142 DONDERDAG 25 JUNI 1908. De heer van Hamel. M. d. V. Het spijt mij dan in zooverre, dat wij nu deze verordening behandeld hebben. \v ij hebben het nu reeds gedaan met het oog op de behandeling van de begrooting voor 1909. Dan kan men met deze zaak rekening houden. Wel is waar, is het hier maar een kwestie van een half jaar, van f 700 a f 800, maar wij moeten toch de be grooting niet in de war sturen. De onderwijzerstraktementen zijn in Maart behandeld, en toen hebben wij de verordening van terugwerkende kracht verklaard. Toen' hadden wij ook het vooruitzicht, dat wij sedert 1 Januari 10000 van het Rijk zouden krijgen en daardoor werd de begrooting niet zóó in de war gestuurd als de aanneming van dit amendement zou doen. Ik vind het een verkeerd principe, om zoo in het midden van een dienstjaar dergelijke regelingen van terugwerkende kracht te verklaren. Het is een kwestie van f 700, dus het bedrag op zichzelf is zoo hoog niet. Doen wij het echter hier, dan moeten misschien meer verordeningen van terugwerkende kracht verklaard worden. Het is dus een verkeerd beginsel, om op deze wijze »uit het onvoorzien" te putten Het voorstel is alleen nu ingediend om er bij de be grooting rekening mede te houden en dan zal dat ook gedaan worden. De heer Fokker. M. d. V. Ik kan niet anders doen, dan het amendement warm aanbevelen. In de gedrukte stukken zelf staat, dat de bewaarschoolonderwijzeressen niet noemens waard in ontwikkeling ten achter staan bij de gewone onder wijzeressen bij het lager onderwijs en dus werkelijk het groote verschil in bezoldiging onbillijk moet worden geacht. Men zal het nu met mij eens zijn, dat, waar we nu de salarissen zijn gaan verhoogen, en de Raad stilzwijgend die onbillijkheid erkende, wij ook nog een stapje verder moeten gaan en de verhooging zoo spoedig mogelijk moeten doen ingaan. 1 Juli is het tijdstip, waarop het jaar half om is, een geschikt tijdstip dus voor het doen in werking treden dezer verordening, en het is m. i. de uiting van een gelukkige gedachte van den heer Sijtsma om dit amendement voor te stellen. Ik steun het gaarne en beveel het ten zeerste aan. De Voorzitter. Burg. en Weth. kunnen het amendement niet steunen om redenen van comptabelen aard, zooals reeds is uiteengezet. De beraadslaging wordt gesloten. Het amendement van den heer Sijtsma, in stemming ge bracht, wordt verworpen met 18 tegen 8 stemmen. Tegen stemmen de heeren: de Vries, Vergouwen, Bosch, Pera, Timp, Eockema Andreae, Driessen, van der Lip, Roem, Bots, Briët, A. Mulder, van Tol, Zaalberg, P. J. Mulder, Juta, van Hamel en Kerstens. Vóór stemmen de heeren: Meuleman, van Gruting, Zwiers, de Boer, Sijtsma, Reimeringer, van der Eist en Fokker. Art. 5 en vervolgens de geheele verordening worden zonder hoofdelijke stemming aangenomen. XII. Verordening, houdende wijziging der verordening op tapperijen, bierhuizen enz. en logementen, van den lsten De cember 1898 (Gem. bl. n°. 14) laatstelijk gewijzigd bij veror dening van 1 Maart 1906 (Gem. bl. n°. 9). (Zie Ing. St. no. 159). De algemeene beschouwingen worden geopend. De heer Pera. M. d. V. Toen jaren geleden een verzoek van de houders van vergunning van gelijke strekking als het tegenwoordige, om een later sluitings-uur te bekomen, bij onzen Raad was ingekomen, heb ik het toestaan van dat verzoek bestreden; ik acht mij verplicht dit ook thans te doen. Is het omdat ik het »gelijk recht" niet wil betrachten? Dat zij verre van mij. Ik kom er toe, door de erkenning van het feit, dat de omstandigheden waaronder de vergunning houders hun bedrijven uitoefenen, zeer verschillend zijn. De groote meerderheid dezer bedrijven hebben hun bestaan van wat men gewoon noemt den werkenden stand, waarvan niet weinigen den verkoop reeds in den morgen beginnen. De bezoekers zijn inwoners van Leiden, menschen, die 's morgens vroeg hun arbeid aanvangen, en die zeer noodig 's avonds elf uur ter ruste moeten zijn om voor de volgende dagtaak geschikt te wezen. Het grootste deel der werklieden, namelijk zij, die hun eigen belang en dat hunner gezinnen behartigen, zullen er zich niet om bekommeren, of er om elf uur dan wel om twaalf uur in de herbergen gesloten wordt, want lang te voren, zoo zij er nog al eens komen, zijn zij er niet meer te vinden, maar wel bij vrouw-lief thuis. Daar zijn de centen beter besteed. Een kleiner deel der vergunninghouders vindt zijn be gunstigers onder geheel ander publiek. Dit begint zijn arbeid later op den dag, doch is dan ook 's avonds niet zoo vroeg gereed. En voor zoo ver men dan behoefte gevoelt of lust heeft om in een publieke gelegenheid