DONDERDAG 9 JULI 1908. 149 -Er is ook gezegd, dat zij ook gezag zal hebben over den huismeester. Dat is alléén het geval, indien zij als directrice in plaats van den afwezigen directeur moet optreden Het ligt niet in de bedoeling, haar dit gezag in den regel over den huismeester te geven. Zij krijgt toezicht over de keuken- en waschgelegenheden, neemt zoo den huismeester een gedeelte van zijn taak uit handen. De bedoeling is niet, haar boven hem te plaatsen. Dat zal ook in de instructie door de Com missie behoorlijk worden omschreven, als daaromtrent twijfel kan ontstaan. Het kiezen van de persoon is natuurlijk een moeilijke taak. Waar de Commissie voorstelt en Burg. en Weth. zich ermede vereenigen, de Commissie te laten benoemen kunnen wij, wat de heer Fokker heeft gezegd in overweging nemen Hoewel ik hier niet spreek als Voorzitter van Endegeest, kan ik dat toch wel verklaren namens de leden van de Commissie, die hier aanwezig zijn. De heer Pera. M. d. V. U zegt, dat het niet in de bedoe ling ligt om de positie van deze dame zoo te maken, dat zij eenvoudig onder den directeur over alles staat. Dat heb ik toch duidelijk uit de stukken gelezen. Ik heb in mijn leven ook met de verpleegsters kennis gemaakt en met den geest die daar heerscht. Als nu een dame komt, die ook op de afdeelingen de lakens zal komen uitdeelen, stel ik mij daar een leventje van voor. Ook voor den huismeester, den verdienstelijken huismeester van Endegeest, acht ik het niet wenschelijk, dat hij een dames hand boven zich krijgt. De heer Sjjtsma. Dan wordt hij nog zenuwachtiger. De heer Pera. Dat kan best wezen U zegt wel, dat het niet in de stukken staat, maar ik meen het er wel in gevonden te hebben en wat officieel wordt geconstateerd, kan moeilijk weer teruggenomen worden, zoo haar positie later geen ander zal blijken te zijn, dan zij zich die nood wendig heeft moeten voorstellen. De Voorzitter. De toelichting, welke de Geneesheer-Directeur heeft gegeven laat geen twijfel over op dit punt. De adjunct directrice is alleen bedoeld als een persoonlijkheid die den directeur ter zijde zal staan, en den huismeester zal ontlasten van een deel van zijn taak. De meeste bemoeiingen tusschen huis meester en personeel zullen dan ook op deze adjunct directrice worden overgedragen. Het verschil, dat na haar aanstelling ontstaat, zal wel zijn, dat de huismeester ontheven wordt van een deel van zijn taak, en dat de directeur een persoon naast zich krijgt, die hem terzijde zal staan voornamelijk in zijne bemoeiingen met het verplegend personeel en bij verhin dering, voor zooveel noodig vervangen. De heer Pera kan, met het oog op den huismeester, welken ook ik in waarde houdgerust zijn. De heer Pera. Na de gedane toezegging namens de Commissie van »Endegeest" heb ik geen bezwaar het voorstel aan te nemen. De beraadslaging wordt gesloten. Artt. 1, 2 en 3, en vervolgens de geheele verordening wmrden zonder hoofdelijke stemming aangenomen. X. Voorstel om de commissie van beheer van de gestichten »Endegeest" en »lihijngeest" te machtigen tot het maken van een inrichting voor permanente baden op de afdeeling voor onrustige mannen in het gesticht »Endegeest". (Zie Ing. St. N°. 167). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan genomen. XI. Voorstel tot verhooging van de jaarwedde van den assistent-geneesheer van het gesticht »Rhijngeest". (Zie Ing. St. N°. 167). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan genomen. XII. Voorstel tot wijziging van de voorwaarden waaronder aan de Holl. Electr. Spoorweg 1VPJ subsidie werd toegekend voor den aanleg en de exploitatie van een net van tramwegen in de Haarlemmermeer en omgeving. (Zie Ing. St. No. 164). De heer Eerstens. M. d. V. Ik heb over deze kwestie het eerst het woord gevraagd, vooreerst, om in de gelegenheid te zijn, het praeadvies van Burg. en Weth. aan te vullen, met datgene wat m. i. tot juist begrip van het standpunt van de meerderheid van het College noodig is. Bij het nalezen van het praeadvies van Burg en Weth. en de vroeger met betrekking tot de aanhangige zaak gewis selde stukken moet het meerderen met mij zijn opgevallen, dat in dit praeadvies, van het hoofdmotief, dat Burg. en Weth in 1899 er toe leidde om aan uwen Raad een voorstel te doen, onder zekere voorwaarden, subsidie te verleenen aan de Hol- laridsche Electrische Spoorweg Maatschappij, in het geheel geen sprake meer is. In dit praeadvies toch van 1899 zeggen Burg. en Weth., na er eerst opgewezen te hebben, dat onze gemeente in niet geringe mate bij een net van tramwegen in de Haarlem mermeer en omstreken betrokken is, aangezien het, zooals zij te