DONDERDAG 24 SEPTEMBER 1908.
177
de gummistok is gebruikt. En dit is geschied door een agent
van politie die daar niet geposteerd was ter bewaking van
het huis van den heer Zaalberg, doch die op het rumoer
kwam toeschieten en buiten het bevel van den inspecteur
van politie met zijn gummistok heeft geslagen. Ziedaar nu
hoe het publiek wordt voorgelicht! En daarom heb ik het
mij hier ten plicht geacht om de politie te rehabiliteeren van
den slechten indruk, dien zulk geschrijf in couranten op een
gedeelte van het publiek maakt. De politie is dien geheelen
avond met de grootste gematigdheid opgetreden, behalve dan
dat eene geval van dien agent die uit eigen beweging met
zijn gummistok heeft geslagen. Verder zal ik nu niet meer
over de zaak spreken en ik stel thans voor het adres aan te
nemen voor kennisgeving.
De heer Sijtsma. M. d. V. Naar aanleiding van deze zaak
had ik een paar vragen tot u willen richten, ook omdat ik
niet wist dat dit adres van de afdeeling Leiden van de
sociaal-democratische partij hier ter sprake zou komen. Nu
deze zaak toch besproken wordt, is het wellicht beter dat ik
nu mijne vragen stel, hoewel u die reeds voor een deel be
antwoord hebt. Ik had u willen vragen: Is het waar, datU
als waarnemend Burgemeester de groote Stadsgehoorzaal, na
dat deze voorloopig was besproken voor het houden van een
protestmeeting op Donderdag 17 September j. I.. aan het
bestuur der afdeeling Leiden van de sociaal-democratische
arbeiderspartij hebt geweigerd
Zoo ja, op welke gronden steunt deze weigering?
De Voorzitter. U hebt gevraagd, of ik als waarnemend
Burgemeester de groote Stadsgehoorzaal, nadat deze voorloopig
was besproken voor het houden van een protestmeeting op Don
derdag 17 September, aan het bestuur der afdeeling Leiden van
de sociaal-democratische arbeiderspartij heb geweigerd. Zooals
die vraag luidt moet ik daarop een ontkennend antwoord geven.
De zaal is n.l niet voorloopig besproken voor het houden van
een protestmeeting. Door de telephoon is gevraagd of de zaal
op zekeren avond vrij was en op het gegeven antwoord, is
men door gegaan met eenvoudig de bekende groote adver
tentie in de courant te plaatsen, dat er in de Gehoorzaal een
groote protestmeeting zou worden gehouden. Dat is geheel
wat anders dan wat u vraagt. Een paar dagen later zijn
toen twee leden van het bestuur der afdeeling bij mij ge
komen om te vragen of men de Stadsgehoorzaal voor de
meeting kon verkrijgen en toen heb ik dit op de gronden
zooeven door mij genoemd, geweigerd.
