DONDERDAG 16 APRIL 1908. 95 Wat is in het hier betreffende geval in het algemeen de groote kwaal? Deze, dat wij in ons land gebrek aan werk hebben en dat wel, waar wij eenige malen zooveel werk zouden kunnen bezitten als wij hebben, als wij het werk niet vrijwillig wegwierpën. Mocht iemand willen opmerken, dat deze beschouwing niet in aanmer king dient te komen of eenigen invloed dient te hebben op de beoordeeling van het speciale geval, wanneer er in de werk zaamheden stoornis komt, dan verklaar ik met dat standpunt in meening geheel te verschillen. Het niet behartigen van onzen nationalen arbeid is van groote beteekenis, en heeft den meest uitgebreiden invloed op den algemeenen toestand, waarin het volk verkeert. Verkeert het volk in een bloeienden staat, dari is er ook een krachtige ruggesteun om in speciale gevallen van werkloosheid de moeielijkheden, waarin werk lieden komen te verkeeren, te dragen en zoo veel mogelijk weg te nemen. Het Nederlandsche volk gaat gedurende de laatste 30 jaren met zijn voorraad van arbeid sterk achteruit; het heeft in den loop der jaren veel werk verloren. Nu is het niet mijn bedoeling om hier een breedvoerig betoog ten gunste van protectie te houden, hoewel ik daarvoor alle reden heb, nu ik er in ben voorgegaan, zelfs door de heeren Sijtsma en Fokker. Wij hebben gezien, dat de natuur sterker is dan de leer; want hetgeen die heeren hebben aangevoerd komt hierop neer, dat men plaatselijk in de eerste plaats voor de stads bewoners moet zorgen. ïk voel daarvoor zeer zekermaar dan is er toch nog veel meer reden om te ijveren voor de be langen van de bewoners van ons Nederiand tegenover het buitenland. Wanneer ik nu zeg geen breedvoerig betoog ten gunste van protectie te willen houden, dan wensch ik toch niet na te laten even een paar dingen te noemen om duidelijk te maken wat ik zeg over den stand der werkzaamheden in ons land. Volgens de statistieken hadden wij in 1876 een invoer van ongezaagd hout tot een bedrag van 6 millioen gulden en in 1891 een in voer slechts tot een bedrag van 3300.000. Dat is dus een afname met bijna de helft. In 1876 werd aan gezaagd hout ingevoerd voor een bedrag van 1300.000 en in 1891 voor een som van 6 millioen gulden. Die invoer is dus meer dan verviervoudigd. Het gaat derhalve in omgekeerde orde. Hiermede wordt duidelijk, welke belangrijke hoeveelheid werk in de hout- bearbeiding op die manier voor het Nederlandsche volk is verloren gegaan. In 1856 overtrof de uitvoer van gemaakte kleederen den invoer daarvan met ƒ89000. In 1891 werd aan gemaakte kleeren meer ingevoerd dan uitgevoerd voor 1.816.000. Aan gemengde stoffen, zoogenaamde manufacturen, werd in 1899 voor 3.119.000 meer ingevoerd dan uitgevoerd. Wanneer wij op deze wijze den achter uitgang zien van onzen arbeid, dan wil ik wel erkennen, dat ik in mij voel iets weemoedigs bij het nemen van maat regelen tegen de werkloosheidwant met den tegenwoordigen gang van zaken en het thans gevoerde beleid in onze Staats huishouding kan niet anders dan geconstateerd worden, dat dergelijke maatregelen eigenlijk niets anders zijn dan het spannen van de paarden achter den wagen. Ik heb reeds verklaard, dat ik zal stemmen voor het voorstel van Burg. en Weth., doch het was mij eene behoefte op deze aangelegen heid te wijzen, ten gunste van het bekomen van meer arbeid in het algemeen, en den daaruit voortspruitenden bloei van het volk, waardoor ook de kracht ontstaat om in tijden van werkloosheid steun te verleenen. Dit is met nadruk ook erkend in de rede van den heer de Boer op de vergadering van de Liberale Unie. De Voorzitter. Zou ik den heer Pera in overweging mogen geven zijne beschouwingen over protectie of vrijhandel ietwat te bekorten? De heer Pera. M. d. V. Ik heb nog een enkel ding te zeggen en het zou toch een al te onverstandige wijze van handelen zijn, wanneer wij de gevolgen der werkloosheid besprekende, niet zouden mogen treden in het hart der quaestie, niet zouden mogen aanwijzen de oorzaak der werkloosheid, zooals die bij ons in 't algemeen bestaat, en waardoor de toestand in bijzondere gevallen zooveel verergerd wordt. De Voorzitter. U hebt reeds verschillende beschouwingen daaromtrent ten beste gegeven. Ik geef volkomen toe, dat wat door u is gezegd niet buiten de orde is, maar het kwam mij met bescheidenheid gezegd, voor, dat u reeds eene ruim schoots voldoende toelichting van uwe meening hadt gegeven. De heer Pera. In bovengenoemde vergadering zeide de hee- de Boer het volgende: Bescherming zal de industrie zóó krachtig döen opbloeien, den nationalen arbeid in die mate doen bevorderen, dat jiet platteland van arbeidskrachten zou worden ontbloot, en de landbouw slechts tegen grol' loon nog werklieden zou kunnen krijgen. Dit gevaar was voor hem het argument tegen bescherming. De heer Aalberse. M. d. V. In tegenstelling met de beide vorige sprekers, denk ik ietwat optimistischer over de voor dracht van Burg. en Weth. Ik wil gaarne aanvangen met hulde te brengen aan de