DONDERDAG 14 MEI 1908.
115
sluit van Burg. en Weth. met de wet in strijd acht, en het
daarom ter vernietiging wenscht te zien voorgedragen, maar
daardoor wordt bereikt, dat Gedep. Staten toch van alles in
kennis komen. Zij kunnen dan uitspraak doen!
De Voorzitter. Het betreft hier alleen inlichtingen naar
aanleiding van de notulen gevraagd. Als er vragen worden
gedaan naar aanleiding van de inlichtingen, behoud ik mij
voor, deze te beantwoorden, als zij gesteld worden, wanneer
de tijd daarvoor is. Vragen te beantwoorden als door den heer
Fokker gesteld zijn, ligt op het oogenblik niet op mijn weg,
waar wij spreken over de notulen, waarin niets van dat alles
voorkomt. Als de heer Fokker na afloop van de agenda deze
vraag stelt, zal ik haar beantwoorden, maar nu stel ik voor
de notulen vast te stellen.
De heer Fockema Andreae. M. d. V. Ik zal den tijd van
den Raad niet in beslag nemen, door een stemming uit te
lokken omtrent de mededeeling aan Gedep. Staten. Ik vertrouw
er op, dat de pers genoegzaam op deze discussie de aandacht
zal vestigen, en dus dat de aandacht van degenen, die er
belang bij hebben, er op zal vallen.
De Voorzitter. Verlangt nog iemand het woord naar aan
leiding van de notulen? Zoo niet, dan zijn ze goedgekeurd.
De Voorzitter deelt h'erop mede dat zijn ingekomen:
1°. Beschikking van den Commissaris der Koningin houdende
benoeming van Dr. G. M. Kruimel tot lid der Gezondheids
commissie.
2°. Afwijzende beschikking van Gedep. Staten op het bezwaar
schrift van N. van Wingen Jr. tegen zijn aanslag in de
plaatselijke directe belasting, dienst 1907.
3°. Dispositie van Gedep. Staten ten geleide van het goed
gekeurde raadsbesluit tot aanwijzing van de plaats van op
richting van de nieuwe school der 3e klasse.
4°. Dispositie van Gedep. Staten ten geleide van de goed
gekeurde raadsbesluiten tot verhooging der begrooting, dienst
1908, ten behoeve van de aanvulling van het uitbreidings-
en vernieuwingsfonds der Stedelijke Gasfabriek en ten behoeve
van de kosten van rechtskundige hulp in zake de onteigening
van 3 perceelen in de Paardensteeg.
5°. Dispositie van Gedep. Staten ten geleide van de goed
gekeurde raadsbesluiten tot verhuring van het winkelhuis
aan den Nieuwen Rijn N° 21 aan A. C. Kriest en tot koste-
looze overname in eigendom en onderhoud bij de gemeente
van een gedeelte van den Lagen Rijndijk, Sectie K nis 1758,
1701, 1622, 1625 alle gedeeltelijk en 1916 geheel.
6° Beschikking van den Commissaris der Koningin houdende
benoeming van Mr. H. M. G. Kloppenburg tot lid en Voor
zitter der Gezondheidscommissie.
Worden voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter legt vervolgens over:
1°. Verzoek van Mej. A. Risseeuw, leerares in de gymnastiek,
om een verlof van twee maanden tot herstel van gezondheid.
Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth.
2°. Rekening, dienst 1907, van de Plaatselijke School
commissie.
3°. Suppletoire staat van begrooting en staat van af- en
overschrijving op de begrooting, beide dienst 1907, van de
Stadsbank van Leening.
Worden gesteld in handen van de Commissie van Financiën.
4°. Verslag, uitgebracht ingevolge art. 52 der Woningwet,
over het jaar 1907.
5°. Verslag van den toestand van het Lager Onderwijs,
over 1907.
Zullen worden gedrukt en aan de leden toegezonden.
6°. Aanbeveling van het Bestuur der vereeniging tot be
vordering van den bouw van werkmanswoningen ter be
noeming van een lid van dat bestuur.
Zal worden opgenomen onder de Ingekomen Stukken.
7°. Voorstel van de heeren Fokker, Sijtsma en van der
Eist in zake de ophefïing van den tol aan den Rijnsburgerweg.
Zal worden behandeld bij punt 11 der agenda.
8°. Adres van P. J. van Hoeken waarbij deze een terrein
aan de Waardstraat bij den Zijlsingel, geschikt voor den bouw
van een school der 3e klasse, te koop aanbiedt.
9°. Missive van J. D. Speet waarbij deze een terrein aan de
Rijnkade te koop aanbiedt.
