DINSDAG 1 SEPTEMBER 1908. 173 Over de verordening in het algemeen wordt geen beraad slaging gevoerd. De wijzigingen van de artikelen 27, 28, 29, 30 en 31 wor den achtereenvolgens zonder beraadslaging en zonder hoofde lijke stemming aangenomen. Beraadslaging over de wijziging voorgesteld op artikel 32, luidende »Voor elk uur dienst, nadat hun spuit gealarmeerd is, geniet een opperbrandmeester ƒ1.50, een brandmeester 0.75, een adjunct-brandmeester /0.375, een machinist f 0.75, een stoker en een reserve-machinist ƒ0 375, een pijphou'der ƒ0.35 en een spuitgast ƒ0.30." De Voorzitter. Naar aanleiding van de opmerking van de Commissie voor de Huishoudelijke Verordeningen, die vraagt of de combinatie van pijphouder en spuitgast is vervallen, omdat hier wordt gesproken afzonderlijk van een pijphouder en een spuitgast, kan ik mededeelen, dat die combinatie is gebleven, in zooverre de pijphouder telkens wordt aangewezen door den brandmeester uit de spuitgasten. Om echter zooveel mogelijk vergissingen te voorkomen, stellen Burg. en Weth. alsnog voor om in art. 32 vóór het woord »pijphouder" te voegen het woord «spuitgast", zoodat het wordt een spuitgast-pij p- houder, waaruit dan blijkt, dat de pijphouder uit de spuit gasten wordt gekozen, terwijl hij tevens als zoodanig meer belooning geniet. Op die wijze geloof ik dat aan het bezwaar van de Huishoudelijke Commissie is tegemoet gekomen. De heer van der Lip. M. d. V. Kan het niet nu gebeuren, dat iemand een gedeelte van den tijd spuitgast en een gedeelte van den tijd pijphouder is? De Commissie heeft de opmerking gemaakt, omdat zij meende dat hierdoor moeielijkheden zouden kunnen ontstaan bij het uitkeeren van de premie. U zegt zelf dat de mogelijkheid bestaat dat iemand uit de spuitgasten als pijphouder wordt aangewezen; welnu, wanneer zoo iemand eerst een tijd dienst doet als spuitgast en daarna als pijp houder, hoe moet het dan met zijn loon gaan? Dit is mij nog niet duidelijk. De Voorzitter. De gewoonte is, dat bij het begin van eep brand door iederen brandmeester iemand wordt aangewezen als pijphouder. Nu kan het voorkomen dat zoo iemand onge steld wordt en dan zal hij door een ander moeten worden vervangen. In dat geval zal de eerst aangewezene de premie met den laatsten moeten deelen. Ik geloof echter dat door de nu aangebrachte wijziging het bezwaar van de Commissie wel is uit den weg geruimd. De heer van der Lip. Ik dank u, mijnheer de Voorzitter. Het aldus gewijzigde artikel 32 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De wijzigingen op de artikelen 33, 34, 35, 36 en 37, wor den achtereenvolgens zonder beraadslaging en zonder hoofde lijke stemming aangenomen. De Voorzitter. Burg. en Weth. stellen nu voor art. 2 aldus te lezen «Deze verordening treedt in werking op 1 October 1908." Art. 2 wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De verordening in haar geheel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. XIII. Verzoek van het Dagelijksch Bestuur der Ned. Her vormde Kiesvereeniging om de neringdoende mei-inwoners van Leiden, die in deze gemeente handel drijven, te doen bijdragen in de lasten. (Zie Ing. St. n°. 213). Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming besloten conform het praeadvies. XIV. Verdeeling van den Raad in Sectiën. Bij loting worden de Sectiën als volgt samengesteld: Eerste Sectie. Voorzitter, de Wethouder Hamel; lid van de Commissie van Financiën, de heer Reimeringer; lid van de Commissie van Fabricage, de heer Korevaaren verder als leden de heeren: de Vries, Driessen, van Tol, van der Lip, van der Eist, Meuleman en de Boer. Tweede Sectie. Voorzitter, de Wethouder Kerstens; lid van de Commissie van Financiën, de heer Zaalberg, tevens lid van de Commissie van Fabricage; en verder als leden de heeren: de Goeje, Aalberse, P. J. Mulder, Sijtsma, Timp, Bots, Fokker en Zwiers. Derde Sectie. Voorzitter, de Wethouder Juta; lid van de Commissie van Financiën, de heer Vergouwen; lid van de Commissie van Fabricage, de heer Roem; en verder als leden de heeren Fockema Andreae, Bosch, A. Mulder, van Gruting, Pera en Briët. De Voorzitter. Ik geef thans het woord aan den heer Vergouwen tot toelichting van zijne voorstellen. De heer Vergouwen. M. d. V. In de eerste plaats dank ik u, dat u mij in de gelegenheid stelt een enkel woord tot toelichting van mijne voorstellen te spreken. Daar ik echter niet gerekend had op eene behandeling in deze vergadering, heb