DONDERDAG 9 JULI 1908;
151
weegt. Men geeft een subsidie van de gemeente ten behoeve
van de geheele gemeente, ten behoeve van alle neringdoenden
en niet ten behoeve van een zeer klein aantal, wier benadee
ling ten slotte nog bewezen zou moeten worden. Wij weten
toch bij ervaring, dat onze buitenlieden, de dorpsbewoners,
zeer conservatief zijn aangelegd, en zeer zuinig, zoodat zr
geen veertig of vijftig cent méér zullen betalen om naar den
Haag te gaan, als zij gewend zijn hun inkoopen te Leiden
te doen, ook al moeten zij zich daartoe het afleggen van een
eenigszins grooteren afstand te voet getroosten, en al kwamen
zij nu ook aan de Hoogewoerd, aan de Zijlpoort of aan het
Centraalstation, zij toch hunne inkoopen zouden doen waar
zij gewend zijn te koopen. Wij hebben dat gezien bij de
schippers. Men hoopte dezen er toe te brengen, door ze door
de gemeente te doen varen, hun waren te Leiden te betrek
ken. Men kwam echter bedrogen uit. Zij kochten waar ze
vroeger gewend waren te koopen en lieten Leiden links liggen.
Als bewijs gelde, de eindpunten der stoomtrammen van
Haarlem, Katwijk en Noordwijk zijn alle in de nabijheid
van het station, en wij zien den stroom reizigers zich stad
waarts begeven en niet verder reizen; verder nog, de Staats
spoor eindigt op het station der Hollandsche Spoor, en nu
gebeurt het maar een hoogst enkele keer dat een reiziger
doorgaat met een trein naar den Haag.
Ik herhaal, dit motief weegt mij niet zwaar en ik heb er
tot mijn groote spijt geen andere gevonden. De discussies
zwijgen totaal over de plaatsing van het station. Een aan
vraag van de Holl. IJzeren Spoorweg-Maatschappij om een
directe lijn naar Amsterdam, hield de gemoederen bezig. Over
de plaats van het station werd geen woord gerept. En, mijn
heer de Voorzitter, men moet dat punt toch niet onder
schatten. Deze kwestie is wel waard goed overwogen te worden
men ziet dat in de Duitsche steden, en ik behoef zoo ver
niet te gaan, men ziet het ook te Amersfoort; door den bouw
van een nieuw station op eenigen afstand schept men een
geheel nieuwe wijk met mooie ruime straten en villa-of park-
aanleg. Maar men moet ernstig nagaan, of het punt voor
het station goed is gekozen, of het in de buurt ligt van een
mooien verkeersweg, of het gemakkelijk is te verbinden met
de oude stad, welke kunstwerken er mede gepaard moeten
gaan, enz. enz. Hiervan heb ik niets in de stukken gelezen.
Alleen de belangen van een kleine groep neringdoenden
werden in de stukken gemoveerd. Ja, zelfs wisten enkele
raadsleden niet, waar het station zou komen, gelijk mij bleek
uit een vraag van den heer van Hoeken, die verlangde te
vernemen, waar het station nu eigenlijk kwam. Maar het
mooiste is, dat men met dat station al heel wat heeft gesold.
Eerst zou het komen vlak bij de Zijlbrug, dus nog aan den
Zijlsingel, en later aan de nu bekende plaats aan den Heeren
singel. De plek, zooals die oorspronkelijk in de plannen van
de Maatschappij voorkwam, dus buiten de Hoogewoerds-
poort, leek mij nog veel geschikter, al wilde ik haar verder
weg hebben. Daar is een goed punt aansluitend bij het groote
verkeer door de stad, liggende bij een volkrijke, zich ontwik
kelende buurt, en ruimschoots gelegenheid gevende tot het
aanleggen van een mooi stadsgedeelte, dat zich kan aansluiten
over het Raamland met een breede boulevard naar het
Plantsoen.
