108 De commissie in Uwe vergadering van den Hen Juni jl. benoemd »tot het instellen van een onderzoek omtrent de bezwaarschriften tegen aanslagen in het vergunningsrecht" heeft de eer U het volgende te berichten: üm tot een goed inzicht in de zaak te komen, acht zij het niet ondienstig eerst de bepaling der Drankwet, die het ver gunningsrecht betreft, nader te beschouwen. Ingevolge het bepaalde bij het 2e lid van art. 20 dier wet wordt als grondslag voor de berekening van het vergunnings recht aangenomen de jaarlijks te schatten huurwaarde, die de lokaliteit, in verband met den omvang van het bedrijf, waarvoor de vergunning strekt, kan geacht worden te be zitten. Dit artikel dateert van 1881 en is hij de wijziging der wet in 1904 ongewijzigd gebleven, waaruit nog niet de gevolg trekking mag worden gemaakt, dat deze bepaling omtrent het vergunningsrecht door den wetgever van 1904 onver beterlijk werd geacht, maar het is waarschijnlijk, dat het zeer moeilijk was eene betere schattingsformule in de plaats der bestaande te vinden. In die formule nu worden 2 factoren aangetroffen nl. de huurwaarde der lokaliteit en den omvang van het bedrijf, waarmede bij de schatting rekening moet worden gehouden. De huurwaarde aan te nemen als eenigen grondslag voor berekening der huurwaarde van de localiteiten zonder liet debiet in aanmerking te laten komen, zou zeker bezwaarlijk gaan met het oog op groote sociëteiten en koffiehuizen, die, ook al is het verbruik van sterken drank gering, dan boven mate zwaar zouden worden belast. Van den anderen kant gaat het ook niet uitsluitend het debiet als grondslag aan te nemen, daar dit weer eene bevoorrechting zou worden voor de groote koffiehuizen. Zoo kwam het dus, dat men in 1881 bij het tot stand komen der wet naast de gewone huurwaarde ook den om vang van het bedrijf als basis voor de berekening van het vergunningsrecht aanvaardde. In de eerste plaats komt het er dus bij de schatting op aan de huurwaarde der localiteit als zoodanig te kennen. Natuurlijk zal bij de bepaling hiervan ieders persoonlijk inzicht veel gewicht in de schaal leggenmaar als hoofd leiddraad om tot deze wetenschap te komen zullen wel altijd dienen de stand, ligging en inrichting der localiteiten. Ver andering van stand, verplaatsing der inrichting, verbouwing of verbetering der localiteiten zullen dus kunnen leiden tot verhooging of verlaging der huurwaarde. Voorts zal bij de bepaling dier huurwaarde de localiteit, waarvoor de vergun ning is verleend, slechts in aanmerking komen. In de tweede plaats is het noodig den omvang van het bedrijf te leeren kennen. Het bedrijf, waarvoor de vergun ning strekt, zegt de wet. Het doet alzoo voor de berekening niets ter zake, of in dezelfde localiteit nog een ander bedrijf wordt uitgeoefend. De schatters zullen slechts hebben te letten op den omvang van het bedrijf voor den verkoop van sterken drank in het klein. Daar verder de vergunning krachtens art. 1 der wet geldt voor den verkoop beneden 10 Liter, zal dus deze verkoop alleen van invloed zijn en verkoop boven de 10 Liters niet medegerekend mogen worden. Om den omvang van het bedrijf te bepalen is het van de meeste beteekenis te weten, hoeveel drank wordt ingeslagen. En dan komt in aanmerking de telken jare door den Ont vanger der Invoerrechten en Accijnzen, alhier, verstrekte opgave van de door de verschillende vergunninghouders in het afgeloopen jaar ingeslagen hoeveelheden gedistilleerd. In verband met een klacht van de afdeeling Leiden en Omstreken der Vereeniging «Vergunning," dat deze jaarlijksch verstrekte opgave tot onbillijkheden aanleiding gaf bij den aanslag in het vergunningsrecht, daar de in die opgave begrepen hoeveelheden gedistilleerd niet van dezelfde sterkte waren en toch bij de schatting gelijk werden geacht, zijn de hoeveelheden gedistilleerd, die dit jaar zijn opgegeven, herleid tot eenzelfde sterkte van 50%. De hierdoor verkregen ge gevens zijn zeker juister. Evenwel behoeft het nauwelijks gezegd, dat het dan verkregen gegeven nog volstrekt geen betrouwbaar overzicht geeft van den omvang van die bedrijven, waar zonder biljetten wordt ingeslagen, hetgeen vermoedelijk zeer veel voorkomt. Volgens het wettelijk voorschrift nu zullen de verkregen huurwaarde en de omvang van het bedrijf gecombineerd moeten worden. Zeer begrijpelijk is het, dat het in de prak tijk groote moeilijkheden zal opleveren, hoe en in welke verhouding deze combinatie zal behooren plaats te vinden. Daar het voor de commissie van belang was te weten, waarop door de deskundigen voor de herschatting de huur waarde der localiteiten van de vergunninghouders, die in beroep zijn gekomen, is geschat, op welke wijze de omvang van het bedrijf is bepaald en boe de combinatie van beide factoren door hen wordt bewerkstelligd, heeft zij die des kundigen, de heeren A. S. van Ewijck, die