94 DONDERDAG 16 APRIL 1908. XVIII. Bezwaarschriften tegen aanslagen in de plaatselijke directe belasting, dienst 1907. (Zie Ing. St. n°. 101.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming conform het praeadvies besloten. XIX. Voorstel om van gemeentewege steun te verleenen ter bevordering van de verzekering tegen de geldelijke gevolgen van werkloosheid. (Zie Ing. St. n°. 88.) De algemeene beraadslaging wordt geopend. De heer Briët. M. d. V. Ik geloof wel dat er in de ge meente en bij de meeste leden van den Raad sympathie be staat voor dit voorstel. Bij mij bestaat die zeker, omdat daarbij gerekend wordt vooral op het eigen initiatief van de werkliedenen van henom een bijslag van de gemeente te kunnen genieten, een vrij groot offer zal worden geëischt. Nu is deze verordening gebaseerd op het Gentsche stelsel. De toestand in Gent is echter geheel anders dan de toestand in Leiden. Jn Gent waren machtige vakvereenigingen, die zelf het initiatief hebben genomen, terwijl hier in Leiden het initiatief uitgaat van de gemeente en de vakvereenigingen nog moeten verschijnen. Daarom ben ik niet zoo hoog ge stemd in mijne verwachtingen omtrent de resultaten van deze verordening. Wij moeten ons geen illusie maken dat ondersteuning als bijv. dezen winter aan de werkloozen is gegeven, het volgende jaar minder noodig zal zijn door de aanneming van deze verordening. Wij moeten ons geen illusie maken, dat de nood als gevolg der werkloosheid in den aanstaanden winter minder groot zal zijnwant door deze verordening zullen de niet georganiseerde werklieden weinig worden gebaat. Burg. en Weth. koesteren een hooge verwachting van de gemengde vereenigingen die hier bestaan, en op de Vereeniging tot bestrijding der werkloosheid. Ik ben eenige jaren Secretaris geweest van deze Vereeniging en heb toen ondervondendat hier in Leiden weinig geneigd heid bestaat om zich tegen werkloosheid te verzekeren. De organisatie der vereeniging was uitstekendmaar de vereeni ging was op deze illusie gebouwd, dat ook de goede risico's dit zijn de menschen, die meenen in de toekomst niet werkloos te zullen worden zouden toetreden. Daarvan is bijna niets gekomenwant die goede risico's de toege- tredenen zijn uitzonderingen, zij zijn de élite van de werk lieden zijn voor het grootste gedeelte weggeblevenslechts enkele traden toe en de rest der deelnemers werd gevormd door de slechte risico's. De eerste jaren heeft de vereeniging kunnen bestaan, om dat slechts weinig werklieden toetraden, maar dat laatste feit bewijst tevens, dat er hier ter stede weinig zin bestaat voor de verzekering tegen werkloosheid, want in onze ver eeniging kon men, als men 4 50 per jaar betaalde, een uitkeering van 50 krijgen. Men kon dus 4000 van zijn geld maken en toch traden er in de eerste vijf jaren van het bestaan der vereeniging slechts 90 arbeiders toe. Nu zullen de arbeiders, indien deze verordening tot stand komt, bij deelneming in het gemeentelijk fonds niet meer dan 100 van hun geld kunnen maken en daarom is het te verwachten, dat de toeloop tot de bij dat fonds aangesloten vereenigingen niet bijzonder groot zal zijn. De heer Sijtsma zegt, dat er een bezwaar aan die vereeniging was verbonden. Dat bezwaar, waarvoor veel stemming is gemaakt, was, dat in het Bestuur te veel groote mijnheeren zaten, maar die grief was m. i. ongemotiveerd, want al de bestuursleden behartigden de belangen der vereeniging zoo goed mogelijk. Door groote werkloosheid gedrongen en tevens door de energieke pogingen van Mr. van Leeuwen, den Secretaris, zijn dit jaar nog een 70 tal arbeiders toegetreden tot de vereeniging, maar wat is gebleken Dit, dat het grootste gedeelte slechte risico's zijn, zoodat de kas der vereeniging, het reserve-kapitaal van ƒ2000, de bijdragen ad ƒ300 en de premiën van de verzekerden zelf over dit jaar voor een groot deel reeds zijn verdwenen. De vereeniging ligt dus op het oogenblik, dat zij haar verzoek om steun indient, vrijwel op sterven en ik verwacht van haar voor de toekomst, ook met subsidie van gemeentewege, zeer weinig. Aangezien wij dus overtuigd waren, dat voor de ongeorganiseerden van deze verordening weinig te verwachten is, hebben de heeren Bosch, Vergouwen en ik ernstig overwogen, of het niet wenschelijk zou zijn hier het Haagsche stelsel in te voeren, waarbij de vakvereenigingen verplicht zijn, indien zij de verzekering tegen de werkloosheid ter hand nemen, niet leden der ver eeniging tot deelneming toe te laten. Er zijn echter twee redenen, welke ons bewogen hebben van het doen van een voorstel in dien zin af te zien. De eerste reden is, dat elke verordening, welke op dit gebied wordt ingevoerd, een proefneming is. Den Haag neemt een proef met het Noorsche stelsel; Utrecht, Arnhem en Amsterdam met het stelsel, waarbij alleen vakvereenigingen tot het gemeentelijk fonds worden toegelaten; laten Leiden en Haarlem nu eens