GEMEENTERAAT) VAN LEIDEN. IXttEKOIIEIf STUKKEN. N°. 173. Leiden, 1 Juli 1908. Bij de Commissie van Financiën bestaat geene bedenking tegen de overneming in eigendom en onderhoud van het aan de bouwgrond-maatschappij «Buitenrust'' toebehoorende gedeelte der Schelpenkade en de voetbrug over de Trek vliet. Zij adviseert U derhalve tot de overneming te besluiten. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 174. Leiden, 2 Juli 1908. Bij besluit van Uwe Vergadering van den 6en Juni 1907 werd Mej. Reudler, voor den tijd van één jaar en wel voor den cursus 1907/1908, benoemd tot leerares in de Natuur- en Schei kunde aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes Aangezien het onderwijs van deze leerares goed voldoet, geeft de Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs thans in overweging om Mej. Reudler vast aan te stellen. Onder verwijzing naar het in de Leeskamer ter inzage liggend advies van den Inspecteur van het Middelbaar Onder wijs. waaruit blijkt, dat deze zich met het voorstel van de commissie vereenigt, stellen wij U voor daarom tot de vaste aan stelling van Mej. j. Reudler tot leerares in de Natuur- en Scheikunde aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes over te gaan. Tevens geven wij U in overweging den pensioensgrondslag van Mej. Reudler te bepalen op '1000. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 175. Leiden, 2 Juli 1908. Ingevolge het voorstel van de Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs en onder overlegging van het ter zake uitgebracht advies van den Inspecteur van het Middel baar Onderwijs, geven wij U in overweging om de dames J. M. Oort en G. C. Kooyker weder voor den tijd van een jaar, alzoo tot 1 September 1909 te bestendigen als leerares in bet Hoogduitsch aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden 22 Juni 1908: Wij hebben de eer U in overweging te geven de tijdelijke aanstelling der dames J. M. Oort en G. C. Kooyker, beiden leerares in het Hoogduitsch aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes alhier, welke aanstelling 1 September aanstaande eindigt, wederom voor een jaar te verlengen, alzoo tot 1 Sep tember 1909. y De Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs. B. J. H. Haitink, Voorzitter. H. M. A. Coebergh, Secretaris. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden. 's-Gravenhage, 1 Juli 1908. In antwoord op nevensvermeld schrijven heb ik de eer Uw College te berichten, dat, ik mij kan vereenigen met het voorstel van de Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs in Uwe gemeente, strekkende te bevorderen dat de tijdelijke aanstelling der dames J. M. Oort en G. C Kooyker, beiden leerares in het Hoogduitsch aan de H. B. Schoof voor meisjes in Uwe gemeente, wederom voor één jaar worde verléngd. Mitsdien veroorloof ik mij Uw College te bevorderen, dat overeenkomstig het voorstel van de Commissie voornoemd worde gehandeld. De Inspecteur van het Middelbaar Onderwijs J. Campert. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden. N°. 176. Leiden, 3 Juli 1908. Nadat in uwe vergadering van 5 Maart 1.1. besloten was de nieuwe school der 3e klasse te plaatsen op het Raamland aan den Hoogen Rijndijk en dit besluit door Gedep. Staten bij hun besluit van 21 April d. a. v. was goedgekeurd, kwam den 14en Mei in be handeling een verzoek van P. J. van Hoeken c.s. om op genoemd Raadsbesluit terug te komen en een ander terrein voor de school aan te wijzen. Bij ons praeadvies, opgenomen onder no. 116 der Ingek. Stukken, stelden wij u voor dit verzoek voor ken nisgeving aan te nemen, aangezien het ons het verstandigst scheen bij het eenmaal genomen besluit te volharden, zoolang niet gebleken was dat de gemeente op voor haar minder be zwarende voorwaarden een ander voor den bouw der school geschikt terrein zou kunnen bekomen. Dat praeadvies gaf weer den heer van Hoeken aanleiding nog in diezelfde raads zitting met een bepaald aanbod