140
DONDERDAG 25 JUNI 1908.
De Voorzitter. Mag ik den heer Juta verzoeken even het
presidium over te nemen, daar ik mij bij de behandeling van
dit punt verwijderen moet, evenals de heeren van der Lip,
Meuleman en de Vries?
De rekening wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke
stemming goedgekeurd.
(De Voorzitter en de heeren van der Lip, Meuleman en
de Vries hadden bij de behandeling van dit punt tijdelijk de
vergadering verlaten.)
IV. Rekening, dienst 1907, van de Stedelijke Werkinrichting.
(Zie Ing. St. ri°. 158).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goed
gekeurd.
(De heeren Juta, Bots en Reimeringer hadden bij de be
handeling van dit punt de vergadering tijdelijk verlaten).
V. Voorstel tot uitgifte van permissiën voor het jagen op
waterwild op de Vroon wateren.
(Zie Ing. St. n°. 160j.
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan
genomen.
VI. Voorstel tot wijziging der begrooting, dienst 1908, ter
voorziening in de behoefte aan kasgeld.
(Zie Ing. St. n°. 155).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan
genomen.
VII. Verzoek van de Vereeniging tot Bevordering van het
Vreemdelingenverkeer te Leiden en omstreken om ver
gunning tot het bouwen van een houten gebouwtje, bestemd
tot berging van rijwielen op het stationsterrein der Holl. IJzeren
Spoorwegmaatschappij.
(Zie Ing. St. n°. 154).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming conform
het praeadvies besloten.
VIII. Verzoek van L. G. Aalbersberg om vergunning tot het
dempen van een gedeelte sloot langs den Hoogen Rijndijk,
vóór het perceel kad. bekend Sectie M no. 894.
(Zie Ing. St. no. 153).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming conform
het praeadvies besloten.
IX. Voorstel om aan H. M. de Koningin voor te stellen
Burgemeester en Wethouders te machtigen vergunning te ver-
leenen tot verkoop van sterken drank in het klein in een 4-tal
taveernen op het Gud-Hollandsch Marktplein, ter gelegenheid
van het Nederlandse!) Taal- en Letlerkundig Congres.
(Zie Ing. St. no. 162).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan
genomen.
X. Voorstel in zake de vergoeding voor het gebruik van
lokalen, hulpmiddelen enz., in het Leidsche Volkshuis, ten
behoeve van het huishoud-, kook- en waschonderricht aan de
Herhalingsschool, afd. Meisjes.
(Zie Ing. St. no. 152).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan
genomen.
XI. Verordening, regelende de bezoldiging van het onder
wijzend personeel aan de openbare bewaarscholen te Leiden.
(Zie Ing. St. no. 157).
De Voorzitter. De concept-verordening is in handen ge
weest van de Commissie voor de huishoudelijke verordeningen,
die echter gemeend heeft, op grond van den beperkten tijd,
die vóór deze vergadering nog overbleef, zich van advies te
moeten onthouden.
Ik zal de laatste zijn om te betwisten, dat de tijd der Com
missie krap toegemeten was, maar ik wil opmerken, dat de
omstandigheid, dat deze vergadering nu plaats heeft in plaats
van den 2 Juli, zooals aanvankelijk in het plan lag, er de oor
zaak van is, dat de tijd zoo kort was.
Met het oog op punt 6 van de agenda bleek het noodig,
deze vergadering voor 1 Juli te doen houden. Daardoor is de
tijd der Commissie wat krap toegemeten.
Ik zou wel willen vragen, of de Commissie wenscht, dat de
behandeling van deze zaak uitgesteld wordt, of dat er mis
schien geen bezwaar is, thans tot de behandeling over te gaan.
De heer van der Lip. Daartegen heeft de'Commissie geen
bezwaar, mijnheer de Voorzitter.
De Voorzitter. Dan zal dit punt dus nu behandeld worden.
Algemeene beschouwingen worden niet gevoerd.
Art. 1 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
aangenomen.
Beraadslaging over art. 2, luidende
»De onderwijzeressen genieten een jaarwedde van ten minste
f 400 en van ten hoogste 700.
Burgemeester en Wethouders bepalen het bedrag van de
jaarwedde van iedere onderwijzeres, na de Commissie voor de
Bewaarscholen te hebben gehoord."
De heer Sijtsma. M. d. V. Wanneer wij dit artikel vergelijken
met het eerste, waar de aanvangswedde van het hoofd op
f 750 is gesteld, met drie driejarige opklimmingen van
f 50 en bedenken dat ook de verhoogingen van andere amb
tenaren periodiek geschieden, dan krijgt men den indruk, dat
het hier niet in den haak is.
