DONDERDAG 20 MAART 1908.
85
Ik zou hiermede van de methode Zaalberg kunnen afstappen,
maar ik gevoel mij gedrongen nog een voorbeeld te noemen. De
heer Zaalberg noemt de Stinksloot een vaart, die wel haar
naam aan de hoedanigheid van het daar door stroomende
water zal ontleenen. Daarin kan men zich vergissen en een
vergissing is mogelijkmaar om op een dergelijke onderstelling
alleen conclusiën te bouwen voor zoo'n ernstige zaak, dat
noem ik sterk.
En hoe is nu de gedachtengang van Burg. en Weth. over
deze ernstige zaak.
Hun uitgangspunt is het rapport over de grachtverversching
van 1893. Toen is de zaak ernstig onderzocht door werkelijk
deskundigen. Prof. Bakhuis Roozeboom en anderen hebben
zich daarvoor veel moeite getroost. Zij hebben den invloed
van de spuiïng op de strooming en op de hoedanigheid van
het Leidsche grachtwater op hetzelfde oogenblik op ver
schillende plaatsen onderzocht. Zij hebben dat niet eens, maar
gedurende langen tijd gedaan. Zij hebben toen ook doen zien,
dat wij met een werkelijk samengesteld vraagstuk te doen
hebben, dat niet eenvoudig tot oplossing is te brengen, door
maar eenige voor de hand liggende feiten met elkaar in een
oorzakelijk verband te brengen. In het rapport zijn de con
clusiën neergelegd, die niemand tot nu toe heeft weersproken
en dus blijft dat rapport het fundament, waarop Burg. en
Weth. voortbouwen. Wel is er eens beweerd, dat er niet ge
noeg voeling is gehouden met de spuiïng te Katwijk. Daar
over straks. Nu moeten Burg. en Weth. toch op dat rapport
blijven staan! Die conclusie is ons uitgangspunt.
Als de heer Zaalberg niet kan bewijzen, dat dat rapport niet
goed is, zou ik zeggen, laat hij dan ook dit als basis aannemen,
of bewijst hij dat het rapport niet betrouwbaar is, laat hij
dan voorstellen een nieuw onderzoek in te stellen. Ik geloof, dat
dat f 3000 heelt gekost. Wij moeten zekerheid hebben en niet
op losse gegevens beweren.
Wij hebben een degelijk deskundig onderzoek en daaraan
moeten wij vasthouden tot bewezen wordt, dat het niet goed
is en dat heelt de heer Zaalberg allerminst gedaan.
Ik zal kort zijn omtrent de tegenspraak, die de heer Zaalberg
vindt in de beweringen van den Directeur van Gemeente
werken. Ik heb het rapport van hem over het voorstel Zaalberg
nu nog wel twee of drie maal overgelezen, maar ik moet
zeggen, ik kan geen tegenspraak vinden. Het is geheel één
logisch voortbouwen op het rapport van 4893. Wel vind ik
er tegenspraak in met wat de heer Zaalberg beweerd heeft,
maar dat zit in het verschil van behandelingswijze. Het is
alles volkomen in overeenstemming met wat onderzocht is in
4893 door prof. Bakhuis Roozeboom en anderen. Tegenspraak
is er volstrekt niet.
Nu zegt de heer Zaalberg: Ik kan wel een dam maken voor
750 in plaats van ƒ30.000. Dat is allemaal mooi gezegd,
maar laat de heer Zaalberg eens een plannetje leveren van
f 750. Dat plannetje van 28000, dat is ingediend, heb
ik gezien, en eerlijk gezegd, het is niet goedkooper te maken.
Het is wel een beetje te goedkoop, want erg solide vind ik
het niet geconstrueerd, maar als proef zou het kunnen dienen.
Meent de heer Zaalberg dat de duurte zit in het materiaal,
dan kan ik hem mededeelen, dat dit plan is begroot op het
gebruik van gecreosoteerd dennenhout. Ik zie geen kans het
goedkooper te leveren. Ik zeide: ik vind het te goedkoop, ja
want met een schutsluis kost het 60.000. En nu mag de
heer Zaalberg betwijfelen, of Gedep Staten wel een schut
sluis zullen eischen, dat die gemaakt zal moeten worden,
staat bij mij vast.
Op een plan van een onbekende kan de Raad immers toch
ook geen besluit nemen, die is niet verantwoordelijk, maai
de Raad is verantwoord met begrootingen van hare verantwoor
delijke en deskundige ambtenaren. Ik geloof voorts met den
heer de Vries, dat wij op het oogenblik moeten voortgaan, zooals
wij thans bezig zijn, n.l. spuiïngen aanvragen aan Rijnland,
dat ook verleden jaar bewijzen heeft gegeven, gaarne bereid te
zijn, om zooveel mogelijk mede te werken en verderde hoeda
nigheid van het water op geregelde tijden onderzoeken.
De Zaalberg wijst op de resultaten van verleden jaar, maar ver
leden jaar hadden wij een kouden, natten zomeren in het daar
aan voorafgaande jaar hadden wij een warmen, drogen zomer.
De resultaten van het vorige jaar zijn trouwens ook weer in
zijn geheel nog niet bekend. Den invloed van het spuien kan
men niet over één jaar beoordeelen. De Directeur-scheikundige
is met den Directeur van Gemeentewerken bezig, de gegevens
uit te werken en den invloed te bepalen van de spuiïngen,
die het vorige jaar hebben plaats gehad. Dat is niet zoo licht
op te vatten als de heer Zaalberg dat doet. Dat duurt langer
dan men zou wenschen, eer men tot een conclusie kan komen.
