GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 401 IS«iEKOKEX (STI K RÏX. N°. 165. Leiden, 20 Juni 4908. Door het eervol ontslag, bij Uw besluit van 5 Maart aan Mr. P. E. Briët verleend, is het ambt van Secretaris van het College van Curatoren van het gymnasium vacant. Curatoren hebben de eer thans als opvolger van Mr. Briët voor te dragen: Mr. H. W. C. J. de Jong, advocaat en procu reur alhier, en verzoeken den Gemeenteraad dezen tot Secretaris van hun College te benoemen. Zij hebben Mr. de Jong tot het aannemen eener eventueele benoeming bereid bevonden. Namens Curatoren van het gymnasium Fockema Andreae, Voorz. Aan den Raad der Gemeente Leiden. N°. 166. Leiden, 23 Juni 1908. De Commissie van Financiën heeft de eer U te berichten, dat zij geen bezwaar heeft tegen den begrootingsstaat, gevoegd bij de voordracht van Burgemeester en Wethouders d.d. 9 Juni jj 1. (Ing. St. n°. 152), indien de Raad besluit tot de daarbij voorgestelde verhooging van de aan het Leidsehe Volkshuis te betalen vergoeding voor het gebruik van lokalen en hulpmiddelen en tot het maken van een nieuwe wasch- gelegenheid, ten behoeve van het herhalingsonderwijs Evenmin heeft de Commissie bezwaar tegen de bij Ing. St. n°. 155 voorgestelde verhooging van volgn. 59 der begrooting voor 4908 „Tijdelijke geldleening ter voorziening in de behoefte van kasgeld" met 150.000.en den daarbij gevoegden be grootingsstaat. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 167. Leiden, 20 Juni 1908. Bij de indiening harer begrooting voor het volgende dienst jaar worden door de Commissie van beheer over »Endegeest" en «Rhijngeest" verschillende belangen ter sprake gebracht, waarin niet zonder wijziging van het Huishoudelijk Reglement dier inrichtingen of de goedkeuring Uwer Vergadering kan worden voorzien. Zoo acht de commissie in de eerste plaats de instelling van een nieuw ambt, dat van Adjunct-Directrice, noodzakelijk. Was het vroeger mogelijk de regeling van den geheelen huis- dienst en het toezicht op het verplegend en huishoudelijk personeel aan den huismeester op te dragen, thans, nu het personeel in den loop der jaren zulk een belangrijke uitbreiding heeft ondergaan, kan daarin niet langer zonder schade voor den dienst door één persoon, een man, worden voorzien. Im mers alleen reeds het verplegend personeel is in de laatste jaren tot bijna 60 personen aangegroeid en weldra zal hun aantal, bij de opening van de idioten-afdeeling, tot 70 stijgen. En dat het toezicht op het keuken- en waschhuispersoneel en op het overige vrouwelijk personeel van den huisdienst alsmede dat op de verpleegsters, behoudens het oppertoezicht natuur lijk van den Geneesheer-Directeur, meer eigenaardig tot de taak eener vrouw behoort, zal ook zonder nadere motiveering wel voor ieder duidelijk zijn. Diegenen evenwel die daar omtrent nog nadere toelichting mochten wenschen, meenen wij naar het zeer uitvoerig rapport te dier zake van den Geneesheer-Directeur, dat door de commissie bij hare begrooting werd overgelegd, te mogen verwijzen. Het salaris van de adjunct-directrice zou, naar de commissie meent, moeten worden bepaald op een aanvangswedde van ƒ800.te verhoogen bij de opening der idioten-afdeeling tot 900 enj daarna nog driemaal, telkens na 2 jaren dienst, met ƒ100.tot een maximum van ƒ4200.—. Onzerzijds bestaat tegen deze regeling van haar salaris geen bezwaar. En ook dat de commissie de benoeming dezer titularisse aan zich wenscht te behouden, schijnt ons volkomen verklaarbaar, als zijnde dit in het belang eener richtige keuze alleszins raadzaam. Wordt nu het ambt van adjunct-directrice ingevoerd, dan zullen de artt. 1 en 14 van het Huishoudelijk Reglement voor de gestichten »Endegeest" en «Rhijngeest" een aanvulling, en later ook art. 36 een wijziging moeten ondergaan. Aan gaande de bezoldiging van deze beambte zal echter niets naders behoeven te worden geregeld, aangezien de regeling daarvan ingevolge art. 9 van het Reglement op het beheer en bestuur der gestichten reeds tot de bevoegdheid der com missie behoort. In de tweede plaats wordt op de ingediende begrooting een bedrag gevonden van ƒ950.zijnde de eerste termijn (een vierde gedeelte) van een totale uitgave van ƒ3800.voor het maken van een inrichting voor permanente baden, ook op de afdeeling voor onrustige mannen. Gelijk Uwe Vergadering zich herinneren zal, werd de commissie bij uw besluit van 9 Juli 1903 (zie Ingek. Stukken nc. 203) ingevolge art. 43 van het Huishoudelijk Reglement gemachtigd een dergelijke inrichting te maken op de afdeeling voor onrustige vrouwen. Deze inrich ting heeft nu, blijkens de toelichting van den Geneesheer- Directeur onder ri°. 