DONDERDAG 46 APRIL 1908.
93
Als men stemt op de wijze, als door Burg. en Weth. wordt
voorgesteld, dan is, gesteld dat het verzoek onverhoopt mocht
worden ingewilligd, het gevolg daarvan niet, dat Burg. en
Weth. verplicht zullen zijn het houden dier verkoopingen te
beletten, maar dan kunnen zij in den geest beschikken van
het subsidiair verzochte, n.l. dat die verkoopingenop een anderen
dag en op een andere plaats zullen geschieden.
Ik blijt bij mijn meening, dat de stemming moet plaats
hebben zooals ik dat heb aangegeven. Wie vóór stemt is voor
de inwilliging van het verzoek, wie tegen stemt; is tegen de
inwilliging.
Op het verzoek, in stemming gebracht, wordt daarop met 15
tegen 10 stemmen afwijzend beschikt.
Tegen stemmen de heeren: Bots, Driessen, Vergouwen, de
Boer, van der Lip, Zaalberg, Roem, Briët, van Tol, Eerstens,
Korevaar, P. J. Mulder, Bosch, A. Mulder en van Hamel.
Vóór stemmen de heeren: Aalberse, Meuleman, Sytsma,
Fokker, Zwiers, Pera, Stigter, Reimeringer, Timp en van
der Eist.
XVII. Verzoete van het bestuur van het Nederlandsch School
museum om toekenning van een jaarlijksch subsidie.
(Zie Ing. St. N°. 93.)
De heer Roem. M. d. V. Een dag of wat geleden het verslag
van het Nederlandsch Schoolmuseum lezende, trof mij aan
het eind de laatste regels. Deze luiden: over het afgeloopen
jaar bedroegen de ontvangsten ƒ8472.225, de uitgaven ƒ7770.235,
zoodat er een batig saldo is van ƒ701.99.
Nu bevreemdt het mij toch, dat het Bestuur, waar er een
saldo is, toch overal subsidie gaat vragen. Nu heb ik wel
gelezen, dat men van plan is tentoonstellingen te gaan houden,
maar ik zie toch niet in, dat daarvoor zulke groote subsidies
noodig zijn. In elk geval meen ik, dat f 50 zeer voldoende is
wij geven daarmede dan blijk van onze belangstelling,
In de tweede plaats heeft het mijne aandacht getrokken, dat
nu ook weder wordt voorgesteld om dit bedrag te vinden uit
den post voor onvoorzien. Wat verstaat men onder onvoor
zien? Ik zou daaronder rangschikken alles, wat niet is te
voorzien; gevallen van force majeure, en dit is hier toch niet
het geval. Ik vind dat een dergelijk subsidie evengoed bij
het begin van het volgende jaar kan worden gegeven als nu
midden in het jaar.
De Voorzitter. Uit de conferentie, die het Bestuur van het
Schoolmuseum met leden van het Dagelijksch Bestuur heeft
gehouden, is gebleken dat de meerdere kosten worden veroor
zaakt door de verlichting. Door dat het gebouw nu ook des
avonds wordt opengesteld, wordt de verlichting zooveel kost
baarder; in alle zalen en lokalen moeten nu verlichtingstoe
stellen worden aangebracht en de verlichting zelve moet
natuurlijk ook betaald worden. Bovendien stelt men zich voor,
om tijdelijke tentoonstellingen te houden. Dit alles heelt het
Bestuur naar middelen doen omzien, om waar het van
het Rijk geen meerder subsidie kon krijgen, dit van enkele
grootere gemeenten te verkrijgen. En mocht er tot nogtoe
een saldo zijn, dit saldo zal naar het oordeel van het Bestuur,
wanneer er geen meerder subsidie komt, spoedig slinken en
weldra zal men voor een deficit staari.
Wat de opmerking betreft, dat het subsidie best een jaar
kan uitgesteld worden, ik geloof dat dit niet goed zou zijn,
omdat het noodzakelijk is dat het Bestuur spoedig de beschik
king krijgt over meer geld, teneinde een tekort te voorkomen.
Er was hier dus alle reden om bij tusschentijdsche aanvraag
voor te stellen aan het verzoek te voldoen.
De heer Roem. M. d. V. Ik stel bij deze voor om het
subsidie eerst toe te kennen bij de begrooting voor 1909.
De oorzitter. Door den heer Roem is het volgende voor
stel ingediend:
»Door ondergeteekende wordt voorgesteld het subsidie te
doen ingaan op 1 Januari 1909 en het bedrag daarvan bij de
begrooting voor dat jaar vast te stellen."
Zooals ik reeds gezegd heb, zie ik de noodzakelijkheid niet
in om het verleenen van dit subsidie, dat slechts 50 zal
bedragen, tot de begrooting van 1909 uit te stellen en ik geef
daarom den Raad in overweging het voorstel van den heer
Roem niet aan te nemen, doch met het praeadvies van Burg.
en Weth. mede te gaan. Gelijk uit het praeadvies blijkt, is
ook aan verschillende andere gemeenten om eenigen steun
gevraagd en als Leiden nu achterblijft of achteraan komt,
zal dat geen verhefïenden indruk maken. De andere gemeenten
zullen zich vermoedelijk beijveren dat kleine bedrag toe te
staan en om nu zulk een grooten omslag te maken door voor
te stellen dit punt tot de begrooting voor 1909 aan te houden,
alsof het een bedrag is, dat over eenige duizenden guldens
loopt, acht ik het zij met alle bescheidenheid gezegd
wel eenigszins benepen.
