DONDERDAG 22 OCTOBER 1908. 191 XXV. Voorstel tot goedkeuring van het Huishoudelijk Regle ment voor het «Gemeentelijk Werkloozen-Fonds" te Leiden. (Zie Ing. St. No. 254). De Voorzitter. Bij art. 12 komt tevens aan de orde het adres van de Tabakbewerkersvereeniging. De heer Fokker. M. d. V. Ik zou wel een vraag willen doen. Mij is ter oore gekomen, dat hier de verzekering eerst na 6 maanden in werking zou treden. Gaarne zou ik willen ver nemen, of dit juist is. De heer Briët. Mij is daarvan niets bekend. De Voorzitter. In de verordening staat, dat geen uitkeering zal mogen worden gegeven aan personen, die geen 6 maanden gecontribueerd hebben. Dat staat in art. 5 sub 3. De heer Fokker. Dank u, mijnheer de Voorzitter. De artt. 15 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Beraadslaging over art. 6, luidende: »De Secretaris roept, op last van den Voorzitter de leden ter vergadering bijeen. Het oproepingsbriefje zal tenminste tweemaal vier en twintig uur vóór de vergadering aan de leden toegezonden worden en zal de zaken vermelden, die ter vergadering behandeld zullen worden. De Secretaris woont alle bestuursvergaderingen bij en heelt daarin eene raadgevende stem. Van het in de vergadering verhandelde houdt hij aanteekeningdeze aanteekeningen worden in de eerstvolgende vergadering voorgelezen en na goedkeuring door de vergadering door den Voorzitter en den Secretaris geteekend. De Secretaris bewaart alle brieven, die hij in die hoedanig heid ontvangt en maakt een afschrift van alle brieven, die hij in die hoedanigheid verzendt. Hij zorgt voor een behoor lijke ordening der ontvangen brieven en der afschriften der verzonden brieven. De Secretaris is tevens penningmeester en als zoodanig beheert hij de gelden van het fonds met inachtneming van het bepaalde bij Art. 9 en boekt alle ontvangsten en uitgaven in een uitsluitend daartoe bestemd boek. In de maand Juni maakt hij een ontwerp van de rekening en verantwoording en het verslag der werkzaamheden over het afgeloopen dienstjaar en zendt dit tijdig aan de bestuursleden. De Secretaris is verder belast met de zorg voor het archief en het bijhouden van een archiefboek. Ook moet hij zooveel mogelijk gegevens betreffende de werkloosheid te Leiden verzamelen. Door het Bestuur wordt in een te Leiden verschijnend dagblad bekend gemaakt, wanneer en waar de Secretaris voor belangstellenden te spreken is. Op dezelfde wijze wordt mededeeling gedaan van wijziging in de in het vorige lid bedoelde regeling." De heer Aalberse. M. d. V. Ik zou willen voorstellen, het laatste lid van dit lange artikel, dat luidt: »Door het bestuur wordt in een te Leiden verschijnend dagblad bekend gemaakt, waar en wanneer de secretaris voor belangstellenden te spre ken is," te doen luiden: »in de te Leiden verschijnende dag bladen." Ik geloof, dat er in Leiden maar één dagblad ver schijnt, maar ik zie niet in, waarom men, wanneer er in de toekomst een of meer bladen bijkómen, aan één blad de voor keur zou moeten geven. De bedoeling is, publiciteit te geven, en die bereikt men dan beter, wanneer men zich niet tot één dagblad bepaalt. Ik geloof niet, dat er bezwaar kan bestaan, het enkelvoud in het meervoud te veranderenvoor- loopig blijft de zaak practisch dezelfde. De heer Pera. Wanneer er nu wijzigingen zullen worden aangebracht, zie ik niet in, waarom men niet zou zeggen »In de te Leiden verschijnende bladen". De Voorzitter. Ik denk, dat men aan die redactie niet zoo scherp zal willen vasthouden. Wanneer er eens een blad is, dat niet dagelijks verschijnt en waarin het toch wensche- lijk lijkt te adverteeren, dan zal men dat toch wel doen. De heer Briët. M. d. V. Mag ik naar aanleiding van het geen de heer Aalberse zegt, opmerken, dat de Raad in dit reglement geen wijziging kan brengen. De Raad heeft dit in zijn geheel aan te nemen of te verwerpen, of aan het bestuur van het Fonds in overweging te geven, alsnog wijzigingen aan te brengen. Art. 9 van de verordening zegt, dat het Huishoudelijk Reglement door het Fondsbestuur wordt vast gesteld en dat de latere wijzigingen de goedkeuring van den Raad behoeven. Daaruit volgt dus, dat dit reglement in zijn geheel moet worden goedgekeurd of verworpen. Wij zullen vermoedelijk later nog wel eens moeten wijzigen, omdat menschelijkerwijs gesproken niets volmaakt werk is, en dan rekening houden met de wenschen, die door den Raad zullen worden uitgesproken. De Voorzitter. Wij hebben bij de redactie van art. 9 zeker aan een dergelijk geval, zooals u noemt, niet gedacht. Volgens de letterlijke bewoording van art. 9 hebt u gelijk, maar ik zou zeggen, dat er toch wei iets