96 DONDERDAG 16 APRIL 1908. hebben kunnen zien, dat de crisis in de bouwvakken inter nationaal is. In Amerika, waar men hooge invoerrechten heft, heeft men die crisis even sterk of nog sterker ondervonden dan in Engeland en hier te lande, waar de invoerrechten lager zijn. Overal, in Frankrijk, Duitschland en ook in andere landen heeft, zooals wij konden lezen, groote werkloosheid geheerscht. De groote, directe oorzaak is duur geld. Het is beter zich niet te verdiepen in de vraag, welke weer de oorzaken dier duurte van het geld zijn; maar er blijkt toch al uit, dat de indirecte oorzaken der werkloosheid, al kan men ze met een paar woorden aanduiden, op zich zelf zoo gecompliceerd zijn, dat het uiterst gewaagd is ze tot een speciale oorzaak te gaan herleiden. In het algemeen mij daaraan aansluitende, zou ik toch gaarne willen terugkomen op hetgeen ik bij punt 4 der agenda, eenigszins vooruitloopende op het onderwerp, dat ons thans bezig houdt, heb opgemerkt. Ik wensch dat in den vorm van een vraag te doen, n.l. deze: is door Burg. en Weth. niet overwogen, in hoeverre nu reeds eenig verband kon worden gelegd tusschen de drie inrichtingen, welke hier op het gebied der werkloosheid zullen bestaan, n.l. de Stedelijke Werk inrichting, de Arbeidsbeurs en de verzekering tegen werk loosheid? Dat zijn werkelijk drie instellingen, die geheel bij elkander hooren, hetzelfde doel nastreven; waarvan het dus ge- wenscht is, dat zij zooveel mogelijk met elkander samenwerken, en voor zoover dit met een goede administratie vereenigbaar is, met elkander worden samengesmolten. Dit zou voorloopig kunnen worden bereikt door eene personeele unie tusschen de verschillende Commissies; door b.v. denzelfden persoon als Secretaris aan de drie Commissies toe te voegen. Zonder formeel nog iets in eene verordening vast te leggen, zou daardoor voor de toekomst eene nadere formeele samensmel ting kunnen voorbereid worden, terwijl men aanvankelijk kon volstaan met te streven naar een personeele unie. Ik zou wel aan Burg. en Weth. willen vragen, of de zaak van dien kant ook is bezien, en wat dienaangaande de meening is van Burg. en Weth. De heer Fokker. Na hetgeen reeds is opgemerkt, kan ik zeer kort zijn. Den heer Pera die getracht heeft mij uit mijn tent te lokken, zal ik niet volgen. Ik vind het hier niet de plaats noch de gelegenheid om een debat te voeren over protectie of vrijhandel. Wij hebben hier meer te doen Stemmen. In de Gehoorzaal. De heer Fokker Daar of elders zal ik den heer Pera gaarne ontmoeten. Ik wil mij gaarne aansluiten bij hetgeen door den heer Mr. Briët is gezegd, die deze verordening meer beschouwt als een proef, en ik geloof, dat wij hiermede ook een goede proef kunnen nemen. Intusschen zou ik over twee zaken die ik in de verordening heb gemist, nog wel eenige inlichtingen willen vragen. Het begrip «werkman" waarop het aankomt, wordt in de verordening niet gedefinieerd. Ik zou willen vragen naar aan leiding van het adres dat is ingekomen van de kantoor bedienden en dat voor kennisgeving is aangenomen, of ook kantoorbedienden onder werklieden worden gerangschikt; of een kantoorbedienden-organisatie, die een fonds bezit tegen de gevolgen van werkloosheid, naar het oordeel van Burg. en Weth. ook van de gemeente een bijslag kan ontvangen; of zal een zeker maximum loon per week worden gesteld, opdat men van gemeentewege geen bijslag zal geven die niet noodig is? Is er aan gedacht, artikel 5 van de verordening duidt er niet op, dat er ook enkele landelijke organisaties zijn, die in verschillende afdeelingen hun leden verspreid hebben en welke eene algemeene kas tegen werkloosheid bezitten, waarvoor door de leden der afdeelingen wordt bij gedragen, en welke kas door het centraal bestuur wordt beheerd. Kunnen de leden van zulk eene vereeniging ook bijslag van de gemeente krijgen? De heer van der Lip. Ik zou bij de algemeene beschouwingen wel een vraag willen doen. Burg. en Weth. bieden hier den Raad een verordening aan en nu is bij mij de vraag gerezen, of over die verordening niet het advies van de Commissie voor de Huishoudelijke Verordeningen had moeten worden ingewonnen. Dezelfde vraag is al meer bij mij gerezen, o. a. toen in behandeling kwam de verordening regelende den rang en de bezoldiging van de ambtenaren ter Gemeentesecretarie enz. Naar mijne meening en die mijner medeleden moet deze vraag bevestigend worden beantwoord. Art. 5 van de veror dening, die de samenstelling en den werkkring onzer Commissie regelt, bepaalt welke verordeningen buiten onzen kring liggen. En daartoe behoort deze verordening niet. Art. 7 bepaalt dat zij omtrent alle andere verordeningen, door Burg. en Weth. ontworpen, den Raad van advies zullen dienen. Nu is de Commissie te bescheiden om haar diensten aan den Raad op te dringen, maar toch heeft zij gemeend dit punt hier eens ter sprake te moeten brengen en