91 N°. 155. Leiden 13 Juni 1908. Bij besluiten van Uwe Vergadering d.d. 23 April en 14 Mei j.l., werden resp. 110.000— en 40.000— beschikbaar gesteld tot aanvulling van het uitbreidings-en vernieuwings fonds der Stedelijke Gasfabriek en van dat der Electriciteits- fabriek. Nu weldra door genoemde instellingen met de opneming dier gelden in-termijnen wordt begonnen, zal voorhands door tijdelijke leening in de benoodigde kasmiddelen moeten wor den voorzien. Over het op de begrooting van 1908 uitgetrokken bedrag van 300 000voor op te nemen kasgeld (volgn. 59), is echter reeds nagenoeg geheel beschikt, zoodat versterking van dien post noodig is. Wij geven daarom in overweging tot verhooging van den post volgn. 59 «Tijdelijke geldleening ter voorziening in de behoefte aan kasgeld" met 150.000— te besluiten, door vaststelling van den hierbij overgelegden begrootingsstaat. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 156. Leiden, 15 Juni 1908. De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te deelen, dat zij tegen de in hare handen gestelde rekening van het Krankzinnigengesticht «Endegeest" en het Sanatorium «Rhijn- geest", het dienstjaar 1907 betreffende, geene bedenkingen heeft. Zij adviseert U derhalve die rekening goed te keuren: in ontvangst op 191010.36 in uitgaaf op 162439.34 sluitende met een voordeelig saldo van 28571.02 Na aftrek van rente en aflossing bedraagt de zuivere winst 6502.04. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. No_ 157. Leiden, 15 Juni 1908. In een aan ons college gericht adres, dat wij hierachter laten volgen, wordt door de Hoofden en de onderwijzeressen van de openbare bewaarscholen op een verhooging van haar salaris aangedrongen. Adressanten wijzen er op, hoe be houdens eene onbeduidende wijziging in 1902, toen bij de behandeling van de begrooting het minimum en maximum van de jaarwedden der onderwijzeressen met 50.werd ver hoogd, de salarisregeling van 1886 nog steéds van kracht is. Toch valt het niet te ontkennen dat sinds dien de levens standaard een algeheele wijziging heeft ondergaan en de eischen. ook aan de bewaarschool-onderwijzeressen gesteld, belangrijk gestegen zijn. Zij zijn daarom van oordeel, dat het groote onderscheid in de salarieering van het personeel aan de bewaarscholen en dat bij het Lager Onderwijs niet langer gemotiveerd is. De commissie voor de bewaarscholen is het hiermede geheel eens. Zij herinnert er aan dat aan de openbare bewaarscholen slechts dames worden aangesteld, die het hoogste der beide diploma's, door de Vereeniging tot Opleiding van Bewaarschool- houderessen alhier uitgereikt, bezitten. Zij staan daarom in algemeene ontwikkeling niet noemenswaard achter bij de onderwijzeressen van het L. O., en haar taak eischt zeker niet minder toewijding en niet minder inspanning. Inderdaad moet dus het zoo groote verschil in bezoldiging onbillijk worden geacht. De hoofden genieten thans een vaste bezoldiging van 750.— 'sjaars. De commissie wil nu dit bedrag behouden als aan vangssalaris, maar daaraan drie verhoogingen toevoegen van ƒ50.telkens na 3 jaren dienst als zoodanig. De bezoldiging van het hulppersoneel wisselt af van 300. tot ƒ600.—. Burg. en Weth. bepalen de bezoldiging die ieder geniet, gehoord de commissie voor de Bewaarscholen. In de praktijk wordt het maximum van ƒ600.alleen genoten door de zoogen. «eerste onderwijzeressen". De anderen beginnen met 300.— en klimmen nooit hooger dan ƒ500— De commissie wil nu het minimum en maximum met ƒ100. verhoogen. Worden deze door de commissie voorgestelde wijzigingen, waarmede wij ons zeer wel kunen vereenigen, aangenomen dan zal dus in het vervolg de bezoldiging van de hoofden der bewaarscholen kunnen rijzen tot ƒ900.zullen de eerste onderwijzeressen een bezoldiging genieten van ƒ700. en zal de bezoldiging van de andere onderwijzeressen afwisselen van ƒ400— tot f600.