ik niet al de gegevens, die teif ondersteuning van mijne voorstellen kunnen strekken, thans bij mij. De voorstellen die ik heb ingediend zijn van drieërlei aard. In de eerste plaats heb ik voorgesteld, dat de Raad aan Burg. en Weth. zal opdragen een onderzoek in te stellen, of het niet mogelijk is de Hoogere Burgerschool voor Meisjes, zooals dit ook in andere gemeenten gedaan is, om te zetten in eene school voor meer uitgebreid lager onderwijs. Dat onderzoek zou ik daarom gaarne ingesteld zien, omdat die omzetting een groot voordeel zou zijn voor de gemeente. En wanneer het kon geschieden, en blijkens de ervaring in andere gemeenten geloof ik dat het mogelijk is, dan zou een heel kleine wijzi ging in het onderwijs noodzakelijk zijn, wat dan eventueel in het door Burg. en Weth. uit te brengen rapport zou kunnen worden medegedeeld. Speciaal is hierop mijne aandacht ge vallen naar aanleiding van de ingediende begrooting. Ik heb daarbij eene berekening gemaakt van hetgeen het middelbaar en het gymnasiaal onderwijs aan de gemeente Leiden kost. En ik kwam tot de ontdekking, dat door de gemeente Leiden voor het middelbaar en het gymnasiaal onderwijs wordt bij betaald een bedrag van ruim f 50000,zoodat 1/6 van den boofdelijken omslag voor 4907 wegging voor die twee takken van onderwijs. Verder rekenende, kwam ik tot de ontdekking, dat voor elke leerlinge van de Hoogere Burgerschool voor Meisjes, door de gemeente bijgepast wordt een bedrag van f 158,op eiken leerling van de Hoogere Burgerschool voor Jongens f 120.— en voor eiken leerling van het Gymnasium f 105,Dat die bedragen voor de drie scholen zoover uit elkander loopen, ligt vooral aan het Rijkssubsidie. Waar het echter nog niet mogelijk is een Rijkssubsidie voor de Hoogere Burgerschool voor Meisjes te verkrijgen, zou het zeer wen- schelijk zijn een onderzoek in te stellen, of het niet mo gelijk is op eene andere wijze subsidie daarvoor te ver krijgen, zonder dat aan de waarheid wordt tekort gedaan. Dat voor elke leerlinge op de Hoogere Burgerschool voor Meisjes door de gemeente zulk een belangrijk bedrag moet worden bijgepast, bracht mij er toe voor te stellen het schoolgeld voor die inrichting te verhoogen, en wel met een bedrag van f 20. Ik heb dit bedrag voorgesteld, niet omdat het niet voor wijziging vatbaar is, maar omdat ik dacht, dat dit bedrag niet te bezwarend is voor de ouders wier kinderen van deze inrichting profiteeren, daar zij over het algemeen van een stand zijn, die deze kleine verhooging van schoolgeld wel kan lijden. Er kwam nog iets bij. Met enkele andere leden heb ik er vroeger ook wel eens over gesproken, dat er op onze inrichtingen van onderwijs en speciaal op die inrich tingen, welke zooveel aan de gemeente kosten, verschillende leerlingen gaan wier ouders buiten de gemeente wonen en die zelfs buiten de gemeente gaan wonen Er is mij zelfs wel eens gezegdik ga buiten de gemeente Leiden wonen om aan den belastingdruk van Leiden te ontkomen, terwijl ik toch intusschen kan blijven profiteeren van het goedkoope onderwijs.dat door de gemeente wordt gegeven. Daarom gaan zoovelen in Oegstgeest en Zoeterwoude wonen. Met het oog daarop heb ik voorge steld voor die speciale inrichtingen van onderwijs, de Hoogere Burgerschool voor Jongens, de Hoogere Burgerschool voor- Meisjes en het Gymnasium, het schoolgeld eénigszins te ver hoogen voor die ouders, die buiten de gemeente wonen. Dat zijn de hoofdgedachten die ten grondslag liggen aan de drie voorstellen, die ik bij den Raad heb ingediend en het zou mij aangenaam zijn wanneer die voorstellen konden worden opgenomen onder de ingekomen stukken, zoodat de leden daaruit kennis kunnen nemen van de voorstellen met toelichting. De voorstellen van den heer Vergouwen worden voldoende ondersteund en maken derhalve een onderwerp van behan deling uit. De Voorzitter. De voorstellen van den heer Vergouwen zullen in de eerstvolgende ingekomen stukken worden opge nomen. Verder stel ik voor om die voorstellen te stellen in handen van Burg. en Weth. ten fine van praeadvies. De heer Fokker M d. V. Naar aanleiding van uw voorstel om de voorstellen van den heer Vergouwen te stellen in handen van Burg. en Weth. ten fine van praeadvies, zou ik wel een ander voorstel willen doen, nl. om ze te verzenden naar de secties, teneinde ze tegelijk met de begrooting daar te doen onderzoeken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1908 | | pagina 3