wijze, waarop Burg. en Weth. dit onderwerp hebben aangevat, uitgewerkt en toegelicht. De glasheldere toelichting, die de artikelen voorafgaat, heeft het ons gemakkelijk gemaakt een behoorlijk oordeel over den in houd te vormen. Wij vinden in die toelichting het pro en contra der verschillende standpunten met groote onpartijdig heid weergegeven, terwijl Burg. en Weth. kortelijk aangeven, waarom zij voor of tegen een of ander standpunt positie hebben gekozen. Ook kan ik mij geheel vereenigen met het stelsel, dat hier wordt voor gesteld. Ik geloof ook, dat het een ideaal stelsel zou zijn, wanneer wij deze verzekering alleen konden doen loopen over de zuivere vakvereenigingen, in de engere en werkelijke beteekenis van het woord, zooals wij dit tegenwoordig op vatten. Maar ik ben het geheel eens met Burg. en Weth., dat in de gegeven omstandigheden, bij de zeer zwakke en kleine vakorganisaties, waarmede wij speciaal in deze gemeente te maken hebben, het zeker wensehelijk is het daarheen te leiden, dat ook zij, die nog niet tot eene vakvereeniging behooren, van gemeentewege niet geheel worden losge laten in tijden van werkloosheid. Vandaar dat ik zeer toe juich het stelsel door Burg. en Weth. voorgedragen. Het komt mij voor, dat dit heel wat gelukkiger is dan het Haag- sche stelsel. Het Haagsche stelsel is een stelsel, dat door eene vakvereeniging, die weet wat hare roeping is in de toekomst, onmogelijk kan worden aanvaard. Ik zou het dan ook zeer betr eurd hebben, wanneer van uit den Raad op invoering van dat m. i. absoluut verkeerde stelsel ware aangedrongen. Wij zien er reeds de gevolgen van in Den Haag, n.l. dat er van de verzekering niets terechtkomt, dat de vakvereenigingen eenvoudig weigeren zich in dat stelsel te begeven, aangezien zij zelf inzien, dat zij daarmede wel iets ter bestrijding van de gevolgen der werkloosheid zouden doen, maar dat dit tot resultaat zou hebben, dat de vak vereenigingen op den duur naar den kelder zouden gaan. Wat nu de opmerkingen betreft, welke door den eersten spreker zijn gemaakt over den weinigen bloei van een hier ter stede bestaande vereeniging, welke zich speciaal belast heeft met de verzekering tegen werkloosheid, meen ik, dat juist het feit van dien geringeren bloei een aanbeveling is voor het stelsel, dat ik mij voorstel als het werkelijk practische en principieel het beste, en aantoont, dat deze verzekering eigenlijk geheel over de vakvereenigingen moet loopen. Uit de ervaring met het Gentsche stelsel opgedaan, blijkt, dat werkelijk dat onderdeel der verzekering, hetwelk over de vakvereenigingeti loopt, gezegd kan worden geslaagd te zijn. Men heeft, wat het helpen der ongeorganiseerden betreft, alles beproefd en hetgeen beproefd is, ook in Gent met het spaarstelsel, is faliekant uitgekomen. Alleen hetgeen op de vakvereenigingen gebaseerd was heeft een Europeesche ver maardheid gekregen als op dit gebied zijnde het »ei van Columbus". Ik wil gaarne medewerken, om voor onze ge meente, met het oog op onze kleine vakorganisaties, een proef te nemen met een ander hulpmiddel, n.l. het steunen van vereenigingen, die zich speciaal de verzekering tegen werk loosheid ten doel stellen, of van algemeene vereenigingen, die, evenals de vakvereenigingen, een speciaal fonds voor deze verzekering willen inrichten. Toch zal ook hier wel blijken, dat zoodra dit mogelijk is, de verzekering uitsluitend aan de vakvereenigingen moet worden opgedragen. Wat de beschouwingen van den geachte vorigen spreker aangaat over de oorzaken der werkloosheid, waag ik het toch om niet geheel en al met hem eens van meening te zijn. Wanneer wij alleen maar letten op Amerika, waar men zeer hooge invoerrechten heft en waar een veel grootere werkloos heid dan waar ook in Europa bestaat, dan ligt daarin voor ons een aanwijzing om voorzichtig te zijn en niet te spoedig een oorzakelijk verband tusschen die beide dingen te leggen, wanneer dat niet vooraf als deugdelijk is bewezen. Ik ben het wel met den heer Pera eens, dat wij moeten onderscheiden tusschen een chronische en een acute werk loosheid, n. 1. een werkloosheid die in een bepaald vak om bepaalde redenen periodiek terugkomt, en een acute werkloos heid, zooals die in het vorige jaar en ook dit jaar heeft geheerscht, waardoor in sommige vakken het chronische der kwaal wordt verscherpt of in vakken, waarin gewoonlijk geen werkloosheid voorkomt, deze toch ontstaat. Die chronische werkloosheid komt vooral in de bouwvakken voor en is het gevolg van het seizoen. Er zijn verscheidene onderdeelen van de bouwvakken, waarin in den winter in de open lucht niet gewerkt kan worden. Ik noem bij voorbeeld het schildersvak daarin zal altijd, welk maatschappelijk systeem men ook heeft, in den wintertijd werkloosheid heerschen. Iets anders is echter, dat wij nu speciaal een tijd van crisis lebben door te maken, waarmede men niet alleen in ons land, maar ook in het buitenland te kampen heeft. Wij

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1908 | | pagina 9