92
DONDERDAG
16 APRIL 1908.
dezelfde plaats en één dag, voordat de officieele markt wordt
gehouden, publieke veilingen van allerlei planten toe te laten.
Daarover gaat hier de quaestie en niet over allerlei
mogelijkheden en niet-mogelijkheden, welke door den heer
Mr. Eerstens zijn geopperd en die weinig ter zake afdoen. Ik
zou in zooverre aan het verzoek van adressant willen voldoen,
dat Burg. en Weth. den Apothekersdijk of Boommarkt niet
meer voor het houden van een openbare veiling van planten
gaven op den dag, voorafgaande aan dien, waarop een officieele
bloemenmarkt wordt gehouden.
De heer van der Lip. M. d. V. Ik heb er geen bezwaar
tegen, dat voor het houden van de bedoelde verkoopingen
een andere plaats en een andere dag worden aangewezen
het gaat meer om het laatste, meen ik, dan om het eerste
maar toch wil ik even verklaren, dat naar mijn meening
deze zaak wel wat opgeblazen wordt.
Het heeft mij toch getroffen, dat er slechts één klager is,
en dat terwijl het betreft een kwestie van schade, welke
aan de bloemisten hier ter stede zou worden toegebracht.
Wat ziet men nu in dergelijke gevallen gewoonlijk gebeuren?
Dit, dat een adres tot den Raad wordt gericht door tal van
belanghebbenden onderteekendhetgeen echter in dit geval
niet gebeurd is, terwijl wij ook geen enkele adhaesiebetuiging
aan het verzoek van adressant hebben ontvangen. Ik meen
dan ookdat daaruit mag worden afgeleid dat de schade
welke naar beweerd wordt aan den heer van der Wilk wordt
toegebracht, niet zoo groot kan zijn.
De heer Eerstens. Ik wensch den heer Fokker op te merken,
dat het er toch weinig toe doet, op welken dag de planten
geveild worden. Of dat geschiedt op Woensdag, op den
dag vóór de officieele bloemenmarkt, of op een anderen dag
blijft hetzelfde, want in geen geval belet men den handelaren
van buiten daardoor om hun waar aan den man te brengen.
Men moet ook wel in het oog houden, dat de hoofdvraag is
om de verkoopingen niet op den Apothekersdijk te doen plaats
hebben.
Laten wij nu aannemen, dat er een andere plaats wordt
aangewezen: Boommarkt of Stille Rijn bijv., zou dit dan ver
andering geven? Mijns inziens niet; het blijft alles hetzelfde.
Ik ben het geheel eens met den heer van der Lip, dat deze zaak
wel wat erg opgeblazen is. Er is maar één adressant, en als
er nu werkelijk zooveel andere belanghebbenden waren, die zijne
bezwaren deelden, dan zou het toch een kleine moeite geweest
zijn om het adres door deze mede te doen teekenen.
De heer Fokker. Ik wil er even op wijzen, dat adressant
verzoekt om een anderen dag en een andere plaats aan te
wijzen, dus niet alléén een andere plaats. Ik kan mij niet
goed begrijpen, dat de heer Eerstens het bezwaar niet inziet van
adressant. Wanneer de heer Eerstens eene veiling van huizen
houdt, terwijl er hem den vorigen dag eene groote veiling van
huizen is voor geweest, dan zal dit natuurlijk op de prijzen
die op zijne veiling gegeven worden, drukken. En wanneer
de heer van der Lip zegt: de zaak zal wel zoo erg niet zijn,
omdat er maar één adressant is, dan word ik wel wat huiverig
voor de gevolgen als dit argument naar buiten doordringt.
Wanneer wij dit gaan zeggen, dan vrees ik dat bij eene
volgende gelegenheid een stroom van adressen zal inkomen
anders wordt er op de zaak niet gelet, zal »men" zeggen.
De heer Sijtsma. De heer Eerstens heeft bijna alles toege
geven wat door mij in het midden is gebracht. Hij zegt:
schade zal er wel zijn, van inferieure soort zullen de planten
ook wel zijn. Maar met dit al gaat hij toch niet mee en gaat hij
wonderlijke onderstellingen maken door te vragenwanneer dit
of dat gebeurt, moeten wij dan ook weer zus of zoo doen. Ik
zou zeggen, dat eventueel ieder geval op zich zelve moet
beschouwd worden. Moeten wij in dit geval opkomen voor de
belangen van onze eigen ingezetenen, of voor de belangen
van enkele buitenbewoners, die nu en dan wat inferieure
planten hier willen verkoopen? Als leden van den Raad zijn
wij geroepen om in de eerste plaats de belangen van onze
eigen ingezetenen te bevorderen.
Dat is althans mijn opvatting, als de heer Eerstens er
anders over denkt, laat het hem dan zeggen.
Ik begrijp niet, waarom de heer Eerstens er zoo tegen is.
Dat de zaak opgeblazen zou zijn, gelijk de heer van der Lip
concludeert, omdat niet alle bloemisten hebben geadresseerd,
geloof ik ook niet. Uit het adres hebben wij kunnen zien, dat
adressanten van dit slagzij mogen heel handig met
bloemen kunnen omgaan, nu juist niet heel best met de pen
zich kunnen redden. Tot schrijven en nog wel aan den Gemeente
raad komen ze niet gemakkelijk.