Dit stuk luidt als volgt:
bij Leiden, 14 April 1908.
Aan den Raad der Gemeente Leiden
Mijne Heeren 1
Gelet op de verhandeling Uwer Gemeenteraad van donder
dag 11 dient, dat ik beleefd de vrijheid neem, een benoodigde
grootte bouwterrein tot bouwing eener school tot zeer billijke
prijs aan te bieden. Evenzoo eene voldoende oppervlakte om
als sportterrein te kunnen worden ingericht waardoor het
kostbare Raamland, alnaar het zeer nabij gelggen is, zou
kunnen worden vervangen.
Eén en ander liggende aan de Rijnkade dus juist op de
grens Uwer Gemeente, wat toch in kort aan Uwe Gemeente
zal worden toegevoegd en zou des verlangd nu al reeds wei
nige moeite kosten om het als Gemeentelijk Leiden overge
schreven te zien.
Mocht Uw College hierop willen ingaan, dan ben ik gaarne
bereid, de conditiën persoonlijk te bespreken.
Hoogachtend Uw dw. dienaar
J. D. Speet.
Zullen worden behandeld bij punt 12 der agenda.
Aan de orde is alsnu:
I. Benoeming van inwoners der gemeente, tevens kiezers
in het kiesdistrict, voor den tijd van twaalf maanden, tot
leden of plaatsvervangende leden in de stembureaux voor de
verkiezing van leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
de Provinciale Staten en den Gemeenteraad.
(Zie Ing. St. n°. 121).
De Voorzitter. Mag ik den heeren Kerstens, Stigter, Pera
en Sijtsma verzoeken het stembureau te vormen?
Worden benoemd alle voorgedragenen met algemeene (28)
stemmen.
II. Benoeming van eene 2e onderwijzeres in de handwerken
aan de school der 4e klasse No. 2.
(Zie Ing. St. n°. 109).
Wordt benoemd met algemeene (28) stemmen Mej. J. C. J.
de Wekker.
III. Benoeming van een lid der Plaatselijke Schoolcommissie.
(Zie Ing. St. n°. 119).
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik wensch deze zaak te bespreken.
Het gaat echter over personen en het is dus wellicht beter
dat wij dat in geheime zitting doen.
De Voorzitter. Ik ben tot nu toe niet van meening, dat
het gewenscht is deze zaak in geheime zitting te behandelen.
Wanneer de Raad het wenscht en gij zes leden met u kunt
krijgen moet het gebeuren, maar ik vind daartoe geen termen.
De heer Sijtsma. Ik zal met alle pleizier dan ook de zaak
in het openbaar bespreken, mijnheer de Voorzitter.
De Voorzitter. Wees dan zoo goed en ga even op uw plaats
zitten, dan kunnen de leden u beter verstaan.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik heb een paar opmerkingen te
maken omtrent deze aanbeveling. Het geldt wel de personen,
maar niet de personen in hun positie en kwaliteiten, die wel
licht boven mijn lof verheven zijn.
Mijn eerste bezwaar is, dat hier door de Schoolcommissie
een tweetal personen zijn aanbevolen, die en dat geldt vooral
voor n°. 1 we kunnen rekenen vreemdelingen in Leiden te
zijn. De heer Carpentier Alting is nog geen zes maanden ge
leden uit Indië gekomen en kent daardoor uiteraard de Leidsche
toestanden nog slecht, misschien die van het lager onderwijs in
het geheel niet. Ziedaar mijn bezwaar, dat deze heer nog wel
als no. 1 aanbevolen wordt.
Wanneer men nu kan zeggen, dat men heeft uitgekeken
naar alle kanten naar een man, die in Leiden en met het
onderwijs beter, of minder slecht, bekend is en er was nie
mand te vinden, dan zal ik mij erbij neerleggen.
Eenzelfde opmerking zou ik kunnen maken voor n°. 2 van
de voordracht, die wel in Leiden heeft gestudeerd, maar toen
naar Engeland is vertrokken en nu pas weer een jaar in de
gemeente is.
In de tweede plaats wil ik er op wijzen, dat in deze com
missie reeds vier hoogleeraren zitting hebben. Ik gun hun deze
plaats heel goed en ze zijn er wellicht op hun plaats. Ik be
oordeel dit trouwens niet. Als het een zaak van hooger onder
wijs gold, zou ik zeggen»Laat alle leden hoogleeraren zijn."
Maar nu vraag ikwaarom moet er nog een vijfde hoog
leeraar benoemd worden? Zijn er buiten hen geen menschen
meer in Leiden geschikt om in de Plaatselijke Schoolcommissie
zitting te hebben?