192 DONDERDAG 22 OCTOBER 1908. De Voorzitter. Ik wil wel opmerken, dat waar de heer Briët zich bereid heelt verklaard, de gewenschte wijzigingen bij het Fondsbestuur ter sprake te brengen, daaruit vermoedelijk een wijziging van het Huishoudelijk Reglement zal voortvloeien en het een ophouden van de zaak zou zijn, op wijzigingen aan te dringen. Ik wensch voorts op te merken, dat mijn opvatting omtrent het eerste lid van het artikel ook is, dat de Raad dit niet kan doen Het zal dus een punt van overweging bij mij uitmaken, of ik een amendement wel zou kunnen toelaten. De redactie van het artikel is zoodanig, dat de woorden van de bepaling duidelijk zijn. üf de Raad de bedoeling heeft gehad, zich zoo te binden, is een kwestie van later zorg. Zooals de zaak nu ligt, vermeen ik voorstellen tot wijziging niet in stemming te kunnen brengen. De heer Fokker. M. d. V. Ik wil den Raad wijzen op art. 10 van de verordening van 3 April 1908, waartegen ik bij de vaststelling dier verordening met den meesten nadruk den Raad heb gewaarschuwd. Wij zijn met handen en voeten gebonden aan het Fondsbestuur, zei ik toen! Alles wordt door het Fondsbestuur bedisteld terwijl de beslissing aan den Raad behoort te blijven. Wij zitten nu voor het geval, dat, als het Fondsbestuur zegt, dat het met de wijzigingen niets te maken heeft, wij ook niets hebben te vertellen en dan staan wij machteloos tegenover het Fondsbestuur. Maar wij hebben die artikelen nu eenmaal aangenomen en zouden het bezwaar slechts kunnen ondervangen, door het Fondsbestuur beleefd te verzoeken, de artikelen te wijzigen, die wij gaarne zouden wenschen gewijzigd te zien. Dat kan dan afzonderlijk worden behandeld, als het Fondsbestuur dat wil, en kan die zaak nog voor de begrooting in den Raad komen. Dan komt dit voorstel weer in behandeling en is het eenvoudig een kwestie van vorm, dat wij het Reglement goedkeuren. Dan hebben wij ook niet het tijdverlies, waarvoor de heer Briët waarschuwt. De heer BVickema Andreae. M. d. V. Ik wil eenvoudig zeggen, dat het een kwestie van vorm is. Als u geen amen dement in omvraag brengt, maar eenvoudig laat stemmen over de argumenten, waarom wij het ontwerp niet kunnen goedkeuren, dan kan het Fondsbestuur, als het wat vlug wil handelen, die wijzigingen snel aanbrengen en dan kan de wijziging de volgende week hier worden aangenomen. De Voorzitter Wat de heeren wenschen, kan op dezelfde wijze worden bereikt als ik voorstel. Wanneer besprekingen worden gehouden en wij de wenschen van de vergadering aan het Fondsbestuur mededeelen, dan kan de goedkeuring van het geheele reglement worden aangehouden tot de vol gende week en dan kan het Fondsbestuur daarmede rekening houden. Wij gaan dan ook niet in tegen de bepalingen van het reglement, dat verbiedt, dat de Raad veranderingen gaat aanbrengen. De heer van der Lip. M. d. V. Is nu aan den weg, dien wij nu op advies van u en van de heeren Fockema Andreae en Fokker zullen inslaan, geen gevaar verbonden'? Stel dat bij art. 12, waarbij het request in behandeling komt van de Vereeniging van Tabakswerkers om het minimum van 5 cent per lid te laten vervallen, iemand in den Raad het daarvoor opneemt, en dat een ander er weer tegen spreekt, hoe kan dan worden uitgemaakt, wat aan het Bondsbestuur zal worden meegedeeld De heer Fokker. Stemmen! De Voorzitter. Dat bezwaar is niet groot, want dat adres is in strijd met de verordening De heer van der Lip. Ik neem maar een voorbeeld. De Voorzitter. Maar dat is het eenige. Over de inwilliging van dat verzoek zou echter wel gestemd kunnen worden. In dien geest zullen wij het vaststellen. De heer Aalberse. M. d. V. Dan stel ik thans voor aan het Fondsbestuur in overweging te geven, in het voorlaatste lid van artikel 6 het enkelvoud in het meervoud te veranderen. De Voorzitter. We kunnen zoo doen, dat de Raad zou wenschen, dat art. 6 zoo werd gelezen. De heer Aalberse. Dan lijkt het meer op een amendement. De Voorzitter. Dus u wilt het Fondsbestuur in overweging geven te lezen: »Door het bestuur wordt in de te Leiden verschijnende dagbladen Dit voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Art. 6 wordt daarna zonder hoofdelijke stemming aan genomen. Artt. 711 worden zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over art. 12, luidende: »De wekelijksche bijdrage voor de werkloozenkas moet op ten minste tien cent per lid en per week zijn gesteld. Kan de vereeniging op goede gronden aantoonen, dat met eene lagere wekelijksche bijdrage kan worden volstaan, dan is het fondsbestuur gerechtigd eene lagere wekelijksche bijdrage