voor te zeggen ware geweest om den Raad een zeker amendeeringsrecht te geven. Ik geef echter toe, dat u volkomen gelijk hebt en ik zou dan ook aan het bestuur in overweging willen geven, rekening te houden met de wenschen en wat de publiciteit in de bladen betreft, rekening te willen houden met hetgeen hieromtrent is opgemerkt. De heer Aalberse. M. d. V. Ik kan toch niet de meening deelen van den heer Briët. Formeel mag hij gelijk hebben, maar materieel trekt de Raad toch aan het langste eind. Wij zijn volkomen bevoegd dit concept te veranderen, d w. z. dit reglement goed te keuren, mits de commissie die wijzigingen aanbrengt. Ik geloof dus, dat we formeel gerust wijzigingen kunnen aanbrengen en amendementen kunnen voorstellen. Alleen zou de commissie daarna kunnen zeggen, dat zij het zoo niet wil aanvaarden en dat zou een conflict kunnen geven. Wanneer de commissie de wijzigingen, die ik wensch voor te stellen, niet wil overnemen, dan zal ik ten slotte tegen het concept moeten stemmen. De Voorzitter. Ik geloof toch niet, dat de heer Aalberse juist redeneert. Ik geloof, dat dit niet de ware weg is. Of men heeft de bevoegdheid om te amendeeren, óf men heeft die bevoegdheid niet, maar voorwaardelijk goedkeuren, dat is een manier, waarmee ik mij niet kan vereenigen. Langs dien weg tracht men indirect te bereiken, wat bij verordening is onthouden, zooals terecht aan een onzer Staatscolleges is verweten, waar een amendeeringsbevoegdheid gepoogd is te verkrijgen, die de Grondwet niet toekent. De heer Fokker. M. d. V. Ik hoop, dat de heer Aalberse mij niet kwalijk zal nemen, wanneer ik zeg, dat ik van zijn redeneering niet heel veel begrijp, waar hij zegt, dat ons recht van goedkeuring ook inhoudt, dat wij wijzigingen kunnen aanbrengen. Dit mogen evenmin wij als de Kroon, wanneer zij een gemeentebelasting heeft goed te keuren, kan zeggen, dat zij die goedkeurt met die of die wijziging. Dat zou geen gemeentebestuur mogen laten passeeren! Aannemen of ver werpen, maar niets daar tusschen! Zoo is het ook hier. Wel zouden wij aan het Fondsbestuur kunnen meedeelen, op illuster voorbeeld, dat de Raad bereid is, het reglement goed te keuren, wanneer het Fondsbestuur daarin die en die wij zigingen te voren heeft aangebracht. Dit komt wel op hetzelfde neer, maar formeel maakt het toch verschil. De heer Briët heeft volkomen gelijk; zooals het hier ligt, moeten wij het aannemen of verwerpen, zonder meer. De heer Briët. M. d. V. Er zijn tot nu toe slechts kleine op merkingen gemaakt, en ik weet niet, of groote wijzigingen zullen worden voorgesteld en zou het dan wel de moeite waard zijn, voor enkele kleine wijzigingen de zaak weer eenigen tijd uit te stellen Zou het niet veel verstandiger zijn, dat ik, als voorzitter, beloof rekening te houden met de wenschen van den Raad. Als het reglement weer moet worden terug gezonden, duurt het weer eenigen tijd voordat het in orde komt en met het oog op den winter is het zaak, dat wij wat bespoedigen. Op de opmerking van den heer Aalberse betreffende de publicatie wil ik antwoorden, dat we van het standpunt zijn uitgegaan, om de zaak zoo goedkoop en zoo practisch moge lijk te publiceeren. Er is trouwens maar één dagblad in Leiden. De heer van der Lip. M. d. V. De heer Briët heeft formeel gelijk, maar ik geloof niet, dat het de bedoeling van den Raad is geweest, om in art. 9 te bepalen wat de heer Briët er in wil lezen. Ik voor mij heb ten minste het artikel zoo opgevat, dat de Raad het recht zou hebben in het door het Fondsbestuur ontworpen huishoudelijk Reglement veranderingen aan te brengen. Wat kan er nu gebeuren, wanneer het, stel dat de heer Briët gelijk heeft, toch door ons veranderd wordt en wie kan er aanmerking op maken? Het Fondsbestuur zelf zal er zich toch wel bij neerleggen, dunkt mij. Ik geloof dus, dat men bezwaren maakt, waar geen bezwaren zijn en dat wij gerust wijzigingen kunnen voorstellen en die in stemming brengen. Dan kan het Fondsbestuur hoogstens zeggen: Wij moeten daarvan niets hebben, maar dat zal het wel niet doen. Naar aanleiding van de toezegging door den heer Briët gedaan, zou ik willen vragen, wat wij hebben aan een belofte van een der leden van het Fondsbestuur. Dan kunnen wij de geheele behandeling wel nalaten, want wijzigingen zullen er voorloopig wel niet door het Fondsbestuur in het Reglement gemaakt worden. Ik zie er dus geen bezwaar in, amendementen voor te stellen en in stemming te brengen. Ik kan mij niet voor stellen, dat het Fondsbestuur er boos over zou zijn en dat er een conflict zou ontstaan.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1908 | | pagina 9