11 der Uitgaven, tijdens hare 4-jarige exploitatie zoo gunstig gewerkt, dat hij het alleszins in het belang van de verpleging acht, ze ook op de mannenafdeeling in te voeren. De commissie sluit zich daarbij geheel aan en ook ons college kan niet anders dan tot inwilliging van het ver zoek adviseeren. Met het oog op het vrij groot bedrag van de uitgave wordt deze echter, evenals destijds bij de uitbreiding van het waschhuis is geschied, over vier jaren verdeeld. De gemeente begint met de som te leenen en ter beschikking van de com missie te stellen, terwijl deze in de jaren 4909, '10, '41 en '12 telkens V* gedeelte daarvan aan de gemeentekas zal resti- tueeren. Wij stellen u dus voor de bij art. 43 van het Huis houdelijk Reglement vereischte goedkeuring voor de uitvoering van dit werk reeds thans te verleenen, opdat door ons tot de goedkeuring der ingediende begrooting ook op dit punt kunne worden overgegaan. In de derde plaats eindelijk acht de commissie een verhooging van de wedde van den assistent-geneesheer Dr. Borgerhoff Mulder van ƒ4000.— tot ƒ1500.— (benevens ƒ200.— wegens gemis van vrije woning en voeding) noodzakelijk. De heer Borgerhoff Mulder toch doet reeds als zelfstandig afdeelings- geneesheer dienst en heeft bovendien door de oprichting van de 2e klasse B op Rhijngeest een omvangrijker werkkring gekregen. Ook tegen de aanneming van dit voorstel der com missie bestaat bij ons college geen bezwaar. Resumeerende geven wij U dus in overweging: I. Over te gaan tot de vaststelling van de navolgende ver ordening: VERORDENING, houdende wijziging van de verordening van 23 October 1902 (Gem. BI. n". 16), houdende Huis houdelijk Reglement voor het Krankzinnigengesticht „Endegeest" en het Sanatorium voor zenuwlijders „Rhijngeest", gelijk deze laatstelijk is gewijzigd bij verordening van 8 Januari 1903 (Gem. BI. n°. 2). Art. 1. Art. 4 van het Huishoudelijk Reglement wordt aldus aangevuld, dat sub b wordt gelezen: een adjunct-directrice terwijl de letters b, c, d, e, g, h en i zullen worden gelezen resp. c, d, eg, h, i en k. Art. 2. In art. 14 van het huishoudelijk reglement worden vóór de woorden »den Boekhouder" ingelascht de woorden »de Adjunct- Directrice'. Art. 3. Deze verordening treedt in werking op 1 Januari 1909. II. de commissie van beheer van de gestichten «Endegeest" en «Rhijngeest" machtiging te verleenen om in het jaar 1909 over te gaan tot het maken van een inrichting voor permanente baden op de afdeeling voor onrustige mannen in het gesticht Endegeesten III. te besluiten de jaarwedde van den assistent-geneesheer van «Rhijngeest" met ingang van 4 Januari 4909 met ƒ500.— te verhoogen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 168. Leiden, 24 Juni 4908. Daarop opmerkzaam gemaakt door het college van stads- geneesheeren, bleek ons uit een ingesteld onderzoek dat het perceel Hooglandsche Kerkgracht No. 4, hoek Oude Rijn, in den staat, waarin het verkeert, niet geschikt is ter be woning en alleen door het aanbrengen van verschillende noodzakelijke verbeteringen alsnog in bewoonbaren staat kan worden gebracht. Wij schreven daarom, krachtens art. 16 j°. art. 14 der woningwet, de Gezondheidscommissie gehoord, den eigenaar aan voor den lOen Juni jl. de door ons noodig bevonden verbeteringen aan te.brengen. Intusschen is die termijn verstreken zonder dat door den eigenaar aan den hem verstrekten last is gevolg gegeven, zoodat thans ingevolge het bepaalde bij het tweede lid van art. 48 der woningwet tot de onbewoonbaar verklaring der woning moet worden overgegaan.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1908 | | pagina 7