104 DONDERDAG 23 APRIL 1908. De heer Zwiers. M. d. V. Waar ik wel wat gevoel voor de bezwaren, die u tegen het amendement van den heer Ver gouwen hebt ingebracht, daar geef ik den heer Vergouwen in overweging om de aanbeveling, die hij wenscht te ontvangen van het Fondsbestuur, liever op te dragen aan Burg. en Weth. Daarmede is het zeggenschap over de aanbeveling der personen aan Burg. en Weth. gebracht en is zoodoende het bezwaar van den Voorzitter, dat het amendement eenig blijk van wan trouwen zou geven tegenover Burg. en Weth., weggenomen; anderzijds is daardoor echter ook het bezwaar van den heer Vergouwen ondervangen en zal de Raad zijne volledige vrij heid behouden. Als sub-amendement zou ik dus wenschen voor te stellen, om in het amendement van den heer Vergouwen in plaats van de woorden: »van het Fondsbestuur" te lezen: »van Burgemeester en Wethouders." De Voorzitter. Dat zou toch een wonderlijke zaak worden. Eerst eene aanbeveling van het Fondsbestuur en dan eene aanbeveling van Burg. en Weth. De heer Zwiers. M. d. V. Ik heb deze redactie alleen voor gesteld ten einde de macht van Burg. en Weth. onaangetast te laten. Dat Burg. en Weth. dan hun licht zullen opsteken bij het Fondsbestuur, ligt in den aard der zaak en wordt ook bij andere voordrachten en aanbevelingen altijd gedaan. Indien dus het het Fondsbestuur hier schijnbaar verdwijnt uit de voorbereiding van de benoeming, is dit toch slechts schijn en blijft het in de praktijk zijn invloed behouden. Deze oplossing schijnt mij de meest gewenschte, èn voor Burg. en Weth, èn voor den Raad. Het amendement van den heer Zwiers wordt voldoende on dersteund en maakt dus een onderwerp van beraadslaging uit. De Voorzitter. Ook dit amendement kunnen Burg. en Weth. niet ondersteunen. Ik heb het al eens meer gezegd, dat de ondervinding, in andere gemeenten opgedaan, heeft aangetoond, dat men ten deze voorzichtig moet zijn en dat het College van Burg. en Weth. de macht hier voorgesteld moet houden, want het moet die hebben in het belang van het fonds. Amsterdam heeft in art. 2 de bepaling, dat het fonds zal bestuurd worden door eene Commissie van 5 leden, door den Gemeenteraad minstens voor 3 jaren te benoemen, op voordracht van Burg. en Weth. Daar is zelfs geen aanbe veling van het Fondsbestuur voorgeschreven. Twee dezer leden worden gekozen uit de besturen der toegelaten vakvereenigingen. En in den Haag wordt één lid, tevens Voorzitter, door den Raad benoemd. De zes anderen en de plaatsvervangende leden worden door Burg. en Weth. benoemd, terwijl drie leden en twee plaatsvervangende leden op het tijdstip hunner benoe ming deel moeten uitmaken van de besturen der aangesloten vereenigingen. Daar is dus de benoeming geheel aan Burg. en Weth. overgelaten, terwijl wij althans een deel aan den Raad overlaten. Op de door ons voorgestelde wijze wordt èn het belang van het fonds èn het belang der gemeente gediend. Als de Raad medegaat met ons voorstel, zal hier geschieden, wat ook elders geschied is en zal de Raad blijk geven van het juiste inzicht in de verhouding, die tusschen de Gemeente en het gemeentelijk Werkloozenfonds dient te bestaan en zal ook verzekerd zijn, dat het geldelijk beheer niet op losse schroeven wordt gezet. De heer Fokker. M. d. V. Het wordt moeilijk den weg te vinden in de ingediende voorstellen, maar ik zal dit toch beproeven. Ik sta tegenover het voorstel van den heer Bosch c.s. Ik gevoel zeer weinig voor het voorstel om den Voorzitter te benoemen buiten den Raad en ik zou willen vragen, of de praktijk aanleiding geeft tot dit voorstel. Bij de Commissie van Onderzoek in gevolge het werkliedenreglement worden de Voorzitter en de plaatsvervangende Voorzitter door den Raad uit zijn midden benoemd. Bij de Arbeidsbeurs is het hetzelfde; bij de Stedelijke Werkinrichting worden door den Raad een paar leden in het Bestuur benoemd, waartoe ook geen voordracht vanwege Burg. en Weth. uitgaat. Heeft dat zoo verkeerd gewerkt? Mij dunkt neen! Ik geloof dus, dat er ook hier geen reden is om den Voorzitter buiten den Raad te benoemen. Ik beu het geheel met den Voorzitter eens, dat er een band moet zijn tusschen het Gemeentebestuur en het Werkloozenfonds en die band is het best te vinden, wanneer wij een lid van den Raad tot Voorzitter maken. U, mijnheer de Voorzitter, wees op .andere plaatsen om 't systeem van Burg. en Weth. aan te bevelen, maar laat ik dan wijzen op Haarlem en Hilversum, waar de Voorzitter van het fonds door het Bestuur uit zijn midden wordt benoemddaar wordt de Raad er dus buiten gehouden. Ik keur dit niet goed, ik zeg het alleen om aan te toonen, dat men er niet overal zoo overdenkt als onze Voorzitter. Ik ben dus tegen het amende ment van den heer Briët, maar zal stemmen voor het amen dement van den heer Vergouwen, dat gesteund wordt door de heeren van Tol en Bosch. Ik acht het ook aanbevelens waardig, dat het Fondsbestuur een aanbeveling inzendt, ten einde wij kunnen weten, wie men gaarne in het Bestuur van