DONDERDAG 29 OCTOBER 1908. 207 teur der Gasfabriek heeft 10000 en de Directeur der Ge meentewerken 8000 traktement. En Haarlem, eene stad, grooter dan Leiden en die nog al eens als de rivale van Lei den wordt aangehaald, geeft den Secretaris ook 4000. De heer Pera. M. d. V. Wat de heer van der Lip gezegd heeft, acht ik in hooge mate bureaucratisch, terwijl ik ge redeneerd heb van uit de praktijk van het leven. Wij staan dus vierkant tegenover elkander. Men zegt, dat de Gemeente zich heeft uitgebreid, waar tegenover staat, dat er meer personeel gekomen is. Vergelijkt men de toestanden in 't maatschappelijk leven, dertig jaar geleden met die van onzen tijd, dan werd destijds in 't alge meen genomen zittende ƒ10 verdiend, terwijl men thans in hetzelfde werk hard moet loopen om 1 machtig te worden. Om iedereen te betalen naar de mate van zijn werk is zeer moeilijk. En al moet er soms ook wat meer gedaan worden, voor mij is de vraag, in verband met den gedrukten toestand waarin onze volkshuishouding verkeert: is het traktement groot genoeg om overeenkomstig zijn stand te kunnen leven. Naar mijn oordeel is dit het geval, is verhooging niet dringend noodzakelijk en daarom kan ik met het voorstel van Burge meester en Wethouders niet medegaan. Met groote verbazing heb ik aangehoord de taal van den heer Fokker, van wien ik allerminst zoo iets kon verwachten, naar ik meende. Ik zou haast zeggen: wat zit daarachter. De heer Fockema Andrew. Ik had mij niet in de discussie willen mengen, maar er zijn een paar argumenten tegen de verhooging aangevoerd, waartegen ik moet opkomen. Wij moeten dit toch wel in aanmerking nemen: wanneer de heer van Heyst en daaraan twijfel ik niet tien jaar geleden ƒ4000 waard was, dan is hij nu meer waard. Hij kent de Gemeente beter, er zijn meer ambtenaren bijgekomen, zeker, maar juist ook daardoor zijn zijne werkzaamheden uitgebreid. Er kan geen enkel stuk van de Secretarie uit gaan, of de Secretaris heeft er zijn oog over laten gaan en er zijn geest in gebracht. Alle zaken moeten in het hoofd van den Secretaris omgaan. Of nu ƒ4000 voor bepaalde werkzaamheden genoeg is pf niet, is moeielijk te bepalen; men moet dit dan gaan afmeten naar de betaling in andere gemeenten. En wanneer ik dan bijv. de gemeenten Utrecht en Groningen neem, dan zie ik dat de Secretaris in die ge meenten meer heeft. In Haarlem heeft de Secretaris evenveel als hier, doch daar hebben de Burgemeester en de Ontvanger ook minder dan hier. Op bovengenoemde gronden vind ik het rechtmatig, dat wij nu niet schriel zijn voor een ambtenaar, die niet begrepen is in de verhoogingen van jaarwedden, die aan bijna alle andere ambtenaren zijn gegeven, dat wij, nu het eens aan hem toekomt, zeggen: neen, nu is er geen geld meer. De heer Fokker. M. d. Y. Ik wensch het woord te vragen voor een persoonlijk feit. De heer Pera heeft zijn rede ge ëindigd met te zeggen: ik verbaas mij over de staal" van den heer Fokker en ik zou willen vragen: wat zit daarachter. Zou ik mogen vragen, wat de heer Pera met die woorden bedoelt? Ik wensch daarvan eene explicatie, mijnheer de Voor zitter. De heer Pera. M. d. V. Ik neem die woorden terug; dan is deze kwestie afgedaan. De heer Fokker. Ik neem daarmee genoegen, mijnheer de Voorzitter. De heer Pera had echter beter gedaan dit niet te zeggen. De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders zijn niet teruggebracht van hunne meening, dat het billijk is den Secretaris eene verhooging toe te kennen, en dat de tijds omstandigheden geen invloed mogen uitoefenen om de billijk heid in deze te betrachten. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders om Gede puteerde Staten te verzoeken het traktement van den Secre taris in dien zin te regelen, dat de aanvangsjaarwedde dezelfde zal blijven, maar daaraan telkens na 5 jaren dienst eene ver hooging zal worden verbonden van f 250, wordt in stemming gebracht en met 15 tegen 12 stemmen aangenomen. Voor stemmen de heerenFokker, Reimeringer, Bots, van der Lip, Sijtsma, Eerstens, Juta, van Hamel, Roem, Korevaar, Zaalberg, de Vries, de Boer, Driessen en Fockema Andrese. Tegen stemmen de heeren: Zwiers, P. J. Mulder, van der Eist, Bosch, Pera, Vergouwen, van Tol, van Gruting, Aalberse, Briët, Meuleman en Timp. De volgnrs. 