Er is hier een minimum van ƒ400 en een maximum van
f 700 en in dit raam kunnen Burg. en Weth. besluiten te
geven tusschen deze beide getallen. Ik zou graag wenschen
dat ook bepaald werd, wanneer de verhoogingen bij de onder
wijzeressen plaats vinden.
Ik heb het lijstje der tegenwoordige jaarwedden van de
onderwijzeressen eens nagezien. Daarin is blijkbaar wel eenige
willekeur. Eén, die in 1898 is aangesteld, heeft 600 en
een van 1883 heeft f 500 Op dezelfde school zijn er van 1883,
1896 en van 1902, die allen hetzelfde salaris nl. 500 hebben,
waar dus blijkbaar in het geheel met geen dienstjaren schijnt ge
rekend te worden.
Dat is toch tot op zekere hoogte willekeur. Het is wel
mogelijk, dat het goed is, wijl men naar verdiensten beloont.
Dat geschiedt echter niet meer bij de secretarie-beambten,
bij de ambtenaren van het bureau van gemeentewerken en
bij de onderwijzers en bij de stadswerk lieden, bij geen enkelen
tak van gemeentedienst. Het zou dus alleen hier geschieden. Dat
komt mij niet goed voor, als steunende op geen enkelen deugde-
lijken grond. Ik stel daarom voor, te lezen in dit artikelDe
onderwijzeressen genieten een aanvangsjaarwedde van f 400
Deze wordt, telkens na drie jaar dienst, met 50 verhoogd."
Dan hebben zij na 18 jaar het maximum van 700.
De Voorzitter. Het amendement van den heer Sijtsma is
schriftelijk ingediend en wordt ondersteund door de heeren
Zwiers en Fokker. Het maakt dus een onderwerp van beraad
slaging uit.
De heer van Hamel. M. d. V. Aan de eene zijde is tegen
dit voorstel van den heer Sijtsma geen bezwaar. Evenals de
heer Sijtsma, gunt ook de Commissie voor de bewaarscholen
en ik de onderwijzeressen een goed salaris. De Commissie heeft
echter gemeend, dat wij niet alleen rekening moeten houden
met de belangen van het onderwijzend personeel, maar ook
met de belangen van de gemeentekas.
Wij kunnen nu wel voor allen het maximum op/700 brengen,
maar wij hebben gemeend, als de eerste onderwijzeres f 700
krijgt, dat dan de anderen f 600 moeten hebben. Dat scheelt
weer 300 en wij moeten op de kleintjes passen. Ook het
percentage van de inkomstenbelasting moet worden verhoogd.
Rekent men dus met de belangen van de gemeentefmanciën,
dan is er wel bezwaar.
De verhoogingen hielden tot dusverre ook rekening met de
verdiensten van de onderwijzeressen. Elke verhooging wordt
aan Burg. en Weth. voorgesteld en het is de Commissie ge
bleken, dat dat stelsel heel goed werkt.
Meent de heer Sijtsma echter, dat de onderwijzeressen
hooger traktement moeten hebben, en is de Raad zoo royaal
met die meening mede te gaan, dan zal ik mij daartegen niet
verzetten.
De heer Pera. M. d. V. Ik acht het het beste, dat wij ons aan
het voorstel houden. Het bewaarschoolonderwijs heeft ons nog
weinig bezig gehouden. Het zal in de toekomst, naar ik ver
wacht, wel meerdere aandacht trekken dan tot nu toe. Ik
geloof, dat het voorzichtig is, ons nu tot het voorgestelde te
bepalen. Blijkt bij nader onderzoek, dat wijzigingen moeten
plaats hebben, dan staan wij gemakkelijker en vrijer, om deze
later nog aan te brengen.
De heer Sijtsma. M. d. V. Mag ik even antwoorden op
hetgeen men tegen mijn amendement heeft aangevoerd? Het
komt mij voor, dat het hier niet gaat om de eenige honderden
guldens, ik geloof, als ik den Wethouder goed verstaan heb
ƒ300, die dat meer zal kosten. Dat is ook niet de reden ge
weest, om een andere salarisregeling voor de onderwijzeressen
voor te stellen. De reden voor de verandering is, dat dit
stelsel, dat hier wordt toegepast, bij geen enkelen anderen
tak van dienst gevonden wordt. Overal zien wij periodieke
verhoogingen Ambtenaren, onderwijzers, onderwijzeressen,
allen krijgen om de zooveel jaar verhooging. Dat geschiedt
hier niet.
De heer van Hamel zegt, dat het hier voorgestelde stelsel
iets vóór heeft, dan kan men de menschen, die het meeste
verdienen het meeste geven, maar dat doet men toch in andere