Nu is in het plan opgenomen een halte aan den Hoogen
Rijndijk, maar dan moest men toch consequent zijn en die
halte niet gevraagd hebben, want komt die halte er, dan
kunnen de buitenlieden toch uitstappen buiten de Hoogewoerd,
en de zoogenaamde benadeeling is toch daar.
Waar wil men dan nu het station hebben?
Op de meest ongelukkige plek, die men zich denken kan,
op den Heerensingel. Welk een communicatie met de stad!
Alleen de houten brug op een der meest doode hoeken in
onze gemeente, ver Tan het groote verkeer, ongeschikt voor
villa's of verderen stratenaanleg, tenzij ten koste van duizenden
guldens. Laat men toch verstandig zijn! Het verkeer laat
zich niet dwingen. Denken wij aan de vaart, die onze gemeente
op vele onkosten te staan is gekomen en een stuk stadsgedeelte
onherroepelijk heeft bedorven. Denk toch aan het ongelukkige
pleintje aan het einde van de Haarlemmerstraat, met dat
leelijke politiegebouwtje en die afschuwelijke ophaalbrug
dwars in het verlengde geplaatst. Een onmogelijke toestand!
Mijne heeren, ik wil mij dus volgaarne aansluiten' bij het
voorstel van Burg. en Weth. om de Maatschappij vrij te
stellen van de gedwongen plaatsing van een eindstation aan
de Zijlpoort. De lijn zelf is een dringend belang voor Leiden.
Laten wij de totstandkoming niet onnoodig tegenhouden. Ik
kan mij best begrijpendat de Minister het welslagen van
zoo een belangrijke lijn niet in de waagschaal wil stellen
door haar op een dood punt te doen uitloopen. Gaarne zal
ik in het belang van de stad die vrijheid verleenen. Wenscht
men een ander station, dan zal ik maar zeggen het centrale,
dat het dan zij op een goed gelegen plek, aan de Hoogewoerd
of elders, maar niet in dien dooden hoek
Ik herhaal, laten wij den Minister vrijlaten en door geen
oppositie het geheele plan in de war sturen. De lijn is ge
projecteerd. Het station door den Minister aangewezen, helaas
op dat ongelukkige punt. Wij hebben nu de zekerheid, dat
Leiden in alle geval het eindpunt wordt. Alleen wordt gevraagd
den Minister vrij te laten het station te verplaatsen of op te
heffen. Verwerpen wij dit, dan ligt het geheele pl^n in
duigen en zijn wij nog langer verstoken van een goede
communicatie met dorpen in de Meer. Het belang niet alleen
van de neringdoenden van de Haarlemmerstraat, maar het
belang van onze stad in het algemeen voor den handel en
de industrie, eischt de spoedige tot standkoming der lijnen.
Dank u, mijnheer de Voorzi'ter.
De heer Korevaar. M. d. V. De heer Kerstens is zoo vrien
delijk geweest nog eens nader het standpunt van de meer
derheid van het College toe te lichtenvergun mij dat ik het
doe voor de minderheid.
M. i. wordt de kwestie voornamelijk hierdoor beheerscht:
Is het voor de gemeente Leiden nog van eenig belang, wanneer
het eindpunt van de lijn door de Haarlemmermeer wordt
verlegd van de Zijlpoort naar het station van de Hollandsche
Spoor?
De meerderheid van Rurg. en Weth. en blijkbaar ook de
heer Reimeringer staan op het standpunt, dat Leiden even
goed gebaat is, als het eindpunt komt bij het station van de
Hollandsche Spoor.
De minderheid van het College is van een ander gevoelen
en wel om de volgende reden.