als verplicht minimum te bepalen, maar niet minder dan 5 cent per lid en per week." De Voorzitter. In verband hiermee breng ik in behandeling het adres, dat ingekomen is van de werkloozenvereeniging van tabakswerkers te Leiden, waarbij voorgesteld wordt het minimum aan contributie van 5 cent per lid te laten vervallen. Dat is echter in strijd met het bepaalde bij art. 5 sub 1° van de verordening; een minimum moet er zijn. De heer Aalberse. M. d. V. Ik ben volkomen met u eens, dat wat in dit adres gevraagd wordt, niet toe te staan is, omdat nu eenmaal de verordening zegt, dat er een minimum moet worden vastgesteld. Maar een andere vraag is deze, of door het Fondsbestuur niet aan dat bezwaar kan worden tegemoet gekomen; en ik geloof, dat dat mogelijk is. Het Fondsbestuur heeft dit artikel uitstekend geredigeerd, 10 cent beschouwen zij als de norm. Maar als op goede gronden wordt aangetoond, dat dat te hoog is, dan zijn zij ook bereid een lager bedrag goed te keuren. Wanneer nu door een vereeniging, die in gelukkige omstandigheden verkeert, wordt aangetoond op goede grondendat 5 cent per lid voor haar nog te veel is, dan zal het Fondsbestuur hier a priori een beslissing nemen, waarvan zij op goede gronden overtuigd kan worden, dat ze verkeerd is. Daarom zou ik het Fondsbestuur in overweging willen geven, om, vasthoudende aan de bepa ling, dat er een minimum moet zijn, dat minimum te verlagen tot 2 cent. Men heeft zich dan onderworpen aan het voor schrift, dat er een minimum moet zijn, maar men heeft aan het Fondsbestuur wat meer vrijheid in de toepassing gelaten. De heer Briët. Het artikel, waarover het B'ondsbestuur het meest heeft gesproken, is wel dit. Wij hebben verscheidene andere verordeningen geraadpleegd, o a. die van Haarlem, die 5 cent per week als minimum eischt, en die van Hil versum, die dezelfde redactie heeft als dit artikel. Wij moesten een minimum stellen, zooals de heer Aalberse heeft opgemerkt. Wanneer wij dat nu stellen op 2 cent per week, zouden de vereenigingen niet sterk genoeg kunnen zijn, ook omdat wij in onze gemeente kleine vereenigingen hebben. Als wij nagaan, dat de Amsterdamsche Sigarenmakersbond 8t36 leden telt en toch 4 cent contributie heft, -er zijn ook vereenigingen, die 3 cent per week heffen, dat zijn de typografen dan moeten wij wel bedenken dat dit een zeer sterke vereeniging is, veel sterker dan een vereeniging in Leiden. Daarom moet voor onze gemeente 5 cent het minimum zijn, dat wij eischen. Hoe grooter de vereeniging is, over des te meer personen is het risico verdeeld. Om die reden zou ik het bestuur van het Werkloozenfonds niet in overweging geven, dit artikel te veranderen. De heer Blokker. M. d. V. De heer Aalberse heeft, om de geijkte term te gebruiken, mij het gras voor de voeten weg gemaaid. Nu ik na den heer Briët spreek, kan ik gelukkig echter nog trachten een opmerking van dit geacht lid te écarteeren. Het Fondsbestuur is ervau teruggedeinsd, om een lager minimum te nemen, daar de vereenigingen niet sterk genoeg zouden zijn. Maar dat kan het Fondsbestuur in elk gegeven geval voor zich zelf nog beoordeelen. Wanneer de vereenigingen niet op goede gronden kunnen aantoonen. dat met een lagere bijdrage kan worden volstaan, mag het Fondsbe stuur die bijdrage niet aannemen en het lagere bedrag niet goedvinden, hetzij dat nu 4, 3 of 2 cent is. De beslissing is en blijft altijd aan het Fondsbestuur. Het Bondsbestuur wordt door dit artikel in zijne bevoegdheid beperkt en in zijne be slissingen belemmerd, daar het nu niet lager mag gaan dan 5 cent. Ik geloof, dat de bezwaren van den heer Briët niet zoo ernstig zijn, als ze op het eerste gezicht wel lijken. De Voorzitter.Wij hebben dit punt in ons college beschouwd, naar aanleiding van dit adres. Het algemeen gevoelen was, dat het niet aanging, lager te gaan dan 5 cent. Als vereeni gingen werkelijk zoo weinig risico hebben, rijst de vraag of het wel noodzakelijk is zich voor verzekering aan te sluiten. Een cijfer van 2 cent geeft, zooals de voorzitter van het Fonds reeds heeft opgemerkt, voor de kapitaalkracht van de Vereeni ging zeer weinig te hopen. Daarom gelooft ons college dan ook, dat beter is, het minimum van 5 cent, dat in andere gemeenten ook bij reglement is voorgeschreven, onaangetast te laten. De heer Aalberse. M. d. V. Ik zou wel willen opmerken, dat ik niet geloof, dat de opmerking geheel juist is. Wij moeten er ons aan wennen, dat wij niet alleen het woord verzekering gebruiken bij werkloosheid, maar dat het ook

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1908 | | pagina 10