het fonds wil hebben. Een voordracht van Burg. en Weth., die den Raad zou binden, komt mij verwerpelijk voor. Tevens meen ik echter ook dat de heer Vergouwen blijk geeft van inconsequentie, door mede te onderteekenen een amendement, waarbij wordt voorgesteld den Voorzitter te benoemen op voordracht van Burg. en Weth., terwijl in zijn eigen amen dement wordt voorgesteld de voordracht van Burg. en Weth. ten aanzien der leden te doen vervallen. De heer Briët. M. d. V. Door u is zooeven een beroep ge daan op de verordeningen van andere plaatsen, doch volgens de verordeningen van Amsterdam en Den Haag wordt geen enkel lid van het Fondsbestuur gekozen uit deleden vinden Raad. In die groote gemeenten schijnt dus niet dat groote bezwaar te bestaan, dat u tegen mijn amendement hebt, welk bezwaar door den heer van der Lip wordt gedeeld. Ik zie ook niet in, dat de verantwoordelijkheid van een Fondsbestuur, dat zijn taak behoorlijk wil vervullen, grooter zal zijn, wan neer het een lid van den Raad in zijn midden heeft. Immers de leden van den Raad zijn als lid van een Fondsbestuur geen verantwoording aan den Raad schuldig, en mocht bij de Arbeidsbeurs al een ander stelsel zijn gevolgd, dan behoeft dit nog geen reden te zijn om bij deze zaak niet dit stelsel aan te nemen. Mijn stelsel heeft toch dit groote voordeel, dat men daardoor eerder zal kunnen vinden geschikte personen; dat men veel beter keuze kan doen, omdat het getal personen waaruit men kiezen kan veel grooter is, dan bij het stelsel van Burg. en Weth. De heer Vergouwen. M. d. V. Tegen het amendement door mij ingediend is door u het een en ander aangevoerd. In de eerste plaats moet ik op den voorgrond stellen, dat het niet mijne bedoe ling is geweest eenig wantrouwen uit te spreken in Burg. en Weth. Dat dit wantrouwen niet bij mij bestaat, dat ik integen deel juist vertrouwen stel in Burg. en Weth/, blijkt uit het amen dement. mede door mij onderteekend, van de heeren Bosch en Briët, wat den heer Fokker zelfs aanleiding heeft gegeven te spreken van eene inconsequentie mijnerzijds. Van wantrouwen is absoluut geen sprake. De hoofdzaak waarom het hier gaat is, dat de Raad niet zal krijgen den band van de voordracht. Nu is het feitelijk wat het beginsel betreft hetzelfde, of men een aanbeveling krijgt van Burg. en Weth., of van het Fonds bestuur. In de practijk zal het echter niet geheel hetzelfde zijn. Dan zullen Burg. en Weth. bij het Fondsbestuur te rade gaan en zien welke geschikte mannen dit Fondsbestuur kan aanwijzen. Dan kunnen Burg. en Weth. aan den Raad eene aanbeveling indienen, ten einde die daaruit eene vrije keuze te laten doen. De quintessens is dat de Raad bij eene aanbeveling vrijheid van keuze behoudt. De Raad behoeft zich niet te binden aan eene voordracht, waar het doel met eene aanbeveling even goed kan worden bereikt. De aanbeveling van het Fondsbe stuur toch kan evengoed gezonden worden aan den Raad als aan Burg. en Weth., terwijl het resultaat hoogstwaarschijnlijk hetzelfde zal blijven. Ik kom nog even terug op het eerste punt, dat door den heer Briët is toegelicht. Waar voorgesteld wordt, dat de Raad een Voorzitter buiten zijn midden zal kunnen benoemen, betee- kent dit nog niet, dat de Raad dit ook zal moeten doen. Het wordt geheel afhankelijk van eene voordracht van Burg. en Weth. Als het college het beslist noodig acht, dat de Voor zitter uit den Raad voortkomt, zal het eene voordracht van raadsleden doen en kan de Raad niet anders dan een raadslid benoemen. Het ligt dan wel niet in de verordening vast, maar Burg. en Weth. kunnen daar toch heen sturen. Zoodra het Fondsbestuur verantwoordelijkheidsgevoel genoeg bezit om te allen tijde rekening te houden met het gemeen tebelang, vind ik er met den heer Bosch veel voor te zeggen niet alleen raadsleden in het bestuur te zetten, maar ook gebruik te maken van de in de burgerij aanwezige krachten, die voor zulk een bestuur in aanmerking komen. De Voorzitter. De heer Briët heeft terecht doen opmerken, dat tegen zijn amendement niet geldt wat ik tegen het amen dement-Vergouwen heb aangevoerd, dat in Amsterdam en en Arnhem dergelijke bepalingen als wij voorstellen ook bestaan. Ik heb dan ook alleen gezegd, dat in Amsterdam en Arnhem de voordracht van Burg. en Weth. voor de leden van het Fondsbestuur wordt opgemaakt zonder voorlichting van het Fondsbestuur. Dat de heer Briët niet inziet, dat, als men een Voorzitter benoemt uit den Raad, een grooter band bestaat tusschen den Gemeenteraad en het fonds, dan wanneer dit niet het geval is, verbaast mij, want dit zal toch den meesten raadsleden wel volkomen duidelijk zijn. Wat de heer Vergouwen heeft in het midden gebracht ter verdediging van zijn amendement, (was in hoofdzaak reeds door den heer Briët aangevoerd en is in eersten termijn reeds door mij weerlegd. Het blijkt uit de woorden van den heer Vergouwen, dat men op de voorlichting van Burg. en Weth.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1908 | | pagina 4