Terecht heeft de heer Kerstens er op gewezen, dat in 1899
gezegd is, dat hier 72 dorpen ter markt komen, waarvan het
grootste gedeelte ligt in de Haarlemmermeer. Al de bewoners
daarvan worden aangevoerd aan de Haven in de omstreken
van den Heerensingel, waar indertijd het eindpunt van de
spoor geconditioneerd is. Nu spreekt het van zelf, dat als het
station verlegd wordt naar het Centraal Station van de Hol
landsche Spoor, dat dan de communicatie met den Haag ver
gemakkelijkt wordt. Het is ook duidelijk, dat toch werkelijk
de lui, die gewend zijn, per boot of per rijtuig aan te komen
aan de Zijlpoort, eenmaal zittende in een doorgaanden trein
naar den Haag, er niet aan zullen denken in Leiden uit te
stappen, terwijl zij in den Haag zooveel beter terecht kunnen.
Ik weet wel, dat hier niet het volle gewicht mag worden
gelegd op de benadeeling van een stadsgedeelte, maar met de
verplaatsing van het verkeer zoude hier de geheele stad bena
deeld worden. Maar nu heeft de meerderheid gemoveerd het
argument, dat elke vermeerdering van cornmunicatiewegen
vermeerdering van bloei in de gemeente zal brengen. Dit
mag in abstracto waar zijn, in dit geval gaat het niet op.
Wanneer een zeker gebied nog geëxploiteerd zou moeten
worden, ja, dan ben ik het volkomen eens, dan brengt een
betere communicatieweg ook verbetering van vertier. Maar
hier is het geheele terrein reeds afgegraasd. Wij hébben
deze dorpen al, misschien sedert eeuwen. Verbeeldt men zich
soms, dat men de Hagenaars hier naar toe zal halen om te
markten? Het staat voor mij vast, er is geen nieuw gebied,
dat wij kunnen exploiteeren. Maar wij kunnen er wel
een verliezen, en wij zullen er een verliezen, als men
het station verlegt naar de Hollandsche spoor, waar zich zoo
gemakkelijk de gelegenheid aanbiedt om door te gaan naar
den Haag. Dat is het groote vraagstuk dat men in het oog
moet houden. Wij zijn heilig overtuigd, dat de belangen van
Leiden geschaad zullen worden, wanneer het eindstation
verlegd wordt. Daarmede vervalt van zelf de vraag, of er van
de lijn door de Haarlemmermeer iets zou komen, ja of neen,
wanneer Leiden het betalen van zijn subsidie staakt. Wanneer
niet de zekerheid bestaat dat het eindpunt met station komt
aan den Heerensingel, dan heeft het voor Leiden geen belang
meer, die f 4000 per jaar te storten. Zooals nu het voorstel
van de meerderheid luidt, ligt daarin ten grondslag, dat Leiden
ook bij verlegging van het station genoeg geïntresseerd is, om
de subsidie alsnog te verleenen. En neemt men nu in het
standpunt der minderheid, dan vraag ik, voldoet deze overeen-
<omst nu aan de minste eischen die men daaraan mag stellen.
Een overeenkomst stelt rechten tegenover rechten en ver
plichtingen tegenover verplichtingen. Hier zou de gemeente
Leiden zich dus verbinden zijn leven lang f 4000 per jaar te
Detalen, dat staat aan de eene zijde. Bij de Hollandsche Spoor
aeeft de gemeente het recht de teekeningen goed te keuren
en wil men een waterleiding onder de lijnen door leggen, dan
moeten die kosten worden vergoed. Deze niets beteekenende
rechten of verplichtingen staan aan de andere zijde. Men kan
toch niet in vollen ernst meenen, dat de zg. moreele verplich
ting omtrent het station een gewicht in de schaal kan
werpen Wie onder onze notarissen of juristen zou ooit een
cliënt een overeenkomst laten sluiten, als deze: De cliënt
verbindt zich tot het betalen van een zekere som in een zaak,
maar de andere firmant verbindt zich tot niets, maar behoudt
zich de vrijheid voor van tijd tot tijd ook wel eens iets te
doen. Geen enkel advokaat die aanneming daarvan zou advi-