een proef nemen met een derde stelsel en dan doen wij het verstandigst door af te wachtenwat er van die verschillende proefnemingen terecht komt. Er is echter nog een tweede reden, waarom wij ons denk beeld hebben laten varen. De mogelijkheid bestaat namelijk, dat de algemeene werkliedenvereenigingen als Patrimonium, het Algemeen Nederlandsch Werkliedenverbond, de Roomsch- Katholiéke Volksbond en de Christelijk-Nationale Werkmans bond overgaan tot gezamenlijke organisatie van verzekerings kassen en dan hare leden tot deelneming zullen verplichten. Indien dat gebeurtik weet niet, of de mogelijkheid daartoe bestaat; wij hebben te weinig tijd gehad om daarnaar een onderzoek in te stellenwant dit voorstel is wel wat vlug in behandeling genomen zal er voor de ongeorganiseerde arbeiders nog wel iets te doen zijn. Gesteld dat Patrimonium 20 timmerlieden onder zijn leden telt en de Christelijk Nati onale Werkmansbond en de Roomsch-Katholieke Volksbond een gelijk aantal, dan kan elke vereeniging op zich zelf de verzekering voor die personen niet ter hand nemenmaar door een combinatie te vormen kunnen zij fondskassen en vakkassen voor elk vak afzonderlijk stichten. Indien dit denkbeeld opging, zou werkelijk voor de ongeorga niseerden steun van deze verordening te wachten zijn. Maar het is de vraag, of de vereenigingen het willen; indien het denkbeeld verwezenlijkt kon worden, dan zou het Noorsche stelsel een beletsel zijn, omdat de vereenigingen niet zouden willen medewerken. Dat is de reden geweest, dat wij geen amendement in dien zin hebben ingediend en daarom zal ik ook gaarne mijn stem geven aan het voorstel van Burg. en Weth., behoudens enkele wijzigingen. Nu maak ik mij volstrekt geen illusie omtrent de groote vlucht, die deze verzekering hier zal nemen. Ik zal mijn stem aan het voorstel geven, omdat de werklieden in de gelegenheid worden gesteld zich met behulp der gemeente te organiseeren en daardoor de ramp der werkloosheid te verminderen. Dan is niet langer te motiveeren, wat door de gemeente dezen winter is gedaan, wat eigenlijk niet anders was dan eene bedeeling. Nu heb ik nog eene algemeene opmerking betreffende de uitdrukking: vak vereeniging. Wanneer ik mij niet vergis, heeft het woord vak vereeniging in deze verordening eene bijzondere beteekenis. Ik meen, dat de gewone beteekenis van het woord deze is: eene organisatie welke de werklieden van één vak omvat, en welke zich ten doel stelt al de be langen van die vakleden te behartigen, terwijl in den zin van de verordening daaraan ook wordt gegeven de beteekenis van eene organisatie, die de leden van één vak omvat, maar uitsluitend ter verzekering tegen werkloosheid. Het komt mij gewenscht voor te vernemen of die opvatting juist is, want er bestaat verschil over de beteekenis van het woord vakvereeniging. De heer Pera. Toen enkele maanden geleden een verzoek inkwam van een Comité om ondersteuning voor werkloozen, heb ik daarvoor gepleit en zonder er iets verder aan toe te voegen, er voor gestemd. Nu is er een voorstel ingekomen om een regeling vast te stellen, volgens welke in de toekomst geregeld aan werkloozen steun zal worden verleend. Ik moet erkennen, dat ik wat hieromtrent in de Ingekomen Stukken is vermeld, met een zeker gevoel van weemoed heb gelezen. Ik zal mij nu niet verdiepen in de bijzonderheden van de voorgestelde regeling, omdat ik als vaststaande beschouw, dat het onmogelijk zal zijn ineens eene regeling tot stand te brengen, die aan al de eischen, dit moeilijke vraagstuk betreffende, zal voldoen. Wel wil ik met een enkel woord wijzen, in verband met het vraagstuk der werkloosheid, op den algemeenen toe stand van den arbeid in ons land. Dat is eene zeer belangrijke zaak en is van groote be teekenis voor den toestand dien wij nu beleven, vooral ook wat betreft het gemeenschappelijk dragen van de gevolgen der werkloosheid. Voor zoover ik de behandeling van dit onderwerp in andere gemeenten heb kunnen nagaan, is de verzekering tegen werkloosheid behandeld geworden als een administratieve aangelegenheid. Men zal in het vervolg in de grootere gemeenten een zeker bedrag uittrekken met het doel om de gevolgen der werkloosheid te verzachten. Ik meen, dat het zeer noodig is, er bij de behandeling van dit onderwerp rekening mede te houdendat de vermindering van den arbeid in ons land een chronische kwaal is. Dat wil natuurlijk niet zeggen, dat er niets gedaan moet worden in de richting, gelijk thans wordt voorgesteld; want. zooals., ik reeds zeide, ben ik er voor, dat besloten wordt stjun -te,? verleenen; maar het zou een zeer zonderlinge handelwijze wezen, als een medicus, die bij een kranke geroepen werd, die aan vreeselijke pijnen leed, zich er alleen op toelegde om die pijnen zooveel mogelijk te verzachten, zonder naar de eigenlijke kwaal om te zien.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1908 | | pagina 8