92
N°. 158. Leiden, 17 Juni 1908.
Tegen de in hare handen gestelde rekening van de Stede
lijke Werkinrichting, dienst 1907, heeft de Commissie van
Financiën geene bedenkingen.
Zij, stelt U voor die rekening goed te keuren
in ontvangst op /14379.965
in uitgaaf 14374.015
sluitende met een batig saldo van ƒ5.95
De heer Aug. L. Reimeringer, lid van het Bestuur der
Werkinrichting, heeft aan het onderzoek geen deel genomen.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N°. 159. Leiden, 12 Juni 1908.
De in Uwe vergadering van den 16 April j.l. ingekomen
adressen van de vereeniging Vergunning" alhier en van twee
te dezer stede bestaande drankbestrijdersvereenigingen in zake
de vaststelling van een later sluitingsuur voor tapperijen enz.,
benevens het daaromtrent ingewonnen rapport van den Com
missaris van Politie werden door Burgemeester en Wethouders
in handen onzer Commissie gesteld, onder mededeeling dat
zij zich, zonder nu veel voor verlating van het algemeene
sluitingsuur te gevoelen, niettemin wel met het rapport van
den Commissaris konden vereenigen.
Ook onze Commissie gelooft, dat er het meest voor te zeggen
valt, om, zooals de Commissaris voorstelt, het algemeene
sluitingsuur op twaalf uur te brengen.
Thans moeten ingevolge het bepaalde in artikel 2 der ver
ordening op tapperijen, bierhuizen enz,, die inrichtingen des
avonds te elf uur worden gesloten. De Burgemeester kan
van deze bepaling ontheffing verleenen, en deze is verleend
aan 9 vergunninghouders tot des nachts éénuur, aan 34
tot middernacht.
In dit laatste nu zien belanghebbenden, zij het ook te
onrechte, eene begunstiging van den een boven den ander.
Wij zeggen »te onrechte", want zooals U uit het in de Lees
kamer ter lezing liggend rapport van den Commissaris van
Politie zal blijken, geschiedt de beoordeeling, hoe moeilijk die
ook voor de politie is, zoo nauwgezet mogelijk en naar vasten
maatstaf. De 34 ontheffingen, die strekken om de inrichtingen
tot middernacht te kunnen doen openblijven, betreffen bijna
zonder onderscheid lokaliteiten, in den omtrek van het station
gelegen.
Het valt echter niet te ontkennen, dat bij niet al te spaar
zame verleening van ontheffing, waartoe in deze gemeente
het vroegtijdig algemeen sluitingsuur noopt, de schijn,
dat met twee maten wordt gemeten, moeilijk geheel is weg
te nemen. En is men aan den anderen kant weder al te vrij
gevig in het verleenen van ontheffing, dan wordt het voor
schrift der verordening vrijwel tot een doode letter gemaakt.
Een tweetal middelen zijrr er, om deze moeilijkheid te ont
gaan, n.l., of in het geheel geen ontheffing meer te ver
leenen, öf het algemeene sluitingsuur later te stellen, waar
door dan het aantal ontheffingen tot een minimum kan worden
teruggebracht.
Het eerste standpunt, dat in het adres der drankbe
strijdersvereenigingen wordt aangeprezen, is o. i. moeilijk in
te nemen. Gelijk uit den bij het rapport van den Commis
saris van Politie gevoegden staat blijkt, is in bijna alle ge
meenten, dieeenigerm'atemet Leiden kunnen worden vergeleken,
het algemeene sluitingsuur later dan hier ter stede en wel
meestal middernacht.
Trouwens, ook hief zijn de uren van vertrek en aankomst
der laatste avondtreinen op omstreeks middernacht vastge
steld, terwijl men in het algemeen in de grootere gemeenten
later leeft, dan 25 jaren geleden Onuitvoerbaar in de praktijk
is dan ook de bepaling, dat alle tapperijen en bierhuizen,
geen uitgezonderd, reeds te elf uur moeten worden gesloten.
Meer is er evenwel voor te zeggen, om het algemeen
sluitingsuur op middernacht te bepalen.
Een dergelijk voorschrift is niet alleen, gelijk wij reeds
opmerkten, in overeenstemming met wat voor nagenoeg alle
andere groote gemeenten geldt, doch maakt het ook mogelijk
de ontheffingen tot zeer enkele te beperken. En in die enkele
ontheffingen voor eenige groote inrichtingen kan zeer zeker
geen bevoorrechting worden gezien.
