DONDERDAG 26 MAART 1908. 81 Haarlem een Amerikaanschen windmolen, die zoo hoogstaat, dat bij den minsten wind die molen werkt, zoodat aanhou dend water ingepompt wordt en weer ander water afvloeit. Er komt dus voortdurend frisch water bij. Van het bezwaar, dat de heer Pera genoemd heeft, heeft mijn zegsman nooit gehoord. Zijn zoon maakt geregeld gebruik van die inrichting en heeft nog nooit er over geklaagd, dat het water te koud is. De Voorzitter. Ik zou wel in overweging willen geven, ons niet al te veel in details te verdiepen. Wanneer de zaak voortgang mocht hebben, zullen die bij den Raad in bespre king komen. Het geldt nu eenvoudig in beginsel uit te spreken, dat wij een subsidie van f 800 in voor uitzicht stellen, als de plannen door ons College zullen zijn goedgekeurd en onder nader door den Raad te verleenen voorwaarden. Alles is zeer voorwaardelijk gesteld. De heer Fockema Andreae. M. d. V. Ik ben te eer geneigd, nog een enkel woord te zeggen, omdat u gedrukt hebt op het in uitzicht stellen. Wij weten, dat als wij dit besluit nemen, er zells niet beproefd wordt, het zonder gemeentelijke subsidie te doen. Dan zijn wij er zeker van, dat om gemeente-subsidie zal worden aangeklopt. Dat zal dan de eerste post onder de ontvangsten op de begrooting van de vragers zijn. Nu zou ik zeggen, dat mij dat wel was, omdat het een hygiënische inrichting is, wanneer onze gemeente financiën nog al roos kleurig waren, maar wij weten allen wel, dat wij moeite zullen hebben, om de eindjes aan elkaar te knoopen. Om nu een dergelijk lokaas uit te loven, vóór nog iemand een plan klaar heeft, waarvoor hij tracht een begrooting te maken, vind ik uiterst gevaarlijk. De heer Korevaar. M. d. V. Ik zou nog met een enkel woord willen antwoorden op hetgeen de heer Fockema Andrern in het midden heeft gebracht. De heer Fockema Andrese vindt het gevaarlijk, die f 800 in uitzicht te stellen, omdat naar zijn inzien nog niet is uitgemaakt, dat zoo iets levensvat baarheid heelt zonder steun van de gemeente. Nu zou het een zonderlingen indruk maken, dat Burg. en Weth. dit voor stel deden, wanneer zij dit niet eerst eens hadden onderzocht, want dan zou ik het volkomen met den heer Fockema Andreae eens zijn, dat wij het niet mogen doen. Dit voorstel van de meerderheid van het College van Burg. en Weth. is gegrond op de overtuiging, dat werkelijk zonder steun van de ge meente een dergelijke inrichting hier niet tot stand kan komen. Dat is gegrond op de ervaring, opgedaan met de plannen, die indertijd gemaakt zijn voor een nieuwe zweminrichting. Die zijn werkelijk zeer serieus behandeld, maar die zijn afge stuit op het financieele bezwaar. Er was onmogelijk geld te krijgen, omdat de exploitatierekening niet sluitend was te maken. Zoo zijn er meer pogingen van dien aard aangewend en die zijn alle op hetzelfde bezwaar afgestuit. Dat de meer derheid van het College dit voorstel heeft gedaan komt voort uit de overtuiging, dat het anders niet tot stand zal kunnen komen. De beraadslaging wordt gesloten. De eerste conclusie van het praeadvies wordt zonder hoofde lijke stemming aangenomen. De tweede conclusie, in stemming gebracht, wordt aangeno men met 14 tegen 10 stemmen. Voor stemmen de heerenVan Hamel, Eerstens, Korevaar, Pera, A. Mulder, Briët, Zaalberg, de Boer, van Tol, Zwiers, Sijtsma, Le Poole, Bosch en Timp. Tegen stemmen de heeren: De Vries, Vergouwen, Bots, van der Lip, Reimeringer, P. J. Mulder, van Gruting, Fockema Andreae, Driessen en Juta. XIV. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden voor de ver bouwing van de school der 2e klasse voor jongens en meisjes. (Zie Ing. St. n°. 83). De heer Zaalberg. M. d. V. Er is mij ter oore gekomen, dat de verbouwing aan de meisjesschool op de Breestraat van hoogerhand afgekeurd is. Is dat waar De heer Korevaar. M. d. V. Ik zou wel willen vragen, wat dat met dit voorstel te maken heeft. De Voorzitter. Mag ik er op opmerkzaam maken, dat wij het nu hebben over de school op den Ouden Singel. Zou het niet beter zijn uw vraag na afloop van de agenda te behandelen? Het voorstel van Burg. en Weth. wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De Voorzitter. Wenscht nog een van de heeren het woord De heer Zaalberg. M. d. V. Ik herhaal mijn vraag, die ik zooeven gedaan heb, nl. of het waar is, dat de verbouwing aan de meisjesschool op de Breestraat niet zal doorgaan? Het is een loopend praatje. Als het niet zoo is, is het beter, dat het hier wordt tegengesproken. De heer Korevaar. M. d. V. Ik weet niet in hoeverre ik hier mededeeling mag en moet doen van hetgeen de gewone loop van zaken is. Ik doe het dus met eenigen schroom, maar zal trachten den heer Zaalberg te beantwoorden. Het plan is volgens de wet aan de goedkeuring van den school