van terrein tot den Raad te komen, met het gevolg dat de Raad zich vereenigde met een voorstel van den heer Vergouwen om de behandeling van het adres aan te houden in afwachting van den uitslag van een alsnog in te stellen nader onderzoek omtrent de geschikt heid van het aangeboden terrein. Sedert bereikten nog een vijftal andere aanbiedingen ons college, t. w. 1°. een van de heeren N. A. Zekveld en P. J. Christiaanse van een terrein, beoosten de Rijndijkstraat in den Roombur gerpolder; 2°. een van J. Filippo Hzn., namens de dames van't Hooft, van een terrein aan den Zijlsingel, iets zuidelijker gelegen dan het door P. J. v. Hoeken aangeboden terrein; 3°. een van J. J. de Cler, namens de erven K. H. Hylkema, van een terrein benoorden de Decimastraat buiten de Zijlpoort; 4°. een van P. J. Dingjan Jr., van een terrein gelegen aan de Kooilaan, benoorden den Lagen Rijndijk; en eindelijk 5°. een van J. J. de Cler, namens de heeren M. P. Splinter en C. de Graaf te Leiderdorp, van een terrein benoorden de Nipponstraat, buiten de Zijlpoort. Deze vijf terreinen, gevoegd bij dat, door den heer van Hoeken aangeboden, en de reeds ter beschikking van de gemeente staande terreinen aan het Raamland en bij de Duivenbodestraat, maken dat de gemeente thans de keuze heeft tusschen 8 verschillende plaatsen, waar de nieuwe school zou kunnen worden gebouwd. Van deze acht plaatsen kunnen echter een drietal reeds aanstonds buiten beschouwing blijven: het terrein aan de Duivenbodestraat, omdat die plaats blijkens het nader door de schoolcommissie uitgebracht rapport, op dit oogenblik voor den bouw van een 3e klasse school nog onge schikt moet worden geacht; het terrein aan de Rijndijk straat omdat het, nog afgescheiden van zijn zeer ongunstige ligging in Gen polder, geen voldoende ruimte aanbiedt; en dat, boven sub. 5° vermeld, omdat het, als aan vier kanten door straten omgeven, de schoollokalen te veel aan het rumoer van buiten zou bloot stellen. Zoo blijven dus nog vijf terreinen ter beschouwing over, die, het een wat meer, het ander wat minder voor den bouw van een school geschikt, toch alle, uit een onderwijs oogpunt bezien, voor den bouw der nieuwe school in aanmerking kunnen komen en bij wier vergelijking dus het bedrag van de kosten van aankoop en toegankelijk maken van het ter rein groot gewicht moet in de schaal leggen. Toch meenen wij thans ook het Raamland al dadelijk te kunnen prijs geven. Immers wat aanvankelijk vooral voor het Raamland pleitte, was dat het door de schoolcommissie als plaats niet ongeschikt werd geacht, als eigendom van de gemeente geen kosten van aankoop medebracht en uitnemend gelegen was om tijdens de vernieuwing van de school in de Gortestraat in de te bouwen school de bevolking van de 4e klasse school tijdelijk te herbergen. Nu evenwel meer noor delijk gelegen terreinen beschikbaar zijn, geeft de school commissie, met het oog op de verdeeling van de schoolbevolking, aan die terreinen de voorkeur, terwijl bovendien niet uit het oog mag worden verloren, dat de plaatsing van een school op het Raamland bij een groot aantal ingezetenen bezwaren heeft ontmoet en ook niet kan worden ontkend, dat de ge meente dientengevolge in hare beschikking over het overige gedeelte van het Raamland zou kunnen worden bemoeielijkt. Wat nu de vier overige terreinen betreft, zoo blijkt uit het in de Leeskamer liggend vergelijkend overzicht van den Direc teur van Gemeentewerken, dat de kosten van aankoop met inbegrip van stratenaanleg zouden bedragen: 1° voor de terreinen van P. J. van Hoeken f 15260 of f 14660.— al naarmate terrein B of terrein C gekozen wordt 2° voor het terrein aan den Zijlsingel van de dames van 't Hooft f 14675. 3° voor het terrein van P. J. Dingjan aan de Kooilaan f 44600.— en 4° voor het terrein van de erven Hylkema benoorden de Decimastraat f 8100.waarbij echter weder te vermelden

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1908 | | pagina 1