116
DONDERDAG
14 MEI 1908.
Wij willen er langzamerhand naar toe, dat de ouders der
schoolgaande kinderen meer invloed krijgen op het onderwijs.
Waarom nu niet uit alle kringen, waarvan kinderen de school
bezoeken, want de lagere scholen zijn toch voor 't meerendeel
volksscholen, ook de leden gekozen en wel uit één groep het
overwegend deel?
Van de 12 personen, die lid zijn van de Schoolcommissie
zijn vijf professoren, een predikant, die daar ook zeer goed op
zijn plaats zal wezen, een architect, een doctor in de medi
cijnen, een meester in de rechten, een burgerman, onze geachte
collega de heer Pera. Er zijn overigens geen leden van de
kleine burgerij en geen enkel lid uit den arbeidersstand in
deze Commissie.
Ik zou daarom wel gaarne zien, dat wij deze aanbeveling
terugzonden naar de Commissie en haar verzochten, met de
wenschen van den Raad rekening te houden en waar dat nu te
ver gaat althans in het vervolg daarmede rekening te houden.
Ik zie, dat de heer van Hamel ervan schrikt. Hij, die zelf
in de commissie zit, had dan maar moeten zorgen, dat deze
aanbeveling, waarvan de bezwaren er tegen bij den Raad weer
klank moeten vinden en dat bij de burgerij reeds gevonden
hebben, niet in de wereld had kunnen komen.
De heer van Hamel. M. d. V. Ik heb met leedwezen en
niet zonder verbazing gisteren dat stukje in het Leidsch
Dagblad gelezen. Het spijt mij, dat de personenkwestie op
den voorgrond komt. De namen zijn genoemd, dus het is een
kwestie van personen en niet van principes.
Wil de heer Sijtsma bereiken, wat hij zich voorstelt, dan
zou het wenschelijk zijn, en dat zou een punt van overwe
ging kunnen uitmaken, om de Schoolcommissie te versterken,
opdat de personen, die hij op het oog heeft en die blijkbaar
belust zijn op de betrekking, er ook in kunnen worden op
genomen.
Als men in aanmerking neemt, dat de vacature-Beekhuis
moet worden vervuld, dus een nieuwe secretaris moet worden
benoemd en het niet gemakkelijk is een geschikt secretaris
te krijgen, dan mag men zich verheugen, dat een man als
de heer Carpentier Alting, met zoo'n goed verleden en groote
werkkracht zich beschikbaar stelt. Men moet zich daarover
verheugen en ik vind het minder kiesch, dat een dergelijk
persoon op die wijze aangetast wordtmen zoude maken dat
hij zich terugtrekt.
De betrekking van secretaris is vooral in de laatste jaren
geen sinecure. Ik zou het zeer betreuren, als wij in de toe
komst een secretaris minder gemakkelijk zouden kunnen krij
gen, als wij dergelijke aanmerkingen moeten hooren. Ik vind
het jammer, dat een dergelijk stuk als dat van gisteren avond
in de courant verschenen is.
De heer Meuleman. M. d. V. Ik wensch ook even te zeg
gen, welke gedachten mij gisterenavond in het hoofd kwamen,
toen ik het stuk las. Allereerst heb ik er aan gedacht, dat
de schrijver heeft geschreven zonder van de zaak iets af
te weten Als de man had geïnformeerd bij leden van de
Schoolcommissie, had hij wel zulke inlichtingen gekregen,
dat hij ermede accoord zou kunnen gaan.
Het gaat hier om het waarnemen van het secretariaat,
dat moeilijk is en veel tijd rooft. Waar de heer Carpentier
Alting zich nu beschikbaar stelt met de wetenschap, dat hij
secretaris wordt, is dat zeer te apprecieeren.
Het spijt mij, dat de schrijver niet geïnformeerd heeft.
Dan was dit stuk in de pen gebleven en waren deze discus
sies ook niet gehouden.
De heer Eokker. M. d. V. Door de toelichting, die door den
heer van Hamel en den heer Meuleman van de zaak gegeven
is, verandert de kijk, die ik er op had.
Ik wil toch nog even dit zeggen, dat dé heer van Hamel
den grief, dien hij den heer Sijtsma meende te moeten
maken, dat hij nl. de zaak in het openbaar bespreekt, ook
tegen zichzelf kan aanvoeren. Toen de heer Sijtsma de zaak
in geheime zitting wilde doen behandelen, was, naar ik meen,
de heer van Hamel een dergenen die ontkennend het hoofd
schudden Als er nog meer moet besproken worden, geef ik
nog in overweging de deuren te sluiten.
De heer Sijtsma. M. d. Y. Ik kan mij voor een deel aan
sluiten bij wat de heer Fokker zegt. Ik heb in overweging
gegeven, de zaak in geheime zitting te bespreken, en de heer
van Hamel, die min of meer wist, welken weg het zou op
gaan met de discussie, had dan, waar het hem spijt, dat de
zaak op deze manier besproken wordt, ervoor moeten zijn.
Ik geloof echter niet, dat het zoo erg noodig was. Het geldt
hier niet een persoonskwestie. Ik heb de personen er geheel
buiten gelaten. Ik heb gezegd, dat de personen boven mijn
lof verheven zijn. Ik weet zelfs, dat zij bekwame mannen zijn;
dat zij nog vreemdeling zijn in Leiden is voor hen niet be-
leedigend.