opziener onderworpen en deze heeft eenige aanmerkingen van meer of minder ernstigen aard gemaakt. Aanvankelijk zijn er dus bezwaren gerezen, maar die zijn nu voor het grootste gedeelte ondervangen. Ik geloof, dat in het stadium, waarin op het oogenblik de onderhandelingen verkeeren, er groote kans tot overeenstemming is en er geen sprake kan zijn van een afkeuring van den voorgenomen bouw. De heer Zaalberg. M. d. V. Met dit antwoord ben ik voor- loopig tevreden. Ik heb alleen de vraag gesteld, omdat ik het bij geruchte had gehoord en nu gaarne zekerheid wilde hebben. Verder zou ik ook nog gaarne het een en ander in het midden willen brengen omtrent het rapport, dat is uitgebracht door Burg. en Weth. naar aanleiding van de plannen, die ik aan de hand heb gedaan om schotten aan te brengen in het Oegstgeesterkanaal, welke schotten bij spuiïng of bemaling te Katwijk aan Zee zouden moeten gesloten worden. De Voorzitter. Ik heb geen bezwaar u het woord te ver leenen als u een bepaald voorstel wenscht te doen. Als u misschien een uitvoerige mededeeling wilt doen, dan zou ik in overweging willen geven, of het niet beter is het voorstel schriftelijk in te dienen. Dan kunnen Burg. en Weth. en de Raad in de eerste plaats het a tête reposé overwegen en kunnen Burg. en Weth. adviseeren. Als u eenige mededeelingen doen wilt, dan is daartegen natuurlijk geen bezwaar. Ieder lid van den Raad heeft het recht vragen te stellen en mededeelingen te doen, die hij in het belang van de gemeente acht, na afdoening van de agenda. Met het oog op het mooie weder zou ik u echter in over weging willen geven, het niet te lang te maken. De heer Zaalberg. M. d. V. Het rapport van Burg. en Weth. aan den Raad, naar aanleiding van mijne mededeeling, dat het aanbrengen van schotten in het Oegstgeesterkanaal de waterverversching in de Leidsche grachten zeer zal bevor deren, geeft mij aanleiding om daarover het een en ander in het midden te brengen. Vooraf breng ik echter een woord van dank aan den Wethouder van Fabricage, die op mijn verzoek terstond bereid was het door mij opgeworpen plan te onderzoeken en daarvan een uitvoerig rapport deed opmaken, maar ook evenzeer aan Burg. en Weth. die meenden, dat al hadden zij geen opdracht van den Raad, dit rapport toch aan den Raad te moeten overleggen, opdat de resultaten van het onderzoek bewaard zouden blijven ter vergemakkelijking van latere raadpleging. Daardoor toch toonen Burg. en Weth. dat het vraagstuk der waterverversching hun evenzeer ter harte gaat, en betuig ik hun hiervoor dan ook gaarne mijn wel- gemeenden dank. Ik zou hiermede kunnen besluiten, wanneer ik mij tenminste geheel kon vereenigen met de uitkomsten van het ingesteld onderzoek, maar dat is nu juist niet het geval en acht ik mij dus verplicht, mede om het belangrijk vraagstuk tot oplossing te helpen brengen, de verschillende aangevoerde bezwaren te helpen bestrijden en te weerleggen, daarbij tevens aan te toonen, dat het plan, dat ik aan de hand heb gedaan, wel degelijk de waterverversching in alle stadsgrachten bevorderen zal en daar ik overtuigd ben, dat ook mijne mederaadsleden, evenzeer als Burg. en Weth., het waterververschingsvraagstuk ter harte gaat, meen ik bij mijne beschouwingen op U aller onverdeelde aandacht te mogen rekenen. Het is toch niet tegen te spreken, dat Leiden juist door zijne vele grachten en kanalen zich in dit opzicht zeer onder scheidt van andere Hollandsche steden. Die grachten toch met hunne talrijke boomrijen langs de oevers, die hun frisch groen in de zomermaanden doen weerspiegelen in het water, geven aan de stad een vroolijk aanzien. De grootere en kleinere schepen,ook stoombooten en motorbooten, bezorgen eene aantrek kelijke levendigheid en in warme dagen geeft de aanblik van het kabbelend water iets opwekkends en verfrisscbends, het geheel iets vroolijks en aantrekkelijks, waarin andere steden bij Leiden verre ten achter staan. Maar dit is alles zeer mooi en aanlokkelijk, wanneer de grachten geen verpestende geuren verspreiden, want alleen daardoor wordt al dat moois, dat ik opnoemde, op eenmaal totaal bedorven. Nu weet ik uit meer dan dertigjarige ondervinding, dat het eenige middel, om wanneer het water ruikt, dit euvel te verhelpen, is krachtige spuiïng te Katwijk. Wanneer het stoomgemaal daar in werking wordt gebracht, is binnen één etmaal alle stank uit Leiden verdwenen en wanneer het geluk daarbij dient, dat de wind tevens gunstig is, kan het water zelfs zeer langen tijd reukeloos blijven. Datzelfde is voor eenige jaren door Rijidands bekenden ingenieur den heer van Dissel in een ingezonden stuk in het Leidsch Dag blad ook beweerd. Ook verleden jaar is bij de spuiïngen, die

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1908 | | pagina 5