Wanneer echter de heer van der Lip eens langs de markt
wil loopen en met de bloemenhandelaars een praatje aanknoopen,
dan zal hij wel degelijk klachten hooren, want deze worden
door die veiling op Vrijdag werkelijk in hun brood benadeeld.
En wanneer men nu voor die veiling een anderen dag en
een andere plaats aanwijst, dan kunnen de vreemde koop -
lieden hunne planten toch aan den man trachten te brengen
en onze eigen stadgenooten zijn tevreden. Ik hoop, dat de
leden van den Raad zullen inzien, dat wij dien weg op moeten.
Het is wel geen groote zaak, maar toch van belang voor onze
ingezetenen.
De Voorzitter. Ik zou den leden van den Raad wel willen
aanraden niet in te gaan op het advies van de heeren Sijtsma
en Fokker, maar het praeadvies van Burg. en Weth. te
volgen. De heer Sijtsma heeft zijne ondersteuning van het
adres doen voorafgaan door eene inleiding, waarin hij zich
verontschuldigde, dat hij als vrijhandelaar hier eenigszins
opkwam voor protectie. Die verontschuldiging is hier wel op
haar plaats, want hoe het kan opkomen in het gemoed van
een vrijhandelaar om mede te gaan met de gedachte het
houden van een zekere markt te beletten want dit toch
wil adressant in de eerste plaats dit is voor mij een
raadsel.
Maar in de tweede plaats, indien de Raad zich daarmede
niet vereenigt, verzoekt adressant, dat wij zoodanig zullen
beschikken, dat die verkoopingen, welke hem zoozeer hinderen,
op een anderen dag en een andere plaats zullen worden ge
houden.
Over de quaestie van een anderen dag heeft de heer Eerstens
reeds gesproken en wat het aanwijzen van een andere plaats
betreft, wil ik er de aandacht op vestigen, dat men met dat
bijltje moet gehakt hebben de heer Pera zeide zooeven,
dat men langen tijd het bijltje moet gehanteerd hebben om
het hout goed te kunnen hakken om te weten, dat,
wanneer men een markt wil verplaatsen, er iets komt kijken,
waarvan den heeren, die niet in het college van Burg. en
Weth. zitten, de haren zouden ten berge rijzen, omdat bijna
niemand in zijn nabijheid een markt wil hebben, waar ge
roepen en geschreeuwd wordt en waar veel geruisch is van
de talrijke menschen, welke er bijeenkomen.
Indien de Raad dan ook medeging met het verzoek van
adressant en besloot een andere gracht aan te wijzen, dan
zouden Burg. en Weth. voor een groote moeielijkheid komen
te staan, want slechts zeer weinig grachtbewoners zouden er
op gesteld zijn die verkoopplaats voor hun huizen te hebben.
Dat alles echter daargelaten, het blijkt genoegzaam uit
het totaal gemis aan adhaesie, die het ingekomen adres heeft
gekregen, dat het particulier belang van adressant in deze
in hoofdzaak weegt en het gaat m. i. niet aan het daaraan
ontleende bezwaar zoo zeer te doen gelden, dat alleen op
grond daarvan een markt zou worden verplaatst en een
organisatie in de war gebracht, welke door het rnarktbestuur
voldoende is bevonden.
Ik geef den Raad derhalve in overweging niet af te wijken
van het praeadvies van Burg. en Weth.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik zit niet in het college van
Burg. en Weth. of in dat der marktcommissarissen, maar
ware dat wel het geval en mocht ik een andere plaats aan
wijzen, dan zou ik wel een geschikte weten, nl. de Ralver
markt, welke zeer breed is. Ik bedoel het einde dier markt,
waar vroeger de aardbeien werden geveild. Indien wij die
plaats aanwijzen, dan worden die verkoopingen ver van de
bloemenmarkt gehouden en is de heer van der Wilk en wie
met hem dezelfde belangen hebben, tevreden, omdat zij
naar hunne meening geen schade meer ondervinden.
De Voorzitter. Ik denk, dat er bij de bewoners der Ealver-
markt ook wel bezwaren zouden rijzen.
De heer Eerstens. M. d. V. Ik wensch alleen op te komen
tegen de bewering van den heer Sijtsma, dat ik aan al zijne
argumenten heb toegegeven. Daarvan is geen sprake; ik heb
alleen gezegd, dat ik zijn bewering betreffende de inferieure
qualiteit der planten, welke op die verkoopingen worden ver
handeld, kori beamen. Dat is echter alles.
De Voorzitter. Ik zal nu het verzoek in stemming brengen.
Wie vóór stemt is vóór inwilliging van het verzoek, wie tegen
stemt, gaat mede met Burg. en Weth.
De heer Fokker. M. d. V. Ik zou het beter vinden, als wij
voor of tegen het praeadvies van Burg. en Weth. stemden.
Immers, als het praeadvies wordt verworpen, zullen Burg. en
Weth. daarin wel aanleiding vinden te overwegen, in hoeverre
een andere plaats en een andere tijd kunnen worden aan
gewezen, ingeval er aanvragen tot het houden van planteri-
veilingen inkomen. Ik ben, zooals u de quaestie stelt, mijnheer
de Voorzitter, wel eenigszins huiverig om te voldoen aan het
verzoek van adressant, dat strekt om het houden dier ver
koopingen te beletten.
De Voorzitter. Het is gewoonte, om wanneer er een ver
zoek op de agenda staat, vóór of tegen de inwilliging van
dat verzoek te stemmen, en ik acht het wenschelijk die ge
woonte ook thans te volgen.