—, waarbij het dan in de bedoeling van de commissie ligt, dat aan die onderwijzeressen, die behoorlijk voor haar taak berekend blijken en goed haar plicht doen, elke twee jaar een verhooging van 50.zal worden toegekend. Bij aanneming van deze regeling zal dan tevens de thans bestaande bepaling kunnen vervallen, dat degezamelijke wedden van de hulponderwijzeressen van eene school nooit meer dan ƒ2500.— zullen mogen bedragen, omdat een dergelijke be paling geen zin heeft, waar de verhoogingen periodiek worden toegekend en slechts onbillijk zou kunnen werken, zoodra zij aan het toekennen van een verhooging zou in den weg staan. Eindelijk is het de bedoeling de nieuwe regeling in werking te doen treden op 1 Januari 1909; de desbetreffende begroo- tingspost zal dan voor dat jaar met 1400.moeten worden verhoogd, waarna de post in volgende jaren echter niet noemenswaardig klimmen zal. Op grond van een en ander geven wij u dus in overweging over te gaan tot de vaststelling van de navolgende verordening: VERORDENING, regelende de bezoldiging van het onder wijzend personeel aan de openbare bewaarscholen te Leiden. Artikel 1. Het Hoofd der bewaarschool geniet een aanvangsjaarwedde van 750.Deze wedde wordt driemaal, telkens na 3 jaar dienst als zoodanig, met 50.verhoogd. Art. 2. De onderwijzeressen genieten een jaarwedde van ten minste 400.en van ten hoogste 700. Burgemeester en Wethouders bepalen -het bedrag van de jaarwedde van iedere onderwijzeres, na de Commissie voor de Bewaarscholen te hebben gehoord. Art. 3. Ten behoeve van de kweekelingen wordt jaarlijks aan de Commissie voor de Bewaarscholen een bedrag van gemiddeld 100.voor elke kweekelinge verstrekt. De commissie bepaalt het bedrag der toelage van iedere kweekelinge en doet jaarlijks in de maand Januari rekening en verantwoording aan Burgemeester en Wethouders van de door haar aan de kweekelingen uitgekeerde toelagen. Art. 4. De kweekelingen en, indien noodig, ook de hulponderwijze ressen ontvangen kosteloos onderwijs en leermiddelen. Art. 5. Deze verordening treedt in werking op 1 Januari 1909. Alsdan vervalt de verordening van 24 Juni 1886 (Gem. Blad No. 5). Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 15 April 1908. Ondergeteekenden, Hoofden en Onderwijzeressen aan de Openbare Bewaarscholen alhier, nemen beleefd de vrijheid de aandacht van Uw College te vestigen op het feit, dat, waar de salarissen van verschillende Gemeente-ambtenaren in den laatsten tijd aan herziening zijn onderwerpen, hare salarisregeling dateert van 1886 (met een kleine wijziging ten gunste alleen der onderwijzeressen in 1902). Naar hare bescheiden meening mag, wat toenmaals een voldoende belooning mocht worden geacht, dit bij de ver anderde levensomstandigheden niet meer heeten. Ook zijn de opleiding en de taak van de Bewaarschool onderwijzeres tegenwoordig van dien aard, dat naar onder- geteekendens meening een verschil als thans bestaat met de salarissen bij het L. O. wel wat ongemotiveerd mag heeten. Om deze redenen verzoeken ondergeteekenden uw College beleefd hare salarisregeling in dier voege te willen herzien, dat een hooger salaris, al is het na een zeker aantal dienst jaren zoowel door Hoofden als Onderwijzeressen kan worden bereikt. Met verschuldigde hoogachting, Hoofden en Onderwijzeressen voornoemd M. S. P. C. Diksiioorn, (Volgen de namen van nog 17 adressanten.) Aan de Heeren Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1908 | | pagina 4