Het is toch een algemeen bekend feit, dat zich in die groote
inrichtingen in den regel zelden vóór twaalf uur des middags
veel bezoekers bevinden, terwijl de kleinere tapperijen op dat
uur dikwijls reeds een vrij druk bezoek hebben gehad, hetgeen
daarentegen des avonds laat weder zelden voorkomt. Van
onbillijkheid kan in deze dus kwalijk sprake zijn, terwijl om
dezelfde reden vermeerdering van drankgebruik van den voor
gestelden maatregel niet te duchten is.
Op grond van dit alles zijn wij derhalve met Burgemeester
en Wethouders van oordeel, dat het aanbeveling verdient,
het algemeene sluitingsuur op middernacht te bepalen.
Wij geven Uwe vergadering mitsdien in overweging tot
vaststelling van nevensgaande verordening, houdende wijziging
der verordening op tapperijen, bierhuizen enz. en logementen
over te gaan.
De Commissie voor de Strafverordeningen.
Aan den Gemeenteraad.
VERORDENING, houdende wijziging der verordening op
tapperijen, bierhuizen enz. en logementen van den len
December 1898 (Gemeenteblad n°. 14), laatstelijk ge
wijzigd bij verordening van 1 Maart 1906 (Gemeente
blad no. 9).
Eenig Artikel.
In art. 2 sub. 2 wordt in plaats van »tot des avonds elf
uren" telkens gelezen: »tot middernacht".
N°- 160. Leiden, 19 Juni 1908.
In de raadszitting van 18 Juni 1907 werd besloten voor het
jagen op waterwild op de vroon wateren voor het jachtseizoen
19071908 permissiën uit te reiken tegen betaling van ƒ12
per stuk.
Aangezien de afzonderlijke jachten op waterwild gewoonlijk
in de maand Juli geopend worden, geven wij Uwe Ver
gadering in overweging ons ook weder dit jaar te machtigen
om voor het seizoen 19081909 permissiën uit te reiken voor
het jagen op waterwild op de vroonwateren tegen betaling
van ƒ12 per stuk.
In 1907 werden 17 permissiën uitgereikt, alzoo tot een
bedrag van ƒ204.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°- 161- Leiden, 19 Juni 1908.
Ter vervanging van Mej. S. C. J. de Wekker, die in de
raadszitting van den 14en Mei werd benoemd tot tweede
onderwijzeres in de handwerken aan de openbare school der
4e klasse No. 2, hebben wij de eer TI, na ingewonnen bericht
van het Hoofd der school en in overleg met den Arrondisse-
ments-Schoolopziener, de volgende voordracht aan te bieden voor
de benoeming .van eene derde onderwijzeres in de handwerken
aan de openbare school der 3e klasse No. 6:
1°. Mej. S. OVERDIEP, derde onderwijzeres in de handwerken
aan de openbare school 3e klasse No. 2;
2°. Mej. E. J. J. WAGEMANS, eertijds vierde onderwijzeres
in de handwerken aan de openbare school 3e klasse No. 6;
2°. Mej. J. VAN DER STEL, vierde onderwijzeres in de hand
werken aan de openbare school 4e klasse No. 2.
Onder mededeeling, dat de stukken in de Leeskamer ter
inzage liggen, verzoeken wij U tot eene benoeming over
te gaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 162. Leiden, 19 Juni '1908.
Van J. Mersie Bruyn, J. W. Hoogenstraten, W. F. van
Ingen Schenau en Wijnand Fockink, zijn verzoeken bij ons
ingekomen om vergunning tot verkoop van sterken drank in
het klein in een viertal taveernen op het Oud-Hollandsch
Marktplein, dat tijdens het aanstaande Nederlandsch Taai
en Letterkundig Congres op het Pieterskerkhofplein zal worden
ingericht.
Aangezien dit Oud-Hollandsch Marktplein zeker kan worden
beschouwd als een buitengewone inrichting voor maatschap
pelijk verkeer, kan o. i. tegen het verleenen dezer vergun
ningen boven het maximum geen bezwaar bestaan. Daartoe
behoeft ons college evenwel de machtiging van Hare Majesteit
de Koningin, welke ingevolge het bepaalde bij art. 5 dei-
Drankwet slechts kan worden verleend op voorstel van Uwe
Vergadering, Gedeputeerde Staten gehoord.
Mitsdien geven wij U in overweging aan H.M. de Koningin
voor te stellen ons college te machtigen aan J. Mersie Bruyn,
J. W. Hoogenstraaten, W. F. van Ingen Schenau en Wijnand