namens de ge meente optrad en W. A. van Lith, die door den Rijksont vanger werd aangewezen, uitgenoodigd voor haar te ver schijnen, ten einde de noodige gegevens te verkrijgen. Van de andere zijde achtte zij zich verplicht mede de deskundigen, die door de vergunninghouders werden aan gewezen, te hooren, ten einde beide partijen volkomen recht te laten wedervaarden. Derhalve werd mede aan de heeren G. Hillenaar, die voor de vergunninghouders W. A. Elshof Zn, P. B. Erades en J. H. J. Knegtel optrad en N. de Zwart, die door den vergunninghouder O. A. L. Keuls werd aange wezen, eene uitnoodiging, om voor haar te verschijnen, toe gezonden. Genoemde heeren waren zoo welwillend aan baar verzoek gehoor te geven en verschenen voor haar in de vergadering van 23 Juni jl. Het bleek nu, dat de herschatters voor Gemeente en Rijk nog steeds hetzelfde stelsel huldigen als in 1906, welk stelsel op zeer heldere wijze is uiteengezet in een in dat jaar, mede naar aanleiding van ingestelde beroepen, uitgebracht rapport (Ing. stukken van 1906, n° 244). De commissie meent voor eene nadere kennismaking met dit stelsel gevoegelijk te kunnen verwijzen naar dit rapport. Zij, die de herschatting verrichtten, nemen dus nog steeds de huurwaarde buiten verband met den omzet, geheel afge scheiden van den omvang van het bedrijf en vermenigvuldigen dit cijfer met het getal Liters sterken drank, dat in het afgeloopen jaar is ingeslagen na aftrek van de boven de 10 Liter verkochte hoeveelheid gedistilleerd. Op dit product wordt de in genoemd rapport uiteengezette classificatie toe gepast. Hetzelfde stelsel past de heer de Zwart toe en hierdoor komt het dan ook, dat hij bij de herschatting van het perceel Zijdgracht n°. 42 tot dezelfde cijfers komt als de andere herschatters. De Heer Hillenaar echter is van stelsel veranderd. Terwijl hij toch in 1906 bij de berekening der huurwaarde uitsluitend de winst als basis aannam, heeft hij thans tot grondslagen genomen èn de winst èn de huurwaarde van de localiteit in verband met de winst van den verkoop van sterken drank beneden de 10 Liter. Bij de huurwaarde van de localiteit als zoodanig telt hij Vs der werkelijke winst op en vindt op deze wijze de huurwaarde in verband met den omvang van het bedrijf. De commissie, zich geheel plaatsend op het standpunt der wet, is van meening, dat zij het stelsel van den heer Hille naar niet kan aanvaarden, omdat hij rekening houdt met de door de vergunninghouders behaalde winst, waardoor men, in overtuiging, dat er niet overal drank van dezelfde qua- liteit geschonken wordt, tot eene onjuiste schatting moet komen. Het stelsel der herschatters daarentegen achtte zij geheel op de wet gegrond, terwijl zij het ook uit een oogpunt van billijkheid tegenover de overige vergunninghouders, die toch eveneens geheel overeenkomstig dit stelsel zijn geschat, meende te moeten aanvaarden. Bij de bepaling nu van de huurwaarde der localiteiten van de perceelen Haarlemmerstraat no. 139a, Kraaierstraat no. 1 en Noordeinde no. 27, scheen haar geen reden te bestaan af te wijken van de ten vorigen jare aangenomen huurwaarde, daar noch in de localiteiten noch op andere wijze zich eenige invloed liet gelden om tot verhooging der huurwaarde te komen. Zij stelde dus de huurwaarde van de vergunnings lokaliteiten dier perceelen resp. vast op f 110.—, f 80. en f 90. Wat de localiteit echter betrof van het perceel Zijdgracht no. 42. waarvoor ten vorigen jare eene huurwaarde was vastgesteld van f 60.zij oordeelde deze, ook in ver band met door de herschatters gegeven inlichtingen, te laag, maar achtte tevens eene huurwaarde ad f 120.door deze heeren aangenomen, te hoog. Voor deze localiteit meende zij eene huurwaarde van f 90.te moeten aannemen. Voor de bepaling van den omvang van het bedrijf nam de commissie de over 1907 ingeslagen hoeveelheid gedistilleerd als maatstaf aan, na aftrek van de verkochte hoeveelheid boven de 10 Liter. Zoo kwam zij voor de drie eerstgenoemde perceelen tot eene belastbare hoeveelheid resp. ad 5200, 8000 en 12171 Liter. Voor het perceel Zijdgracht no. 42 kon op het door den Ontvanger opgegeven aantal Liters ad 63 niet worden afgegaan. De herschatters zijn dan ook bij den beer Keuls zelf inlichtingen gaan vragen, die voor deze vergunning een cijfer van 2249 Liter opgaf. Daar dit cijfer betrouwbaar werd geacht, (in 1906 werd voor deze localiteit 2419 Liter ingeslagen) handhaafde de commissie voor de berekening der huurwaarde in verband met den omzet het genoemde cijfer van 2249 Liter. Het volgend staatje geeft een overzicht van het hiervoren bepaalde en van de door combinatie der factoren door de commissie vastgestelde huurwaarde in verband met den omvang van het bedrijf. Ter vergelijking gaan de cijfers voor de schatting 1907/8 vooraf:

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1908 | | pagina 4