GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 129 OGEKOMËN STÜKKEST. No. 217. Aan den Gemeenteraad van Leiden. Mijne Heeren, De Commissie voor de Huishoudelijke Verordeningen heeft de eer naar aanleiding van de door Burgemeester en Wet houders voorgestelde wijziging der Verordening op de Brand weer (n°. 191 Ingek. Stukken 1908), welke in onze handen is gesteld om advies, mede te deelen dat dat voorstel haar geen aanleiding heeft gegeven tot bizondere opmerkingen. Alleen wenscht zij te wijzen op de gewijzigde redactie van art. 32. In het tot heden geldende artikel wordt in het 2e lid gesproken van «spuitgasten die als pijphouders dienst doen". Het nieuwe artikel spreekt alleen van pijphouders en van spuitgasten. De Commissie vraagt of dus die combinatie is vervallen, zoodat een spuitgast in geen geval meer kan worden opge roepen om dienst te doen als pijphouder, en dus geen extra- belooning daarvoor zal kunnen ontvangen. Kan dit niet aanleiding geven tot misverstand en verschil van meening bij de uitkeering der premies? De Commissie voor de Huish. Verordeningen J. C. van der Lip. Leiden, 24 Augustus 1908. N°. 218. Leiden, 29 Augustus 1908. De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te deelen, dat zij tegen den begrootingsstaat, gevoegd bij de voordracht van Burgemeester en Wethouders betreffende de verhooging van den uitgaafpost volgri. 116c der begrooting, dienst 1908 „Overige kosten van de bouwpolitie en van het woningonderzoek", waarvan de raming te laag is gebleken, geen bezwaar heeft. (Zie Ing. St. n°. 208.) Zij adviseert U derhalve tot vaststelling van dien staat te besluiten. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 219. Leiden, 3 September 1908. Onder overlegging van nevensgaand verzoek van den heer H. 0. van der Heijde en van het daaromtrent door den Districts schoolopziener uitgebracht advies, geven wij Uwe Vergade ring in overweging aan den heer H. C. van der Heijde, op zijn verzoek, met ingang van 1 Januari 1909, op de meest eervolle wijze ontslag te verleenen uit zijne betrekking van hoofd der openbare lagere school 3e klasse No. 4 alhier, onder dankbetuiging voor de vele en goede diensten door hem gedurende een reeks van jaren aan de gemeente bewezen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. 's-Gravenhage, 28 Augustus 1908. Ik heb de eer, uw College te berichten, dat de heer H. C. van der Heijde bij mij bekend staat als een schoolhoofd, welke gedurende een lange reeks van jaren met groote trouw, nauwgezetheid en toewijding zijn taak heeft vervuld. Het komt mij voor, dat hem op zeer eervolle wijze ontslag mag worden verleend. De Schoolopziener in het district 's-Gravenhage. B. v. Goens, Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden. Leiden, 18 Augustus 1908. Aan den Edel Achtbaren Raad der Gemeente Leiden. Ondergeteekende Henri Christiaan Van der Heijde, geboren 4 September 1843, hoofd der Openbare lagere school 3e klasse No. 4. verzoekt, met ingang van 1 Januari 1909, eervol uit zijne betrekking te worden ontslagen. UEd. Achtb. Dw. Dienaar, H. C. van der Heijde. N°. 220. Leiden, 4 September 1908. De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te deelen, dat zij tegen de in hare handen gestelde begrooting van de Stedelijke Werkinrichting, dienst 1909, geenebedenkingen heeft. Zij stelt U voor die begrooting goed te keuren. De heer Aug. L. Reimeringer, lid van het Bestuur dei- werkinrichting, heeft aan het onderzoek geen deel genomen. