90
DONDERDAG 16
APRIL 1908.
armbesturen tot stand gekomen, en nu is het, dunkt mij,
niet voor betwisting vatbaar, dat een inrichting als onze
Werkinrichting valt onder art. 2, litt. a van genoemde wet.
Als dat waar is, dan hebben wij in deze rekening te houden
met art. 4, waarin o. a. staat: De reglementen der gemeente
instellingenvermeid onder litt. a van art. 2, worden binnen
een door Ons voor te schrijven termijn, door den gemeente
raad met inachtneming van de bepalingen der wet, herzien"
enz. Ik meen, dat die termijn aanvankelijk is vastgesteld op
vijf jaren en later met een jaar is verlengd.
Uit uwe mededeelirigen, mijnheer de Voorzitter, is niet
gebleken, dat die herziening heelt plaats gehad, zoodat wij
kunnen zeggen, dat wij sinds 1860 die inrichting hebben
zonder dat er een verordening tot regeling van de aange
legenheden daarvan bestaat, want de verordening van 1853
is krachtens art. 4 der wet op de armbesturen vervallen, aan
gezien zij niet binnen den voorgeschreven tijd is herzien.
Gesteld dus, dat het huishoudelijk reglement, door den Raad
goedgekeurd, een gemeenteverordening ware, dan zou deze
toch sinds lang niet meer geldend zijn, zoodat in elk geval
de benoeming van een nieuwen Directeur door de Commissie
in strijd met de Gemeentewet, juncto de wet op de arm
besturen, is.
De Voorzitter. Ik moet verklaren, dat de staatsrechtelijke
quaestie mij eenigszins rauw op het lijf valt. Ik heb art. 4
der Armwet wel eens bekeken en er bestaat, naar ik meen,
daaromtrent eenige jurisprudentie. Als ik mij wel herinner,
is weieens uitgemaakt, dat als men in gebreke is gebleven
reglementen, waarvan de herziening is voorgeschreven, aan
een herziening te onderwerpen, daaruit niet volgt, dat zij
onwettig en niet bindend zijn, wijl op de niet-nakoming van
het voorschrift der herziening geen straf is bepaald.
Ik vind de zaak van zoo groot belang, dat ik mijn definitief
antwoord op de vraag van den heer Aalberse gaarne tot een
volgende vergadering wil aanhouden; dan kunnen Burg. en
Weth. dit punt eens rijpelijk overwegen en later aan den
Raad mededeelen, hoe naar hunne meening de zaak moet
worden beschouwd en opgelost.
Kan de heer Aalberse zich daarmede vereenigen
De heer Aalberse. Ja, mijnheer de Voorzitter.
De beraadslaging wordt gesloten.
De suppletoire staat van begrooting wordt hierop zonder
hoofdelijke stemming goedgekeurd.
V. Staat van af- en overschrijving op de begrooting, dienst
1907, van het Geref. Minne- of Arme Oude Mannen- en
Vrouwenhuis.
(Zie Ing. St. n°. 96.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goed
gekeurd.
VI. Rekening, dienst 1907, van het Geref. Minne- of Arme
Oude Mannen en Vrouwenhuis.
(Zie Ing. St. no. 96).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goed
gekeurd.
VII. Voorstel tot bestendiging van de huur van het perceel
Nieuwe Rijn n°. 21.
(Zie Ing. St. n°. 89).
De Voorzitter. De heer Kriest heeft nader verzocht, dat de
termijn, voor welken hem het winkelhuis zal worden verhuurd,
niet zal worden gesteld op drie jaren, doch op één jaar.
Aangezien wij hier te doen hebben met iemand, die steeds
een goede huurder van de gemeente is geweest, bestaat bij
Burg. en Weth. geen bezwaar deze concessie in te willigen
en bedoeld perceel niet voor drie jaren, doch voor één jaar
te verhuren.
Burg. en Weth. wijzigen hun voorstel in dien zin.
Het aldus gewijzigde voorstel wordt zonder beraadslaging
of hoofdelijke stemming aangenomen.
VIII. Verzoek van de vereeniging tot beoefening der gym
nastiek door vrouwelijke studenten om het gebruik van het
gymnastieklokaal der Hoogere Burgerschool voor Meisjes.
(Zie Ing. St. n°. 87.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming con
form het praeadvies besloten.
IX. Verzoek van L. J. Doove om dispensatie van het verbod
van art. 75bis der verordening op de straatpolitie.
(Zie Ing. St. n°. 91).