zijn uitspanning te zoeken, is men daartoe eerst veel later in staat, en het zou niet billijk zijn zulke bedrijven geen meer gevorderd sluitings-uur toe te staan. Men heeft toch bij dit publiek met een geheel andere tijdsindeeling van den dag te doen. Ik wil thans eens nagaan, wat de houders van vergunning in hun adres zooal ten beste geven. Het eerste wat zij zeggen is: dat de vrijheid aan sommige bedrijven verleend om tot twaalf en een uur open te blijven, ontevredenheid wekt bij de vergunninghouders, en bij hun bezoekers, wat de laatsten aangaat, omdat deze ook na elf uur nog willen verpoozen. Dat de vergunninghouders ontevreden zijn, kan ik mij voor stellen, al ontken ik, dat er voor deze ontevredenheid recht matige reden zijn. Of dan ons Gemeentebestuur niet verplicht is rekening te houden met de hier ons meegedeelde ontevredenheid bij de bezoekers van vergunning? Daarvan zeg ik: Niet alleen dat wij het niet verplicht zijn, maar het zou zonde wezen, wanneer wij het wel deden. Wie gelegenheid gehad heeft zeg van acht tot elf zich in die inrichtingen te verpoozen, die heeft zich daar lang genoeg verpoosd. Begrijpt zoo ietnand niet, dat het om elf uur meer dan tijd wordt om naar huis te gaan, dan is het brood noodig, dat hij door een dwangmiddel er aan herinnerd wordt. De vergunninghouders noemen het een achterstand van Leiden bij andere plaatsen, omdat het uur van algemeene sluiting der vergunningen wat vroeger is, dan. op sommige andere plaatsen. Ik verschil in meening van hen. Naar mijn oordeel heeft het Leidsche Bestuur meer besef gehad van roeping en plicht, dan dat elders het geval is geweest. De vergunninghouders zeggen, dat veel treinen en trams vertrekken en aankomen lang na het vastgestelde sluitingsuur. Wat is op dit punt het geval? Dat alle reizigers van alle tramgelegenheden en op twee na van alle treinen gebruik kunnen maken van de inrichtingen, die tot elf uur open zijn. De laatste trein naar Amsterdam vertrekt (Amsterdamsche tijd) 11.53, doch wie den voorgaanden trein van 11.16 niet heeft kunnen halen, zal voor 11.53 niet lang behoeven te wachten. De laatste trein naar Rotterdam vertrekt 11.40; doch wie voor den voorgaanden, 11.9, is te laat gekomen, zal zich even min lang vervelen. Voor al de andere reisgelegenheden zal men vóór elf zijn glas uit moeten drinken om tijdig present te zijn voor 't vertrek. De vergunninghouders vertellen ons al verder, dat na ge houden vergaderingen geen gelegenheid bestaat om nog gezellig saam te zijn. Ik merk op, dat wanneer dit werkelijk zoo is, het te wijten is aan eigen schuld. Voor allerlei gevallen bestaat toch ge legenheid daarvoor toestemming te bekomen. Al voortgaande worden ons plaatsen genoemd waar men algemeen later nog een borrel kan koopen. Daar hebben wij niets mee noodig; we hebben te rekenen met Leiden, een fabrieksstad, gelijk geen een der genoemde plaatsen. Het zou niet getuigen van een gezond denken, wanneer wij ons door een dergelijk argument lieten beheerschen. De vergunninghouders veronderstellen, dat bij ons college de overtuiging zal zijn gevestigd, dat het gehalte der vergun ninghouders er zeer op verbeterd is. Nu over het gehalte der vergunninghouders wil ik niet twisten. Maar om den invloed van de vergunningen te leeren kennen is het goed eens te rade te gaan met het leger van vrouwen, die óf 's avonds om sommige deuren van herbergen zwerven, om haar echtvriend te zoeken, óf met een kloppend hart zijn thuiskomst verbeidenafwachtende hoe het met hem gesteld zal zijn. Laat ons medelijden hebben, en zoo er nog eenig gevoel van barmhartigheid spreekt, dan het algemeen sluitings uur niet gebracht van elf op twaalf uur. De heer Meuleman. M. d. V. Ik moet verklaren, dat het praeadvies mij heeft teleurgesteld. Dat er, met het oog op treinen, enz. enkele gelegenheden open moeten zijn, kan ik mij verklaren. Maar ik meendat het veilig aan het hoofd der politie kan worden overgelaten, om op te geven, welke gelegenheden dat moeten zijn. De argumentatie, waarom alle gelegenheden opengesteld worden, is niet overtuigend. Het spijt me vooral, dat een dergelijk praeadvies komt in den tegenwoordigen tijd van den strijd tegen drankmisbruik. De indruk, die een dergelijk praeadvies naar buiten zal maken, is ongetwijfeld, ongunstig. Bovendien zijn hier in de stad vergunninghouders, die zelf tegen het praeadvies zijn, maar die niet anders kunnen, want ze moeten met de vereeniging mede. Ik hoorde van enkelen zelfs nog dezen morgen: ik hoop, dat de Raad van middag het voor-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1908 | | pagina 4