De heer Sijtsma. Dan vervalt de bespreking mijner eerste
vraag, maar niet mijn tweede vraag, op welke gronden u de
Stadsgehoorzaal hebt geweigerd. U hebt uwe gronden daar
voor aangegeven. Die gronden hebben mij teleurgesteld, om
dat daaruit blijkt, dat er geen leiddraad bestaat bij het toe
staan of het weigeren van het gebruik der Gehoorzaal. En
wanneer daarvoor geen vaste leiddraad bestaat bij den Burge
meester of bij dengeen die hem vervangt, dan kan dit aan
leiding geven tot onbillijkheid, onrechtvaardigheid ot wille
keur. U zegt dat het hier een persoonlijke zaak gold. Dat kan
uw standpunt zijn, maar dat is niet het standpunt van hen
die het verzoek deden. Ik wil nu niet op de quaestie ingaan,
ik heb er mij niet ingewerkt, en achtte dit voor de bespreking
van uwe weigering ook niet noodig. Ik zou alleen in het algemeen
willen zeggen dat eene quaestie tusschen twee personen niet
altijd alleen die twee personen raakt; daarmede kan ook
een beginsel gemoeid zijn. De afdeeling Leiden van de
sociaal-democratische arbeiderspartij heeft ér een beginsel-
quaestie ingezien. En al hadden nu de twee personen het in die
vergadering zelfs op middeneeuwsche wijze moeten uitvechten,
dan was het voor haar nog niet eene persoonlijke zaak, want
een der personen was ontslagen op grond van zijne beginselen
en die grond was, haars inziens, geheel partijdig. En waar-
dus u meent dat het hier gold eene zaak tusschen twee per
sonen, daar kan ik er toch op wijzen, dat een betrekkelijk
groot deel der burgers hierover anders oordeelt. Maar
laat het een persoonlijke izaak zijn geweest, dan hadt u nog
niet mogen weigeren. De Burgemeester Mr. De Ridder, met
wien ik het anders niet altijd eens ben, dacht er indertijd
ook anders over dan u. Hij heeft in een soortgelijke zaak
eene vergadering in de Stadsgehoorzaal wel toegestaan. Het
gold toen de zaak tegen den uitgever Van Nifterik, die een
typograaf had ontslagen. Toen is er ook in de Gehoorzaal
eene protestmeeting gehouden, waarvoor deze zaal zonder
bezwaar werd afgestaan. Als u zegt, mijnheer de Voorzitter,
dat bij de zaak die het hier geldt, het algemeen belang niet
was betrokken, dan vraag ik waar de grens is tusschen
persoonlijk en algemeen belang. Wat de een een algemeen
belang acht, acht de ander geen algemeen belang. Wanneer
eene politieke vereeniging van uwe of mijne richting in
de Gehoorzaal zou willen vergaderen ter bespreking van een
candidaat b.v., dan kon de Burgemeester wel denken: dat
is niet in het algemeen belang, en op dien grond weiger ik de
zaal voor het houden van deze vergadering. Dan zou U ook
wel anders spreken dan nu. Het komt mij dan ook voor, dat
de reden waarom u de Gehoorzaal hebt geweigerd, niet be
hoorlijk, niet gewettigd is. Nu ben ik aan het zoeken gegaan,
of in eene verordening hieromtrent iets voorkwam, maar ik heb
geen verordening dienaangaande kunnen vinden. Alleen heb
ik in de voorwaarden der verpachting van de buffetten
gelezen, dat het gebruik van een of meer lokalen wordt ver
gund op schriftelijk bewijs van den Burgemeester of die hem
vervangt. Meer niets. Wil dat zeggen dat hij daarbij naar
eigen willekeur kan handelen. Dan moeten wij deze bepaling
aanvullen. Maar ik vind daarin geen enkele aanwijzing waar
uit de Burgemeester of wie hem vervangt zou kunnen be
sluiten om de zaal te weigeren indien hij vindt dat er een
persoonlijke zaak zal worden behandeld. In art. 22 dezer voor
waarden bepalende het tarief, wordt niets anders gezegd dan
dat wanneer iemand een zaal huurt, hij vooraf moet betalen.
Daarin lees ik dus ook niets wat den Burgemeester het zede
lijk recht zou geven de zaal te weigeren. Volgens mijne
meening mag de zaal alleen worden geweigerd in geval de
Burgemeester of degeen die hem vervangt, met reden kan
denken, dat de openbare orde zal worden verstoord of het
openbaar gezag zal worden aangerand en gehandeld tegen
wet of goede zeden. Als vertegenwoordiger van het openbaar
gezag, en omdat hij als Burgemeester geroepen is de orde te
handhaven, heeft hij in zulk een geval het recht de zaal te
weigeren. Ik vermoed daarom dat om die reden bij het
vaststellen der voorwaarden van de verhuring der buffetten
op die zaak niet verder is ingegaan. Wie zou ooit hebben
kunnen denken dat zou geschieden wat nu is geschied.