De heer Fokker. M. d. V. Mag ik even vragen, welke
gemeenten steun hebben verleend aan het Nederlandsch School
museum
De Voorzitter. De geldelijke steun is tegelijk aan de ver
schillende gemeenten gevraagd en Burg. en Weth. van
's Gravenhage adviseeren aan den Raad het subsidie te ver
leenen. Er is daar deze week vergadering van den Gemeente
raad gehouden en vermoedelijk zal toen het desbetrelïende
voorstel van Burg. en Weth. wel zijn aangenomen.
Aan de gemeenten Haarlem, Utrecht, Arnhem, Rotterdam
en Leiden is steun gevraagd. Amsterdam geeft, zooals bekend
is, 500.
De heer Meuleman. M. d. V. Ik wensch den nadruk te
leggen op het tweede gedeelte van hetgeen de heer Roem
heeft gezegd. Ik zal niet spreken over het bedrag van 50,
dat thans wordt aangevraagd, maar toch wil ik er op wijzen,
dat het wenschelijk is, dat vereenigingen, welke subsidie
aanvragen, zich regelen naar de begrooting van de gemeente.
Men kan dat bevorderen door aan vereenigingen, die in den
loop van het jaar haar aanvragen indienen, te antwoorden
gij komt midden in het jaar en nu krijgt gij geen subsidie
voor dit jaar, maar wij zullen uw subsidie op de begrooting
voor het volgende jaar zetten.
Zoowel het Rijk als de Provinciale Staten handelen op die
manier. Als er een aanvrage om geldelijken steun inkomt,
wordt er geantwoord: wij zullen uw verzoek om subsidie
tegen het volgende jaar in overweging nemen. Waarom zullen
wij van dien m. i. goeden regel afwijken en midden in het
jaar subsidies verleenen, welke dan uit den post «onvoorzien"
moeten worden betaald, terwijl deze daarvoor dan niet groot
genoeg blijkt te zijn?
De Voorzitter. De heer Meuleman verliest uit het oog,
dat wij hier te doen hebben met een plotseling opgekomen
behoefte. Nu het Rijkssubsidie voor 1908 tot ƒ6000 is verhoogd,
heeft het Bestuur van het Nederlandsch Schoolmuseum zich
ook tot enkele groote gemeenten gewend met een verzoek om
geldelijken steun.
De. bewering van den heer Meuleman, dat het Rijk uitsluitend
bij de begrooting subsidies zou toestaan, is onjuist, want tal van
suppletoire begrootingen zijn daar om te bewijzen, dat ook
tusschentijds ingediende aanvragen om subsidie worden inge
willigd.
Waar wij hier staan voor een plotseling opgekomen behoefte,
is het voorstel van Burg. en Weth. mijns inziens volkomen
gemotiveerd, omdat daardoor het verzoek van het Nederlandsch
Schoolmuseum onmiddellijk kan worden ingewilligd, al geef
ik natuurlijk toe, dat, als men te doen heeft met een subsidie,
waarvan de urgentie op het oogenblik, waarop het wordt
aangevraagd, nog niet zoozeer is gebleken, er reden is de
beslissing over het al of niet verleenen daarvan tot de begroo
ting uit te stellen.
Ik blijf bovendien bij mijne meening, dat de zaak niet van
zoo groot belang is om een voorstel te doen haar tot de
begrooting van 1909 aan te houden; maar de Raad moet
het weten.
De heer van der Lip. Het komt mij voor, dat het voorstel
van den heer Roem niet moet worden aangenomen. Het zou
zin hebben, indien werd voorgesteld de zaak tot de begrooting
voor 1909 aan te houden, maar om nu reeds te bepalen, dat
deze subsidie-post op de begrooting voor het volgende jaar
zal komen te staan, acht ik verkeerd en informeel.
De Voorzitter. Ik heb het voorstel van den heer Roem
beschouwd als een amendement op het voorstel van Burg.
en Weth. in dien zin, dat de Raad zou bepalen, dat het sub
sidie van ƒ50 zou gegeven worden, maar eerst op de begroo
ting voor 1909 zou uitgetrokken worden.
Alles wel beschouwd, vind ik het een anticipeeren op de
begrooting van 1909, waarom ik er ook tegen ben.
De heer Roem. M. d. V. Dan stel ik voor, om dit punt aan
te houden.
De Voorzitter. De heer Roem wijzigt nu zijn voorstel en
stelt voor, om dit punt aan te houden tot aan de begrooting
voor 1909.
Burg. en Weth. hadden verwacht, dat hier wellicht een
kleinen strijd zou ontstaan over het geven van wat meer of
minder subsidie; dat er stemmen zouden zijn opgegaan om
bijvoorbeeld 100 te geven. Maar nu blijkt, dat er over het
beginsel zelf strijd is ontstaan, nu geloof ik dat het in het
belang van de zaak is, om het voorstel terug te nemen en
de behandeling ervan aan te houden, totdat het nut van het
subsidie duidelijker aan den Raad is gebleken. Wij nemen
dus dit voorstel voorloopig terug.