De Voorzitter. Misschien is de aandacht van de heeren
er op gevallen, dat het verschil van 1 c.M. zóó gering is
de verordening eischt een minimum schouderhoogte van
50 c.M. en de heer Doove zegt, dat zijn hond 49 c.M. hoog
is dat er wellicht aanleiding kan bestaan de verordening
in deze niet toe te passen. Het is mij echter gebleken, dat
adressant de zaak te rooskleurig voor stelt, want zijn hond is niet
49 c.M. hoog, doch nauwelijks 48 c.Mzoodat het verschil
ruim twee 2 c.M. is.
Het afwijzend praeadvies van Burg. en Weth. wordt hierop
zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
X. Verzoek van W. P. Demmenie om vergunning tot het
bouwen van een houten gebouwtje, bestemd voor photografisch
atelier, in den tuin van het perceel Heerenstraat n°. 52.
(Zie Ing. St. n°. 95).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming con
form het praeadvies besloten.
XI. Voorstel tot kostelooze overneming in eigendom en
onderhoud bij de gemeente van een gedeelte van den Lagen
Rijndijk, kadastraal bekend onder Sectie K. nis 1758—1761,
16221625, alle gedeeltelijk, en No. 1916.
(Zie Ing. St. n°. 102.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan
genomen.
XII. Voorstel tot verhooging van de begrooting, dienst 1908,
ter voldoening van de kosten van rechtskundige hulp inzake
de onteigening van drie perceelen in de Paardensteeg.
(Zie Ing. St. n°. 100).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aange
nomen.
XIII. Voorstel tot wijziging van de verordening van^"™^^1^
(Gem. BI. no. 5), regelende de helling van een plaatselijke
directe belasting te Leiden.
(Zie Ing. St. no. 103.)
De heer Meuleman. Ik zou naar aanleiding van dit voor
stel wel eene enkele vraag tot Burg. en Weth. willen richten.
Wij hebben uit de stukken gezien, dat de belasting die zal
moeten geheven worden, moet bedragen 375000.
Nu is mijne vraag, of Burg. en Weth. meenen, dat dit
geheele bedrag moet gevonden worden uit den Hoofdelijken
Omslag, of dat er bij Burg. en Weth. plannen bestaan, uit
vrees dat de Hoofdelijke Omslag anders te hoog zal worden,
om andere bronnen van inkomsten op te sporen.
De Voorzitter. Het bedrag dat geheven moet worden is
niet ƒ375000 maar ƒ367160; om het af te ronden hebben
wij echter machtiging gevraagd om het bedrag te stellen op
ƒ375000. De vraag van den heer Meuleman, of er bij Burg.
en Weth. plannen bestaan om dit bedrag anders dan uit den
Hoofdelijken Omslag te vinden, moet ik ontkennend beant
woorden. Burg. en Weth. zijn vooralsnog niet tot plannen
kunnen komen, om op andere wijze te voorzien in de be
hoeften van de gemeentelijke schatkist, dan langs den ge
wonen weg van den Hoofdelijken Omslag.
De heer Meuleman. Dank u, mijnheer de Voorzitter. Uw
antwoord zal mij wellicht aanleiding geven om te zijner tijd
bij den Gemeenteraad eene motie in te dienen, waarbij de
Raad zich kan uitspreken, of niet langs anderen weg in de
vermeerdering van inkomsten moet worden voorzien.
De heer Fokker. Een enkele vraag, mijnheer de Voorzitter.
Wanneer de motie van den heer Meuleman eventueel mocht
worden aangenomen, is het dan toch het voornemen van
Burg. en Weth. om dit voorstel uit te voeren, wanneer en
zooals dit nu door den Raad wordt goedgekeurd?
De Voorzitter. Gesteld al dat Burg. en Weth. willens
waren verandering te brengen in den Hoofdelijken Omslag
of om eene andere belasting voor te dragen, dan zou dit
toch voor dit jaar niet meer kunnen in werking komen. De
motie van den heer Meuleman zou voor dit jaar toch te
laat komen.
De beraadslaging wordt gesloten en het voorstel zonder
hoofdelijke stemming aangenomen.
XIV. Voorstel om toe te treden als lid der »Vereeniging
van Nederlandsche Arbeidsbeurzen."
(Zie Ing. St. n°. 90 en 99).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan
genomen.
XV. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden voor de aan
schaffing van het noodige materieel voor de invoering van
het kaartenstelsel ten behoeve van het opmaken van het kohier
der plaatselijke directe belasting.
(Zie Ing. St. n°. 92 en 97)