488
DONDERDAG 22 OCTOBER 1908.
zooals ik vvensch, beide salarissen met ƒ400 verhoogd, dan
wordt de verhouding als 400 tot 68,2, dus reeds hooger dan
het middencijferdat ik zooeven voor die andere slacht
huizen berekende. Maar als alleen bet salaris van den 2en
machinist met 400 wordt verhoogden ik bereken de
verhoudingscijfers, dan vind ik, dat het loon van den 2en
ruim 74 wordt van het loon van den 4en machinist, dus
8 boven het cijfer, dat in andere gemeenten wordt gegeven.
Ik ben den Directeur dankbaar, dat hij zich de moeite
heeft gegeven, die cijfers te verzamelen, en ze aan de com
missie mee te deelen. De commissie heeft gemeend, ze aan
den Raad te moeten overleggen, omdat meerdere leden toen
met mij van oordeel waren, dat wij hier stonden voor een
sprong in het duister, dat wij hier niet de noodige voor
lichting hadden. Ik sprak toen de vrees uit, dat het verband
der salarissen zou worden verbrokenen het rapport heeft
mij in die meening versterkt. Ik kan mij dus op het oogenblik
niet vereenigen met het voorstel van Burg. en Weth. en de
meerderheid van de commissie, om het loon van den 4en
machinist te laten zooals het was, en alleen het loon van den
2en machinist te verhoogen.
Tegen de verhooging voor den boekhouder heb ik niet het
minste bezwaar, en zou er zelfs voor in de bres springen,
wanneer dat bestrijding mocht ondervinden.
De Voorzitter. Wilt u zoo goed zijn, uw voorstel schriftelijk
in te dienen.
De Voorzitter. De heer Zwiers heeft voorgesteld, om de
cijfers in de verordening voor den eersten machinist genoemd
met f 100 te verhoogen.
Dit voorstel wordt voldoende ondersteuud en maakt dus een
onderwerp van beraadslaging uit.
De heer Vergouwen. M. d. V. Ik voel voor het amendement
van den heer Zwiers niet veelop de grondendie hij daar
voor heeft ontwikkeld. In zijn betoog met de verschillende
cijfers, die hij heeft genoemd, heb ik een belangrijke leemte
gevonden. In het algemeen gevoel ik er niet veel voor, om
salarissen voor zekere categorien van menschen in verschil
lende plaatsen met elkaar te vergelijken, wanneer daarbij niet
vergeleken wordt het speciale werk, dat die menschen op
elke plaats te doen hebben. De verschillen van salarissen
loopen op verschillende plaatsen zooveel uit elkaar, dat een
verschillende arbeid meer dan gewettigd is. Vandaar dat ik
niet veel voel voor hetgeen door den heer Zwiers in het midden
is gebracht. Wanneer de nadere aanvulling niet gegeven
wordt, is het moeilijk op de cijfers alleen afgaande een beslist
oordeel te vellen. Ik zal derhalve stemmen vóór het voorstel
van Burg. en Weth. en tegen het amendement van den heer
Zwiers.
De heer Eerstens. M. d. V. De heer Zwiers, de minderheid
onzer Commissie, is begonnen met aan den Raad te zeggen,
dat het hier niet geldt personen, maar een wijziging van de
verordening. Dat ben ik geheel met hem eens. De heer Zwiers
heeft gemeend, vooral nadruk te moeten leggen op de ver
houdingscijfers, die er bestaan tusschen de traktementen van
den eersten en van den tweeden machinist in andere plaatsen.
Bij de verschillende plaatsen, die hij heeft opgenoemd, zijn
de verhoudingscijfers geheel verschillend, maar voor het gemak
telt hij ze op en deelt ze door het aantal plaatsen en zegt:
Zie zoo, nu krijg ik 66|% als gemiddeld percent. Dat is nu
wel een eenvoudig middel, maar het is geen deugdelijk middel.
De meerderheid van de Commissie heeft zich op een ander
standpunt gesteld. Die heeft gevraagd: Wat heeft de eerste
machinist te doen en wat de tweede? De heeren hebben in
het rapport, dat door de Oommissie aan Burg. en Weth. is
uitgebracht, kunnen zien, dat de betrekkingen van eersten
en tweeden machinist aan het Openbaar Slachthuis niet zoo
zeer in omvang en verantwoordelijkheid verschillen, als men
wel zou hebben gedacht. In de koelperiode zijn beiden om
beurten zelfstandig werkzaam, drijven zij de machine en
hebben zij beiden de verantwoordelijkheid in gelijke mate. De
2de machinist is hier niet, zooals in andere plaatsen, stoker,
maar hij is, behalve machinedrijver, bankwerker. Het eenige
geval, dat hij als stoker optreedt, is, als er bij toeval een
stoker ziek is en iemand moet invallen. Nu zijn zijne werk
zaamheden allengs in omvang toegenomen, zoodat zijn werkkring
omvangrijker is geworden, dan men zich bij de benoeming
had voorgesteld. Dit op zich zelf zou al een verhooging van
het salaris wettigen.