Het komt mij voor, dat op deze wijze het grondwettig recht
om te vereenigen en te vergaderen, zij het dan ook op in
directe wijze, aan banden wordt gelegd. En daarom ook kan
ik mij met uwe handelwijze zeer slecht vereenigen. Opdat
wat nu gebeurd is in het vervolg niet weer zal geschieden,
wensch ik in den vorm van een motie die ik met andere
heeren heb opgesteld, uw optreden in deze aan het oordeel
van den Raad te onderwerpen, dan kan blijken, of de Raad
u in het gelijk stelt of ons, die meenen dat de gemeente
haar zaal aan niemand mag weigeren, wanneer men niet in
strijd komt met de wet op vereenigen of vergaderen.
De Voorzitter. In de overeenkomst met den pachter staat:
A lie aanvragen betreffende het huren van de zalen ge
schieden uitsluitend ter Secretarie van de gemeente en worden
door of van vuege den Burgemeester beslist".
Daarin kan geen wijziging worden gebracht, tenzij de ge-
heele overeenkomst wordt gewijzigd. Aan die voorwaarden der
verpachting heb ik mij precies gehouden. Daarvan kan niet wor
den afgeweken, ook niet door eene motie van den Raad; men zou
alleen de voorwaarden kunnen wijzigen, maar daartoe moet de
pachter dan ook medewerken. Ik heb precies gehandeld volgens
de bevoegdheid die mij is gegeven, en het spijt mij zeer dat ik
in deze niet op de sympathie van den heer Sijtsma kan rekenen.
Nu heeft de heer Sijtsma ook gezegd, dat het naar mijne meening
hier gold eene zaak tusschen het bestuur van de sociaal-demo
cratische partij en den heer Zaalberg, terwijl de heer Sijtsma
meende dat dit niet het geval was. Ik herhaal echter, dat de
twee heeren van het bestuur die bij mij zijn geweest, niet
hebben ontkend, dat het eene persoonlijke zaak was. Toen ik
hun had uitgelegd waarom ik in dit geval de zaal niet
meende te mogen geven, hebben zij daarop niets gezegd, maar
er op gewezen, dat in de meeting ook nog andere zaken ter
sprake zouden komen van algemeen sociale strekking. De
Burgemeester is altijd zeer vrijgevig geweest in het verhuren
der zaal, wanneer men die wenschte bijv. ter bespreking van
algemeene politiek, maar waar het hier gold eene quaestie
van agitatie tegen een van de burgers dezer gemeente, heb
ik als tijdelijk hoofd der gemeente gemeend daarvoor geen
gemeentelijk gebouw beschikbaar te mogen stellen. Die bevoegd
heid is bij de pachtvoorwaarden aan den Burgemeester ge
geven, daarin kan de Raad niets veranderen. Wil de Raad
in de voorwaarden verandering brengen, dan moet een daartoe
strekkend voorstel worden ingediend. Dat is de aangewezen
weg. Bij wijze van eene motie kan men echter in de voor
waarden geen verandering brengen.
De heer Sijtsma. M. d. V. Wanneer in de voorwaarden
staat, dat de Burgemeester alleen te beslissen heeft, dan kunnen
wij op dit oogenblik aan de zaak niet veel doen. Nu staat
het bij mij vast, dat het te betreuren is, dat in dit geval de
Gehoorzaal niet is gegeven, waar Burgemeester De Ridder dit
indertijd in de quaestie Van Nifterik wel heeft gedaan. Die
vergadering heeft toen een veel rustiger verloop gehad dan
deze. Wanneer nu uit de stemming over de motie mocht
blijken wat ik veronderstel, dat een groot deel van den Raad
niet aan uwe zijde staat dan kan de Burgemeester of degeen
die hem vervangt naar aanleiding van zulk een wenk, later
dienovereenkomstig ook handelen. Natuurlijk behoeft hij het
niet te doen, het is alleen een wenk. Doch mocht hij den
wenk in den wind slaan, dan heeft de Raad het recht bepalingen