Dat de Schoolcommissie deze vreemdelingen heeft aanbevo
len, waar er m. i. tal van geboren Leidenaars zijn of menschen,
die langen tijd in de gemeente woonachtig zijn, en die men
kan achten beter met de schooltoestanden bekend te zijn,
ziedaar de grief.
Nu zegt de heer van Hamel, dat het niet anders kon, om
dat deze benoeming den secretaris geldt. Als de heer van
Hamel en de heer Meuleman, die op hetzelfde aanbeeld slaat,
gezegd hadden »Wij hebben verschillende menschen gevraagd,
die beter van de toestanden hier op de hoogte zijn, maar
deze hebben allen geweigerd, zou dit argument waarde heb
ben. Wanneer eerst noodgedrongen was gegaan naar den
heer Carpentier Alting, zou ik dat hebben geëerbiedigd. Dat
is echter niet aangevoerd.
Ik heb den schrijver van het artikel in de courant hier
niet te verdedigen. De heeren lachen er om, maar het
stuk is hier in debat gebracht. Laat men er in de courant
tegen op komen. Het is toch een feit, dat ik noch een ander
kon weten, dat men hier anders geen secretaris kan krijgen.
En eigenlijk weten wij het nog niet.
Nog blijft de grief bestaanWaarom zooveel hoogleeraren
in de commissie Waarom geen voeling gehouden met de andere
kringen van de burgerij. Mijne twee bezwaren blijven dus
nog altijd van kracht. Wil men een dezer heeren stemmen,
dan moge dat zijn, maar ik hoop, dat wat ik gezegd heb, in
het vervolg van invloed zal wezen en dat men ook eens zal
trachten andere menschen, die ook en misschien beter over
schooltoestanden kunnen oordeelen en er in elk geval nauwer
bij betrokken zijn, omdat hunne kinderen school gaan, in de
commissie zitting te doen nemen.
De heer Vergouwen. M. d. V. Deze aanbeveling maakte
aanvankelijk op mij ongeveer denzelfden indruk als op den
heer Sijtsma. Na de inlichtingen is er bij mij echter absoluut
geen bezwaar meer en zal ik er ook niet verder op ingaan.
Toch zou ik wel, nu door den heer van Hamel in het debat
een gedachte in het midden is gebracht, ook wel een punt
in overweging willen geven en zou ik willen vragen, of het,
waar het aantal scholen in den laatsten tijd steeds uitgebreid
is, niet in overweging te nemen is, om het aantal leden van
de Plaatselijke Schoolcommissie uit te breiden en zoo de werk
zaamheden te verlichten?
De Voorzitter. Als de heer Fokker de zitting in een met
gesloten deuren zou hebben willen veranderd zien, zou ik
daaraan toch geen gevolg hebben gegeven, omdat, zooals de
heer Sijtsma reeds heeft gezegd, van de personen niets dan
lof is verkondigd. Ik zou meenen, dat een geheime zitting
voor de betrokken personen niet zoo aangenaam zou zijn
geweest. Men zou hen, door de zaak met gesloten deuren te
behandelen, geen dienst hebben gedaan.
Uit de discussie is voldoende gebleken, dat men de grief, die
men heeft tegen de samenstelling van de Schoolcommissie op
dit oogenblik wel op een ongelukkig moment geventileerd heeft.
Het is toch gebleken, dat de behoefte aan een secretaris niet
beter vervuld kon worden, dan door de Commissie is voorgesteld.
De wenk van de heeren kan dus later ter harte worden
genomen, maar op het oogenblik kan men haar ter griffie
deponeeren.
De heer Sijtsma. M. d. V. U hebt gezegd, dat er wel geen
ongelukkiger moment kon worden gekozen om dit ter sprake te
brengen. Dat was misschien waar geweest, als er bij de aan
beveling gezegd ware wij moeten nu een uitstekenden secre
taris hebben en die vonden we in den heer Carpentier
Alting. Dat is echter niet gebeurd, dus dat kon ik niet
weten en er bij mijne opmerkingen althans geen rekening
mee houden.
De Voorzitter. Wanneer u bij een van de leden van de
Commissie hadt geïnformeerd, zoudt u het hebben kunnen
weten, zooals de heer Meuleman reeds heeft gezegd.
De beraadslaging wordt gesloten.
Benoemd wordt hierop de heer prof. Mr. J. H. Carpentier
Alting met 22 stemmen, terwijl 6 stemmen blanco zijn.
IV. Benoeming van vier leden van het bestuur van bet «Ge
meentelijk Werkloozenfonds''.
(Zie Ing. St. n°. 122;.
Worden benoemd:-de heeren A. J. van Achterberg met
28, J. Bots met 26, C. H. Kouw met 28 en C. Laterveer met
27 stemmen, terwijl de heer W. de la Rivière 2 en de heer
A. Koppier 1 stem verkreeg.
V. Benoeming van een Voorzitter van het bestuur van het
«Gemeentelijk Werkloozenfonds'
Bij de eerste vrije stemming verkregen de heeren Briët 12,
Fokker 6, Zaalberg 3, Sijtsma 2, Korevaar 2, Aalberse 1,
Roem 1 en Fockema Andreae 1 stem.