Maar daar komt bij, zooals de heeren in het rapport hebben
kunnen zien, dat het bij de oproeping voor de aanstelling van
een 2en machinist gebleken is, dat er weinig animo voor
was, en zooals ik gehoord heb, was het te lage traktement
daar de oorzaak van. Sommigen, die zich aanvankelijk hadden
aangemeld, hebben zich teruggetrokken, omdat het traktement
te laag was. Toen heeft men zich moeten contenteeren met
den eenigen sollicitant, die is opgekomen en dat is de tegenwoor
dige functionaris. Deze man heeft zich langzamerhand gevormd
tot een in zijn vak bekwaam man, en meent nu, dat hij te laag
bezoldigd wordt. De Directeur is het daarmee eens en de
Commissie is van hetzelfde gevoelen. Wanneer hem nu die
verhooging geweigerd zou worden, dan zou ik denken, dat
hij zal uitzien naar een andere betrekking, waarin hij beter
gesalarieerd wordt. Dit alles is echter geen reden om het
traktement van den 4en machinist ook te verhoogen. Met den
4en machinist toch is het anders gesteld. Wanneer men een
oproeping doet voor len machinist, dan doen zich bij het
salaris, dat op het oogenblik wordt gegeven, voldoende solli
citanten op. De Directeur en de meerderheid van de Commissie
meenen dan ook, dat de 4ste machinist met het tegenwoordige
salaris voldoende beloond wordt voor de werkzaamheden, die
hij presteert.
Ik wil nog even wijzen op een slachthuis, dat het meest
overeenkomt met dat in de gemeente Leiden, nl. Groningen. De
verhouding in Groningen is ongeveer dezelfde als hier na de ver
hooging van den 2den machinist het geval zou zijn. Het percentage
is daar 75°/0 en hier is het 7470- Dit verschil is dus niet groot.
In Haarlem is het iets hooger, maar daar zijn de salarissen ook
weer veel hooger. Daar is alles ook anders ingericht.
Ik meen hiermee te kunnen volstaan. Uit hetgeen ik gezegd
heb, blijkt wel, dat ik het geheel eens ben met den heer
Vergouwen en ik zou den heer Zwiers wel in overweging
willen geven, zijn amandement niet te handhaven.
De heer Sijtsma. M. d. V. De heer Vergouwen heeft het
noodig geoordeeld zijn stem reeds nu te moeten motiveeren
tegen het voorstel van den heer Zwiers. Ik meen daarom ook
mijn stem te moeten motiveeren vóór het voorstel, dat ik
gesteund heb. Toen ik de stukken thuis kreeg, las ik daarin
dat wij wel moesten kennis nemen van het rapport, dat in
de Leeskamer lag. Dat heb ik gedaan, en ik moet erkennen,
dat de commissie heel zakelijk is gebleven en de personen
buiten de kwestie heeft gelaten. Ik had gewenscht, dat de
Directeur, de heer de Jong, dat ook gedaan had, want nu krijg
ik door het rapport, dat daar naast lag, van den heer de
Jong, die in persoonlijkheden vervalt, den indruk dat er nog
wat anders achter steektdat hij rancune koestert tegen een van
de beide mannen en dat de een vooruitgeschoven moet worden
ten koste van den ander, althans om den ander onaange
naam te zijn.
Nu heeft de heer Eerstens opgemerkt, dat men die 400
niet kan weigeren, want het salaris van den een is al tame
lijk laag, maar er is van weigeren ook geen sprake. Wij
zeggen niet, dat wij aan den 2en machinist ƒ400 verhooging
niet geven, omdat wij dan het verband verbreken tusschen
beide salarissen, maar wij zeggen wij willen die f 400 ook
toekennen aan den 4en machinist, opdat het oude, goed be
vonden verband blijft bestaan. Men heeft toen ook wel kijk
gehad op de werkzaamheden van die twee mannen en waarom
heeft de heer Eerstens het toen niet zoo voorgesteld, als hij
het nu wil doen?
Nu wil hij een overeenstemming gaan brengen tusschen
die twee en de verhouding gaan verbreken. Daarmede ben
ik het niet eens. Wanneer de heer Eerstens zegt, dat de
2e machinist zich gevormd heeft in den tijd, dat hij aan
het Slachthuis was, dan wil ik zeggen, dat de 4e machinist
een geëxamineerd man is, die zijn opleiding aan de machi-
nistenschool te Hellevoetsluis heeft genoten. Als men nu eens
wil onderzoeken, wat daar geëischt wordt, dan zal men
vernemen, dat het heel wat meer dan alleen bank-
werken is. Daarom ook zal ik stemmen vóór het voorstel
van den heer Zwiers Ik zie in dit voorstel een groote on
rechtvaardigheid jegens den eersten machinist en een streven
van den Directeur om dezen onaangenaam te zijn, en daaraan
doe ik niet mee.
De heer Zwiers. M. d. V. Nog met een enkel woord wil
ik antwoorden op de bezwaren, die de heer Eerstens, de voor
zitter van de Commissie, tegen mijn redeneering in het mid
den heeft gebracht. In de eerste plaats zooals de heer
Sijtsma reeds opmerkte denkt niemand, en ik allerminst,
eraan, om de 400 aan den tweeden machinist te weigeren.
Daarop toch kwam een groot deel van de redeneering van
den heer Eerstens neer, die ons zelfs in het vooruitzicht stelde,
dat de tweede machinist, als hij die verhooging niet kreeg,
een goed heenkomen zou zoeken. Ik heb niet gevraagd, om
het dezen werkman, dien het toekwam, te onthouden, maar
om het den ander, dien het ook toekomt, niet te weigeren.
Dat maakt eenig verschil.
Voorts wordt als motief aangevoerd, dat er indertijd bezwa
ren bestonden, om een voldoend aantal sollicitanten te krijgen
voor die betrekking. Dat wil ik wel gelooven, maar als het
salaris met 400 wordt verhoogd, is dat bezwaar toch ver
dwenen. Maar, zegt de heer Eerstens, er melden zich voor
hetzelfde salaris genoeg candidaten aan, voor een plaats als
eersten machinist. Maar ik behoef daartegenover toch niet te
demonstreeren, dat alle hout nog geen timmerhout is. Men