Ik ben het eens met den heer de Vries, dat wij er mede
moeten doorgaan, totdat wij juister gegevens hebben. Wij
moeten blijven staan op het standpunt van 4893, aangevuld
met de resultaten, die wij verder zullen krijgen en dan zal tevens
blijken, of er gecorrigeerd zal moeten worden.
De heer de Vries heeft een zeer belangrijke beschouwing
gehouden,' waarvan men veel kan leeren, want op het gebied
van den waterloop, de stroomingen en de werking der water
werken en al wat Rijnland betreft, erken ik hem als autoriteit.
Ik zal heel gaarne gebruik maken van de wenken, die de
heer de Vries heeft gegeven. Dat Burg. en Weth. nieuws hebben
gezien in hetgeen is aangevoerd, het spijt mij, dat dit woord
zoo wordt opgenomen. Ik geloof niet, dat zij hebben bedoeld
het ei van Columbus te hebben uitgevonden. Ik weet niet, of
het zoo daar staat als het door den heer de Vries wordt op
genomen, maar ik neem aan, dat de nadruk erop is gelegd,
alsof wij het ei van Columbus hadden uitgevonden. Dan kan
ik den heer de Vries mededeelen, dat het zeker niet de bedoeling
is geweest, ik voor mij maak daarop niet de geringste aan
spraak, laat ik daarvan de verzekering geven. Wat het laatste
betreft, dat de heer de Vries zich verwonderd heeft over mijn
bewering van de verbeteringen in den toevoer te Gouda, de
heer de Vries zou zich niet hebben verwonderd, wanneer hij,
laat ik niet zeggen beter, maar de bedoeling van hetgeen
daar staat anders had opgevat.
Ik had volstrekt niet bedoeld mij in details van die toevoer
verbetering te begeven. Ik heb volstrekt niet gezocht naar de
middelen, hoe die toevoer te verbeteren, want daarvoor zou
ik meer van Rijnland's inrichtingen, dijken enz. moeten weten.
Ik kwam tot de conclusie, dat toevoerverbetering niet kan
en daarmede is de heer de Vries het eens, dat het verbeteren
van den toevoer van Gouda zeer belangrijke onkosten zal
veroorzaken.
Mag ik door het wijzen op enkele mogelijkheden van de
groote kosten zonder die in details te bestudeeren hebben
gedwaald, dan blijft de hoofdzaak, waarmede de heer de Vries
het eens is, onaangetast.
Dat wilde ik even in het midden brengen, mijnheer de
Voorzitter.
De heer Zaalberg. M. d. V. Ik zal zeer kort zijn, maar ik
wil toch even één ding weerspreken, wat de heer Korevaar
heeft gezegd. Hij schijnt mij in het geheel niet begrepen te
hebben.
Onze WTethouder beweert, dat ik voor f 750 een afsluiting
zou kunnen maken, die anders volgens hem f 28000 zou
kosten. Dat is niet waar, en dat heb ik ook niet gezegd. Ik
begrijp heel goed, dat de schotwerken in de twintig mille
zullen kosten. Ik heb echter voorgesteld als afdoend middel
om te zien wie gelijk heeft, de Directeur van Gemeentewerken
of ik, een dam te slaan in het Oegstgeesterkanaal, en dan
gedurende een paar maanden proeven te nemen. Het slaan
van dien dam kost volgens een vakman ongeveer f 750
Dat is heel wat anders dan beweegbare schotten maken. Die
zullen heel wat meer kosten. Over de andere opmerkingen
van den heer Korevaar zal ik nu verder maar zwijgen.
De heer Pera. M. d. V. Ik heb iets anders in het midden
te brengen, maar zal daarbij heel kort zijn.
Er is door winkeliers geklaagd over het gevaarlijke van het
het verkeer op Zaterdagmorgen op den Nieuwen Rijn. Daar
ligt, zooals wij weten een rij van schuiten, die hoopen goe
deren uit Leiden komen halen en die daar op dien tijd ook
worden aangebracht.
Nu zou ik willen vragen, of er niet bepaald zou kunnen
worden, dat er van 's morgens 9 tot 's middags 42 van af de
Korenbeurs tot de Watersteeg in één richting maar mag
worden gereden. Dan zou het gevaar voor een groot deel
wijken en ik meen dat daartegen weinig bezwaar kan be
staan. De Nieuwe Rijn staat onophoudelijk door stegen in
verbinding met de Nieuwstraat, waar men zich kan bewegen,
zooals men wil.
Ik zou Burg. en Weth. wel in overweging willen geven
deze maatregelen gedurende die dfie uur te nemen ter be
veiliging van de voetgangers. De winkeliers immers klagen
erover, dat het moeilijk voor de bezoekers is, als de rijtuigen
tegen elkaar in gaan. Er komen karren goederen brengen,
sommige staan er en andere moeten passeeren. Als men het
rijden in één richting voorschrijft, wordt veel hindernis en ge
vaar weggenomen.
De Voorzitter. De heer Pera bedoelt zeker alleen een voor
schrift voor Zaterdagsmorgens?
De heer Pera. Zeker mijnheer de Voorzitter.
De Voorzitter. Wij zullen het idee in overweging nemen
en mededeelen aan het hoofd van de politie.
Niemand meer het woord verlangende, wordt de vergadering
hierop gesloten.
Gedrukt bij J. J. GROEN ZOON, te Leiden.