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 221. Leiden, 7 September 1908. Bij uw besluit van den 26en Maart van dit jaar werd ons opgedragen Hare Majesteit de Koningin voor te stellen ons college te machtigen aan J. J. Bulters, alhier, een vergunning boven het maximum te verleenen tot verkoop van sterken drank in het klein, voor gebruik ter plaatse van verkoop, in het koffiehuis de Burcht en de gemeentelijke graanbeurs, alhier. Bij dezerzijdsch schrijven van 27 Maart werd aan die opdracht gevolg gegeven. Den 9en Mei d. a. v. ontvingen wij echter van Gedep. Staten, namens den Minister van Binnen- landsche Zaken, de mededeeling, dat aan ons verzoek om koninklijke machtiging niet kon worden voldaan. Ten einde nu niet gedwongen te worden om ten behoeve van de aan J. J. Bulters te verleenen vergunning, (die alleen onder voorwaarde, dat hem kosteloos vergunning zou wor den verleend, aan zijn inschrijving gebonden was), voor de som van ƒ2000 twee vergunningen te moeten opkoopen, hebben wij alsnog getracht langs den voor de gemeente voor- deeliger weg, bedoeld bij art. 26 der Drankwet, aan J. J. Bulters de vereischte vergunning te bezorgen. Tegen een vergoeding van 1000.heeft zich namelijk de vroegere pachter van den Burcht, de heer Mol, bereid verklaard bij ons college het verzoek in te dienen om de te zijnen name staande ver gunning voor den Burcht over te schrijven ten name van J. J. Bulters, als zullende deze het bedrijf uitoefenen in een locali- teit welke deel uitmaakt van een inrichting voor maat schappelijk verkeer. Ook aan dit verzoek echter kon door ons college niet worden voldaan zonder toestemming van de Koningin. Den 15den Mei ging daarom een verzoek van ons college aan Hare Majesteit uit om ons de vereischte toestemming te verleenen en den 26sten Juni j.l. werd op dat verzoek een gunstige beschikking ontvangen. '1 hans kon dus aan J. J. Bulters de vereischte vergunning worden verleend. Toch scheen het wenschelijk ten einde te voorkomen, dat de gemeente, wanneer na afloop van de tegenwoordige of volgende pachttermijnen de pacht aan een anderen pachter mocht overgaan, zich andermaal voor een uitgave van 1000 of wellicht meer zou zien geplaatst, den pachter contractueel te verbinden om in dat geval een verzoek om overschrijving der vergunning ten name van dien nieuwen pachter in te dienen, of wel, indien de zaak niet opnieuw mocht worden verpacht of dan bij de Koningin bezwaar mocht bestaan de overschrijving toe te staan, een schriftelijke verklaring van afstand van de hem verleende vergunning kosteloos te onzer beschikking te stellen, opdat de gemeente zich langs dien weg weder de beschikking over de thans uitgegeven 1000 zou verzekeren. Tot een en ander heeft de pachter zich bereid verklaard zoodat het contract thans in dien zin is aangevuld, en de vergunning te zijnen name kon worden overgeschreven. Slechts een zaak behoort thans nog te worden geregeld, namelijk de beschikbaarstelling door Uwe Vergadering van de som van ƒ1000.welke voorloopig door ons college bij voorschot werd betaald. Deze som zal uit den aard der zaak uit de Onvoorziene Uitgaven moeten worden gevonden. Wij bieden u mitsdien nevensgaanden staat van af- en overschrijving ter vaststelling aan onder mededeeling dat op den post voor Onvoorziene Uitgaven thans nog 7910.— be schikbaar zijn. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 222. Leiden, 9 September 1908. Den 31 en December a. s. eindigt het huurcontract met C. Dieben betreffende de beweiding van het Schuttersveld. De huurder heeft zich echter bereid verklaard de huur onder de bestaande condities weder voor den tijd van drie jaren te ver lengen. Onzerzijds bestaat daartegen geenerlei bezwaar. Wij geven u mitsdien in overweging te besluiten de be weiding van het schuttersveld in den Maredijkschenpolder, groot 5 H. A. 49 A. en 20 c. A., met ingang van 1 Januari 1909 weder voor den tijd van drie jaren te verhuren aan C. Dieben alhier, voor een huur van 365.per jaar en overigens onder de bestaande voorwaarden. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. A. VAN DER ElST. K. SlJTSMA.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1908 | | pagina 3