingen een week vroeger werd begonnen, en het
antwoord van Burgemeester en Wethouders dan evenzeer
een week vroeger aan den Raad werd toegezonden, dan kon
ook met de behandeling in openbare zitting een week vroeger
worden begonnen.
U hebt mij waarschijnlijk verkeerd verstaan, wanneer u
meende van mij te hebben gehoord, dat ik het als een grief
beschouwde, dat in de Commissie voor Endegeest of Rhijngeest
een technicus zitting had. Wanneer alle commissies op elk
gebied een technicus in hun midden konden hebben, dan zou
zij nog beter aan hun doel beantwoorden, maar dit is nog
geen argument om den bestaanden toestand te verdedigen.
Men vergete niet, dat zulk een technicus geen verantwoorde
lijkheid heeft. Wanneer men een rapport ontvangt, waarvoor
de Commissie van Endegeest de verantwoordelijkheid draagt,
dan zal de technicus in die commissie zich toch niet de
verantwoordelijkheid laten aanleunenravoor de technische zaken,
welke in dat rapport worden behandeld. En in technische
zaken mag men daarentegen van de rapporten van Fabricage
wèl de volle verantwoordelijkheid eischen.
De heer Roem. M. d. V. Men moet niet vergeten, dat door
de tot nogtoe gevolgde handelwijze, de aantrekkelijkheid om
lid te worden of te blijven van de Commissie van Fabricage
grootendeels verloren gaat. Wat heeft die commissie nu te
doen? Zij heeft nu alleen te behandelen zaken betreffende
riolenaansluiting, beerputten enz.; al het overige gaat buiten
haar om.
De Voorzitter. Ik wil dit alleen nog opmerken aan den
heer Fokker, dat het niet aangaat er Burgemeester en Wet
houders een verwijt van te makendat zij de begrooting zoo
laat aan de orde hebben gesteld, wanneer zij 14 dagen na
het ontvangen van het algemeen verslag der afdeelingen daar
over rapport uitbrengen, en 14 dagen daarna de vergadering
voor de begrooting houden. De leden hebben alzoo 14 dagen
den tijd gehad om de zaak te bestudeeren. Gingen wij dezen
tijd inkorten, dan zouden er vrij wat bezwaren voor den dag
komen.
Wat betreft de opmerking van den heer Roem, het geachte
lid moet zelf beoordeelen, of de Commissie van Fabricage
voor hem aantrekkelijk blijft, als zij niet geraadpleegd wordt
voor Endegeest en Rhijngeest. Ik voor mij beschouw den werk
kring van de Commissie van fabricage toch reeds van zeer
belangrijken aard en Burgemeester en Wethouders stellen
steeds veel prijs op haren steun.
Eéne zaak moet ik echter nog rectificeeren. De heer Roem
heeft gezegd, dat de Directeur van Gemeentewerken aan de
Commissie van Fabricage verantwoording schuldig is en hij
heeft er bijgevoegd, dat hij als lid van die Commissie geen
verantwoordelijkheid wil dragen voor werken der Gasfabriek
en op Endegeest en Rhijngeest. Maar de Directeur is alleen ver
antwoording schuldig aan Burgemeester en Wethouders en
aan den Raad, en ten opzichte van de genoemde werken
staat hij buiten de Commissie. Hij is deswege niet verant
woording schuldig aan de Commissie van Fabricage.
De algemeene beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel van den heer Juta c.s. wordt in stemming ge
bracht en met 18 tegen 9 stemmen aangenomen.
Vóór stemmen de heerenFokker, Reimeringer, Bots, P. J.
Mulder, van der Eist, van der Lip, Sijtsma, Juta, Pera, Ver
gouwen, van Tol, van Hamel, Roem, Aalberse, Zaalberg, de
Vries, Timp en Driesseri.
Tegen stemmen de heeren: Zwiers, Eerstens, Bosch, van Gru
ting, Korevaar, Briët, Meuleman, de Boer en Fockema Andreae.
De motie van den heer Meuleman wordt in stemming ge
bracht en met 16 tegen 11 stemmen aangenomen.
Vóór stemmen de heerenFokker, Zwiers, van der Eist, van der
Lip. Eerstens, Bosch, Vergouwen, van Tol, van Gruting, Roem,
Aalberse, Korevaar, Briët, Zaalberg, Meuleman en de Boer.
Tegen stemmen de heeren: Reimeringer, Bots, P. J. Mulder,
Sijtsma, Juta, Pera, van Hamel, de Vries, Timp, Driessen en
Fockema Andreae.
De Voorzitter. Thans komen in behandeling de uitgaven.
De volgnrs. 62 en 63 worden achtereenvolgens zonder be
raadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgn. 64, luidende^Jaarwedde van den
Secretaris4000".
De Voorzitter Hierbij komt in behandeling het voorstel
om Gedeputeerde Staten uit te noodigen de jaarwedde van
den Secretaris te stellen op ƒ4500.
De heer Pera. M. d. V. Wanneer wij hedenmorgen nog
waren verblijd geworden met de aankomst van zekeren Piet
Hein met een zilvervloot ten bate van de Leidsche gemeente
kas, dan zou ik mij zelf thans het genoegen gunnen om zon
der eenig tegenstribbelen te stemmen voor de verhooging van
het salaris van den Gemeentesecretaris.
Ik druk mij zoo uit om duidelijk te kennen te geven, dat
het voor mij hier geheel is een kwestie van geld, en mijn
bestrijding van de voorgestelde verhooging niets uitstaande
heeft met de erkenning van bekwaamheid van den betrokken
persoon, of wel met de wijze, waarop het werk door hem ver
richt wordt.
De zaak zou voor mij anders staan, wanneer geacht moest
worden, dat het thans bestaande traktement naar verhouding
van het werk en de beteekenis van de gemeente te klein is.
Dit is naar mijn oordeel echter niet het geval; ik meen, dat
een salaris van 4000 voor het secretariaat in Leiden een
behoorlijk bedrag is.
En nu de voorgestelde verhooging in vei ban d beschouwd
met den algemeenen geldelijken toestand onder de burgerij,
dan moet gezegd, dat het oogenblik al heel slecht gekozen is,
waarop men met het voorstel tot deze verhooging gekomen is.
Algemeen zijn de inkomsten onder de burgerij lager dan
die geweest zijn, waarbij komt, dat de werkloosheid schrik
verspreidt in de geheele samenleving, zoodat het gero ep om
hulp met recht algemeen is.
En om nu bij het bestaan van zulk een toestand mee te
werken tot verhooging van een salaris van ƒ4000, dat acht ik
ongeoorloofd. Neemt men in aanmerking in verband met den
reeds bestaanden belastingdruk, dat juist de kleine inkomens
in Leiden zoo verbazend talrijk zijn en deze alle mee moeten
werken om 4000 op ƒ4500 te brengen, en dat in een tijd
van algemeene zorg en gedruktheid, dan ligt er in dit voorstel
iets grievends, een hardvochtigheid, die smartelijk aandoet.
Er wordt hoegenaamd geen rekening gehouden met de zorgen
en moeiten van anderen, en dat kan nooit het vereischte stand
punt van een Gemeenteraad zijn.