DONDERDAG 14 MEI 1908.
117
Bij de tweede vrije stemming verkregen de heeren Briët 14,
Fokker 8, Zaalberg 5 en Aalberse 1 stem.
De Voorzitter. Daar geen van de heeren een volstrekte
meerderheid heeft verkregen, zal er herstemming moeten plaats
hebben tusschen de heeren Briët en Fokker. Deze heeren
stemmen dus niet mede.
Bij de herstemming verkreeg de heer Briët 14 en de heer
Fokker 12 stemmen, zoodat de eerste gekozen is.
De Voorzitter. Mag ik vragen, of de heer Briët zijne benoe
ming aanneemt?
De heer Briët. M, d. V. Ik wensch de benoeming in over
weging te nemen en verzoek daartoe eenigen tijd beraad.
De Voorzitter. Ik kan u dat uitstel natuurlijk niet ont
zeggen, maar toch verzoek ik u beleefd, het beraad zoo kort
mogelijk te doen duren, daar er voor de Commissie eenig
spoedeischerid werk is.
VI. Verzoek van J. A. Brassinga om eervol ontslag als
hoofd der school 4e klasse No. 2.
(Zie Ing. St. n°. 111.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming eervol
verleend.
VII. Rekening, dienst 1907, van de Gezondheidscommissie.
(Zie Ing. St. n°. 1131.
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goed
gekeurd.
VIII. Verzoek van C. Boekee om vergunning tot het bouwen
van een houten loods op het terrein aan den Zoeterwoudschen
Singel, kad. bekend Sectie M n°. 2102.
(Zie Ing. St. n<>. 117).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming conform
het praeadvies besloten.
IX. Voorstel tot kostelooze overname in eigendom en onder
houd bij de gemeente van een gedeelte van het verhoogde
voetpad aan den Haarlemmerweg, kad. bekend Sectie K nis
1648-1651 ged.
(Zie Ing. St. n®. 110).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan
genomen.
X. Voorstel tot het verleenen van afschrijving van plaatselijke
directe belasting, dienst 1907.
(Zie Ing. St. n°. 120.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan
genomen.
XI. Verzoek van de Vereeniging tot Bevordering van het
Vreemdelingenverkeer te Leiden en omstreken, inzake de
opheffing van den tol aan den Rijnsburgerweg onder Oegstgeest.
(Ing. St. n®. 115).
De Voorzitter. Hierbij komt in behandeling het voorstel
van de heeren Fokker, Sijtsma en van der Eist, dat is rond
gedeeld.
De heer Fokker. M. d. V. Ik wil gaarne van deze gelegen
heid gebruik maken om met een enkel woord het voorstel
toe te lichten en het praeadvies van Burg en Weth. te be
strijden. Het gaat hier om een oude kwestie, maar ik vind
het toch gewenscht, om de zaak nog eens van onderen op
te halen.
Indertijd heeft men zich tot de Staten gewend, om den tol
aan den Rijnsburgerweg opgeheven te krijgen. De Staten
hebben toen medegedeeld, dat het hier een gemeentebelang
gold, zoodat zij zich de zaak niet konden aantrekken. Toen
heeft men zich gewend tot de gemeentebesturen van Leiden
en Oegstgeest.
Nu hebben een en andermaal, zoowel het College van Burg.
en Weth. als de Raad dezer gemeente gezegd, dat de op
heffing van den tol ook was in het belang der gemeente
Leiden. Dat stel ik voorop, want het is voor de zaak van ge
wicht. Voor het oogenblik staat de zaak zoo, dat èn Leiden
èn Oegstgeest beiden bij de zaak belang hebben. Beiden er
kennen dat, maar zeggen erbij, dat het belang niet zoodanig
is, dat zij erover moeten beginnen te onderhandelen.
Toen heeft zich de Vereeniging tot bevordering van het
vreemdelingenverkeer tot Gedep. Staten gewend, opdat deze
de gemeenten een aansporing zouden doen toekomen om tot een
regeling te komen. Gedep. Staten hebben gemeend zich te
moeten onthouden en wilden wachten tot Leiden of Oegstgeest
de zaak zouden behartigen.
Wanneer na de beschikking van Gedep. Staten op het
adres niets was gedaan, zou men ten eeuwigen dage hebben
kunnen wachten tot Leiden of Oegstgeest iets gedaan zouden
hebben. Daarom heeft het bestuur der Vereeniging tot be
vordering van het vreemdelingenverkeer pogingen gedaan,
deze zaak nog eens te doen opvatten.
Er is één lichtpunt, dat de vereeniging van de gemeente
Oegstgeest een antwoord heeft gekregen, dat deze gemeente
bereid was tot overleg, als haar officieel bleek, dat de ge
meente Leiden belang stelde in het onderhoud van den weg
en dat ook in Leiden een overleg der zaak gewenscht werd.
Zoodra dus officieel ter kennis van het gemeentebestuur
van Oegstgeest is gebracht, wat eigenlijk een publiek geheim
is, nl. dat wij belang stellen in dien tol en dat wij wel overleg
zouden zouden willen, zal dat een reden voor die gemeente
zijn om het overleg te openen. Men weet dan dat men hier
niet den neus zal stooten.