65 en 66 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgn. 67, luidende: Jaarwedden van de ambtenaren en bedienden der Gemeente-Secretarie f 26000". De heer Vergouwen. M.d.V. Wij vinden hier bij de afdee- ling ,,Algemeene Zaken" in eens zoo maar een nieuwen klerk en in de toelichting wordt eenvoudig gezegd, dat deze nood zakelijk is; maar ik zou wel in overweging willen geven met het oog op de financiën niet telkens nieuwe klerken te benoemen en een deel van den arbeid ter gemeentesecretarie door volontairs te doen verrichten. Nu heb ik wel gehoord, dat het hier de gewoonte is, om volontairs, die een diploma verworven hebben, aan te stellen tot klerkmaar die gewoonte vind ik niet loffelijk. Hoe gaat het in zaken. Als volontairs een diploma behaald hebben, gaan ze naar andere betrek kingen solliciteeren om meer zaakkennis en levenswijsheid op te doen, en om later bijvoorbeeld van eene kleinere plaats naar een grootere te kunnen gaan. Zoo zou een volontair van hier kunnen solliciteeren naar een grootere secretarie, om daar ambtenaar te worden, en dan kunnen wij hier een nieuwen volontair nemen. Ik had het beter gevonden dezen weg te volgen, dan den bedoelden volontair in eens met Januari 1909 te benoemen tot ambtenaar. Nu wordt de gemeente m. i. noodeloos op kosten gejaagd. De Voorzitter. Deze opmerking is reeds in het verslag voor den dag gekomen, maar Burgemeester en Wethjuders hebben daarop geantwoord, dat wij hier te doen hebben met een persoon, die aanspraak had op eenige bevordering en die ook goed zijn plicht vervult. Nu wenscht de heer Vergouwen, dat wij ons te dezen aanzien regelen naar wat geschiedt in het dagelijksch leven, bij de patroons in het bedrijf; maar indien wij al te veel met volontairs werken en te lang profiteeren van hunne werk kracht, zullen wij doen, wat wij dikwijls in patroons in de vrije maatschappij afkeuren, d. i. het werken met halfwasjes en jongens. Dit is een verkeerd systeem, de gemeente moet niet te lang willen profiteeren van gratis of bijna gratis be wezen diensten en als de heeren het adres willen lezen, dat wij ontvangen hebben van den Bond van Gemeente-ambte naren welk adres in de Leeskamer ligt, dan zullen zij zien, dat daarin gevraagd wordt om den volontairs na drie dienstjaren de betrekking van ambtenaar te geven met een minimum salaris van 600. Dit denkbeeld is precies ten uitvoer gebracht tegenover den volontair van Urk. Deze heeft bijna drie jaren als zoo danig gewerkt, heeft wel eenige tegemoetkoming ontvangen, maar niet naar verhouding tot de bewezen diensten. Nu stellen wij voor hem te geven, wat de Bond in zijn adres vraagt. Bovendien is dit ook in den geest van de verorde ning, die de Raad zelf heeft goedgekeurd. De heer Vergouwen. M. d. V. Ik heb tegen den persoon van Van Urk niets; daar gaat het ook niet om, maar volgens dezen gang van zaken staan wij elk oogenblik bloot aan vermeerdering van ambtenaarspersoneel. Als een volontair drie jaar ter secretarie gediend heeft en een diploma gehaald heeft, zal hij er voortaan op kunnen rekenen te worden benoemd tot ambtenaar. Wij behooren onzen volontairs de gelegenheid te laten om voor eene andere betrekking te solliciteeren Ik vraag, heeft deze persoon gesolliciteerd, was een ambte naar noodig en zijn andere ambtenaren, die meer konden presteeren, in de gelegenheid gesteld ook te solliciteeren Of is de regel zoo: hij is volontair, heeft zijn diploma gehaald en nu is het vanzelf sprekend, dat hij ook ambtenaar moet worden. Daartegen zou ik moeten opkomen. Tegen de gevolg trekking, dat door de aanstelling als volontair ter Secretarie, ook vastgesteld wordt, dat men later ambtenaar zal worden, wil ik beslist bij deze opkomen. De Voorzitter. Uw grief schijnt te zijn, dat het radicaal van volontair op de Secretarie, indien men zekeren tijd daar werkzaam is, aanspraak geeft op eene betrekking, zonder dat eene sollicitatie noodig is. Men moet echter niet ver geten. dat wanneer een volontair bewezen heeft een goed ambtenaar te zijn, het ook aanbeveling verdient om hem, wanneer een ambtenaar noodig is, te benoemen. Het komt bij het benoemen van een volontair ei' op aan goed uit de oogen te zien en ik meen dat men dit aan Burgemeester en Wethouders wel kan toevertrouwen. De heer Fokker. Voor een deel kan ik mij wel aansluiten bij het betoog van den heer Vergouwen. Niet alleen dat de heer van Urk diensten bewijst aan de gemeente, maar de gemeente bewijst hem ook een dienst door hem op de Secretarie te doen werken, waardoor hij praktische bekwaam heid verkrijgt noodig voor het doen van examen. Daarvoor is praktijk noodig. Wanneer er nu geen voorstel komt om de 600 te schrappen dan zou ik willen vragen, of er geen termen zijn om volgnummer 69 met 200 te verminderen, waaruit dan blijken kan, dat Burgemeester en Wethouders niet voornemens zijn een nieuwen volontair aan te stellen. Dan kunnen wij met 600 volstaan; en het is de conse quentie van het voorstel van Burgemeester en Wethouders.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1908 | | pagina 11