te moeten vragen, hoe het eigenlijk met baar werkkring zit. Ik zal volstrekt niet beweren, dat er veel mee verbeurd is, dat de Commissie over deze aangelegenheid haar licht niet leeft kunnen doen schijnen, maar wij meenen, dat de handel wijze van Burg. en Weth. in strijd is met de verordening en dat onze Commissie door Burg. en Weth. niet werkloos mag worden gemaakt. De heer Roem. M. d. V. Ik zou even iets willen zeggen over iet lange betoog van den heer Pera, maar ik zal daarbij zeer kort zijn. Ik zal hem niet in al zijne beschouwingen volgen, want daartegen zou zeer veel in te brengen zijn, maar toch wil ik er de aandacht op vestigen, dat hij alleen op den invoer en niet op den uitvoer gewezen heeft en dat hij er ook eens op letten moet, hoeveel bloembollen uit ons land worden uitgevoerd, hoezeer de exportslachterijen bloeien en hoeveel boomvruchten, heesters en boomen uit Boskoop naar Amerika en vele andere landen worden gezonden. Ik zou in het algemeen iets willen zeggen, dat natuurlijk niet in de verordening thuis behoort, maar dat toch niet luid en niet vaak genoeg kan verkondigd worden, overal waar men het wil laten hooren. Het is dit, dat iedere parti culier tot op zekere hoogte kan medewerken tot bestrijding der werkloosheid door vooral in tijden, dat er weinig werk is, alles te laten doen, wat er in zijn huis verricht kan worden. Deze opmerking moge hier niet op haar plaats zijn, mis plaatst is zij toch niet. Als men in dezen tijd werklieden wil hebben om te verven, te behangen of te witten, dan kan men hen niet krijgen, terwijl er toch zooveel goede tijd ver loren gaat, omdat men dan, zooals de vrouw zegt, niet in den schoonmaak is. Ik kan het niet genoeg zeggenlaat ieder toch medewerken om de werkloosheid te bestrijden door in tijden, dat er ge werkt kan worden, ook te laten werken. De heer Vergouwen. Ik zal zeer kort zijn en niet ingaan op de stof zelve, doch een algemeene opmerking maken, nl. dat ik het betreur, dat wij deze verordening reeds thans moeten behandelen. Voor degenen, die door vroegere studiën in deze aangelegenheid zijn ingewerkt, is het zeer gemakkelijk om zich met behulp van het groote dossier, dat m de Lees zaal lag, een oordeel over de zaak zelve te vormen evenals over de verschillende artikelen der verordening, maar waar ons niet bekend was, in welken geest Burg. en Weth. een voorstel te dezer zake zouden indienen, kon natuurlijk voor de overige raadsleden de voorstudie niet in eeri bepaalde richting geschieden en kon dus eerst van een diepere be schouwing der zaak sprake wezen, toen het desbetreffende ingekomen stuk ons in handen kwam, a. i. 14 dagen geleden. Ik moet eerlijk verklaren, dat mij, hoewel ik het dossier heb nagezien, voor een eenigszins diepere beschouwing der zaak niet alleen de tijd, doch zelfs de gelegenheid ontbroken heeft, aangezien een werk, dat ik wilde raadplegen en dal onmiddellijk door mij is besteld, nog niet in mijn bezit is. Ik zou willen vragen, of Burg. en Weth., indien weder een dergelijke be langrijke materie bij den Raad aanhangig mocht worden gemaakt, aan de leden een langeren tijd van overweging zouden willen geven, opdat wij ons beter in de zaak zullen kunnen indenken. Verder wil ik wijzen op iets, waarop ik ook vroeger reeds de aandacht vestigde, nl. dat het wenschelijk is, dat, wanneer dergelijke belangrijke zaken als deze worden ingediend ik sluit mij aan bij de hulde, welke de heer Aalberse aan Burg. en Weth. heeft gebracht voor de duidelijke toelichting waarbij gewichtige rapporten worden overgelegd, de raads leden die rapporten in afschrift thuis krijgen. Er lag bij het dossier, dat op de thans aanhangige ver ordening betrekking heeft, een belangrijk rapport van het Bureau voor Sociale Adviezen, dat 30 bladzijden groot was en ik ben twee keer in de leeszaal geweest om het door te lezen. Verder lagen er de verordeningen van Den Haag, Amsterdam, Utrecht en andere steden, en men moest bepaald een goeden dag er aan besteden om alles behoorlijk door te werken en zijn notities er bij te maken. En daarom zou het wenschelijk zijn dat wij, die toch in verschillende zaken werkzaam zijn en die hoofdzakelijk in de avonduren, en nog wel in de late avonduren, eerst tijd tot studie hebben, die stukken bij ons tehuis kregen om ze behoorlijk te kunnen overwegen. Er is daarom ook sprake geweest om een voorstel in te dienen om deze zaak nog uit te stellen, hetzij voor 14 dagen of een maand. Dit is echter niet geschied, omdat er in deze Vergadering enkele leden zijn die zich reeds vroeger in deze quaestie geheel hebben ingewerkt en van wie wij dus verwachten kunnen, dat zij ons het noodige licht kunnen verschaffen. De Voorzitter. Ik geloof, dat ik bij mijn antwoord kort kan zijn. Op den voorgrond wil ik stellen de beantwoording van een paar vragen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1908 | | pagina 10