Het is daarom, dat wij hebben gemeend ons voorstel te
tnoeten doen. Het is zeer beknopt en heeft uitsluitend de
strekking het gemeentebestuur van Oegstgeest officieel te
doen weten, dat Leiden tot overleg bereid is en belang stelt
in dezen weg.
Dat voorstelt praejudicieert niets en legt Burg. en Weth.
niet op, onderhandelingen of overleg te openen. Het wil alleen
een raadsbesluit ter kennis van de gemeente Oegstgeest brengen.
Ik hoop, dat het een meerderheid zal vinden.
De heer Fockema Andreae. M. d. V. Wat tot nu toe ge
beurd is, vind ik uitmuntend. Ik vind het ook uitmuntend,
dat Burg. en Weth. met dit voorstel zijn gekomen, maar toch
zal ik stemmen voor het voorstel van de heeren Fokker c.s.
Wanneer men onderhandelt, is het van belang, dat degene,
met wien men onderhandelt, niet den indruk krijgt dat hij,
die de onderhandelingen opent daar zeer op gesteld is, zoodat
bij hem de meening post vat, dat hij wat van de andere partij
kan gedaan krijgen.
Dat dat hier niet het geval is, weet Oegstgeest nu wel, juist
door de houding, die wij tot nu toe hebben aangenomen. Het
is hier de vraag, wie de besprekingen zal openen. Dat is
eigenlijk een gevecht tusschen de gemeenten Leiden en Oegst
geest. Nu zou ik zeggenLaat Leiden de wijste zijn en beginnen.
Wij binden ons immers daarbij tot niets, al beginnen wij.
Daarom is het voorstel-Fokker c.s. juist.
De Voorzitter. Burg. en Weth. kunnen bet voorstel Fok
ker c.s. niet ondersteunen. Zij hebben reeds in bet praeadvies
gezegd, op welk standpunt zij meenen dat het belang van de
gemeente meebrengt, dat wij ons plaatsen. Ik geloof, dat, na
hetgeen thans gezegd is, wij daaraan weinig hebben toe te
voegen. De toestand is zoo, dat alle partijen, Leiden, Oegst
geest en Gedep. Staten een afwachtende houding aannemen.
Nu komt het mij voor, dat het toch een gezonde redenee
ring is, dat degene, die het meeste belang bij de zaak heeft,
begint. Dat is hier zonder eenigen twijfel de gemeente Oegst
geest. Zij is de meest belanghebbende en haar moet dus
het initiatief gelaten worden. De ingezetenen van Oegstgeest
hebben er veel belang bij, dat zij naar Leiden en het station
een vrijen weg hebben, veel meer dan de ingezetenen van
Leiden, die zich uit hun gemeente naar Oegstgeest begeven.
Als men eens nagaat, hoeveel ingezetenen van Oegstgeest te
Leiden hunne bezigheden hebben, die dus bier behoorden te
wonen, zou men zeggen, dan komt men tot de meening, dat
die personen, die niets bemerken vail de lasten van onze ge
meente, dan maar eens den last moeten hebben, dat zij hun
gemeente-bestuur uitnoodigen en persuadeeren om het initia
tief te nemen.
Ik geloof, dat dit argument alleen reeds de leden er toe
zal brengen om te volharden in hun afwachtende houding.
Het voorstel Fokker wil nu, dat wij de gemeente Oegstgeest
berichten, dat de gemeente Leiden belang stelt in het onder
houd van den Rijnsburgerweg. Behoeft men dat nog officieel
te weten? Het is herhaaldelijk in de couranten en ook in
den Raad gezegd, dat wij daarbij eenig belang hebben. Maar
ook is er gezegd, dat het meeste belang is aan den kant van
Oegstgeest. Moeten wij dat nog eens officieel ter kennis
brengen
Nu zegt de heer Fokker, dat men, als men mededeelt, dat
men gaarne overleg zou wenschen, niets praejudicieert. Hij
houde mij ten goede als ik zeg, dat ik dat zeer naïef van
hem vind. Hoe is het nu met den heer Fokker, die toch ze
ker niet van gemis aan schranderheid zal beticht willen wor
den? Als wij zeggen, dat wij er groot belang in stellen, dan
is het antwoord: »Wat hebt gij er voor over?" Degene, die
komt vragen staat op het minst sterke standpunt.
Als men op den voorgrond stelt, dat Oegstgeest het meeste
belang bij de zaak heeft, zie ik werkelijk niet in, waarom wij,
ook al voelen wij er ook wat voor, naar de gemeente Oegst
geest moeten gaan om officieel te zeggen, wat men daar offi
cieus reeds lang weet, nl. dat wij in deze zaak belang stellen.
Wij weten immers, dat van hun kant het meest gewicht aan
deze zaak moet gehecht worden.
De heer Fokker heeft een mededeeling gedaan, die schijn
baar van gewicht is, maar toch als men haar op den keper