kennen geven, een bekend feit is, dat onze weekmarkten door niet minder dan 72 dorpen in den omtrek geregeld bezocht worden, waarvan het meerendeel ligt in de Haarlemmer meer en de Rijnstreek en uit den aard der zaak toeneming van het marktbezoek mag verwacht worden wanneer de mid delen van gemeenschap worden uitgebreid en vooral wanneer het goederenvervoer zooveel gemakkelijker en sneller zal kunnen plaats hebben »dat er nog des temeer termen voor de «toekenning eener subsidie bestaan, wanneer men de zaak van, »een negatief standpunt beziende, voet geeft aan de onder stelling, dat, bij uitvoering van het overige gedeelte der plannen, »de aanleg van de lijn Hoofddorp-Leiden, wegens de te geringe «bijdragen der daarbij onmiddellijk betrokken gemeenten ach- «terwege mocht blijven". En laten er op volgen: «Het moet ieder duidelijk zijn, dat de belangen van Leiden «in dat geval ernstig zouden worden geschaad, daar eene af- «leiding van het marktbezoek van deze gemeente naar Haarlem «en Amsterdam daarvan allicht het gevolg zou kunnen zijn." Bij schrijven van 21 Sept. 1899 deelde de Kamer van Koop handel aan Burg. en Weth. mede, dat de grootst mogelijke meerderheid in de Kamer het voorstel van Burg. en Weth. onder de gestelde voorwaarden en eischen warm toejuicht, voor en bovenal op grond, dat, moge het positief belang voor handel en nijverheid ook onzeker en twijfelachtig zijn, dat in ieder geval het nadeel, dat voor Leiden zou kunnen ontstaan, wanneer het marktbezoek meer en meer naar Haarlem en Amsterdam verplaatst zou worden, op zichzelf reeds hun voor stel volkomen rechtvaardigt. Burg. en Weth. vreesden toen dus en m.i. met grond, dat, wanneer geen subsidie door Leiden werd verleend, de Holl. Electr. Spoorweg Maatschappij, die reeds in exploitatie heeft de lijn Amsterdam-Haarlem, den aanleg van het overig gedeelte van het net toch zou door zetten zoodat Leiden er dan buiten zou vallen en het markt bezoek van Leiden zou worden afgeleid naar Haarlem en Amsterdam, waarbij, zooals u zooeven gebleken is, de Kamer van Koophandel zich geheel aansluit. Wel zeggen Burg. en Weth. verder in hun advies van 1899, dat zij meenen de bewoners van den Lagen Rijndijk, Haven en Haarlemmerstraat niet te mogen blootstellen aan het gevaar dat de marktbezoekers, in een ander gedeelte van de stad binnenkomende, hunne handelsrelaties allengs ook naar dat gedeelte zouden overbrengen en aan adressante door hen is medegedeeld, dat het verzoek om subsidie alléén dan op een gunstig praeadvies van het college zou kunnen rekenen, indien het punt van aankomst in den omtrek der Haven werd gevestigd. Blijkbaar heeft echter, wanneer men met den aanhef van het praeadvies aan den Raad rekening houdt, deze mede- deeling alleen gestrekt om de Maatschappij te doen besluiten aan dezen wensch gevolg te geven, zoodat m. i. het hoofd motief toch is gebleven, bevordering van het marktbelang, ofschoon op deze wijze, ik moet het erkennen, beide belangen konden worden gediend. Wordt nu het voorstel van het College niet aangenomen door den Raad, dan zal het gevaar dat Burg. en Weth. in het aangehaalde praeadvies zoozeer vreesden en in de eerste plaats wijden ontgaan, niet zijn afgewend. De lijnen Haarlem, Hoofddorp, Aalsmeer. Uithoorn, Mijdrecht, Nieuwersluis en Amsterdam, Uithoorn, Nieuwveen, Nieuwkoop, Aarlanderveen, Alfen zullen dan toch wel worden aangelegd en is het vrij zeker, dat de ingezetenen van vele der genoemde dorpen, die thans geregeld hier ter markt komen, in het vervolg, ten gevolge van de betere aansluiting, de markten van Haarlem en Amsterdam zullen bezoeken, en dus Leiden zullen mijden. Bij aanneming van het voorstel van Burg. en Weth. hebben we zekerheid dat Leiden aan het net zal worden aangesloten en ook althans de moreele zekerheiddat het station aan de Zijlpoort zal komen en blijven; terwijl wij bij verwerping van het voorstel een onzekere toekomst tegemoet gaan. Zeer goed mogelijk is dan, ja m. i. zeer waarschijnlijk, dat Leiden eenvoudig uit het net wordt uitgeschakeld en daar mede het marktbelang ernstig schade wordt toegebracht en degenen uwer, die mochten meenen, dat zonder subsidie van Leiden de lijn LeidenOudewetering toch tot stand zal komen, wat ik niet aanneem, behoeven er dan toch zeker niet op te rekenen, dat een station aan de Zijlpoort zal ver rijzen, doch kunnen er dan vast op gaan, dat met geen enkelen wensch van Leiden rekening zal worden gehouden en dat het station van den Holl. IJzeren Spoorweg het eindstation zal zijn. Degenen dan, die de bewoners van den Rijndijk, Haven en

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1908 | | pagina 5