52
van nog geen tien minuten van de stad, een nieuwe zwem
plaats te stichten. Waar echter het onderzoek van Dr. van
Eek leerde, dat het water van de Vliet bezuiden de Woute-'
renbrug niet voor badwater geschikt kan worden geacht,
meent de Directeur van Gemeentewerken, dat dit met het
water van het omgelegde kanaal vermoedelijk wel eveneens
het geval zal zijn.
Zijn conclusie is dan ook deze, »dat er in den naasten
omtrek van Leiden geen buitenwater is aan te wijzen, hetwelk
geschikt kan heeten voor de stichting van een behoorlijke
zwemplaats".
Tot dit negatieve resultaat heeft echter de Directeur van
Gemeentewerken zijn onderzoek niet beperkt. Gedachtig aan
vroeger bij den eigenaar van het Posthof bestaan hebbende
plannen om op het terrein van het Posthof een zweminrichting
van opgepompt grondwater tot stand te brengen, heeft hij
ook in die richting een onderzoek ingesteld. En daarbij bleek
hem, dat in Haarlem reeds twee dergelijke inrichtingen be
staan, die algemeen in den smaak vallen. Ook voor Leiden
zal daarom in die wijze van waterverschaffing de oplossing
moeten worden gezocht. En waar een voortgezet onderzoek
leerde dat het grondwater aan de oostzijde der stad veel
beter is dan dat aan de west- of noordzijde, acht hij een
gedeelte van het aan de gemeente toebehoorende FOamland
voor de oprichting van een nieuwe zweminrichting de aan
gewezen plaats. Daarvoor zou een terrein ter oppervlakte van
2000 a 2400 M2 noodig zijn, terwijl de oprichtingskosten,
zonder de waarde van het terrein in rekening te brengen,
in overeenstemming met de destijds voor de zweminrichting
bij het Posthof gemaakte begrooting, globaal zouden kunnen
worden geraamd op f23000.
De commissie van fabricage acht de door den Directeur van
Gemeentewerken aanbevolen oplossing een zeer gelukkige. Zij
is het geheel eens, dat alleen met een Nortonwatervoorziening
een goede zweminrichting is te stichten en ook het denkbeeld
van den Directeur om de zwemplaats op het Raamland te
maken heeft hare sympathie.
Blijkt dus uit het bovenstaande dat ten behoeve van een
nieuwe zweminrichting zou kunnen worden gebruik gemaakt,
öf van het buitenwater, ergens in de Zijl, niet te ver van de
gemeente, of van een grondwatervoorziening ergens anders
in de gemeente, waar het onderzoek van dit water voldoende
resultaten zou opleveren, zoodat dus de stichting niet even
tueel op technische of hygiënische bezwaren zou behoeven af
te stuiten, dan rijst nu de vraag of er termen bestaan om
van gemeentewege tot de oprichting van een tweede zwem
plaats over te gaan. En dan meenen wij met de commissie
van fabricage, dat het antwoord op deze vraag niet anders
dan ontkennend kan zijn. Want al willen wij allerminst het
nuttige en gezonde van de zwemsport in twijfel trekken, al
geven wij gaarne toe dat het wenschelijk zou zijn, dat ook
vrouwen en meisjes zich in het zwemmen kunnen blijven
oefenen en al willen wij zeker niet ontkennen, dat het bezit
van een aan alle moderne eischen beantwoordende zwemin
richting voor de gemeente van belang zou zijn, zooals ook
uit de verschillende hierbij overgelegde adhaesiebetuigingen
aan het adres van la Rivière c. s. gereedelijk mag worden afge
leid, dit alles kan toch, inzonderheid onder de gedrukte finan-
cieele omstandigheden, waarin de gemeente verkeert, nog
geen reden zijn om naast de bestaande gemeentelijke zwem
inrichting nog een tweede speciaal voor betalende bezoekers
op te richten.
Blijkt, wij herhalen wat wij in Januari 1907 aan het Bestuur
der Leidsche Zwemclub schreven, de bestaande zwemschool
niet aan de behoefte te voldoen, dan kan er reden zijn om
haar te vergrooten of zoo noodig te verplaatsen, maar zeker
niet om van gemeentewege een tweede daarnaast te stichten.
Ook de Directeur van Gemeentewerken meent, zij het dan
op geheel andere gronden, de oprichting en exploitatie van
een nieuwe gemeentelijke zweminrichting te moeten ontraden.
Hij wijst er op, dat particulieren goedkooper kunnen bouwen
en exploiteeren dan de gemeente en dat het 's zomers in dienst
nemen van verschillende personen, waarvoor men 's winters
geen emplooi heeft, voor de gemeente zijn eigenaardige bezwa
ren meebrengt.
"Van den anderen kant echter is hij zoo zeer van de behoefte
aan een tweede zweminrichting voor betalende bezoekers en
voor vrouwen en meisjes doordrongen, dat hij aan een zich
eventueel vormende particuliere vereeniging niet alleen koste
loos het benoodigde terrein op het Raamland wil afstaan maar
haar bovendien door het verstrekken van een renteloos voor
schot, ten bedrage van de helft van de aanlegkosten, met ver
plichting tot geregelde jaarlijksche aflossingen, finantieel zou
willen steunen.
Zoo ver wil intusschen de commissie van fabricage, die zich
overigens, gelijk wij boven zagen, met de technische oplossing
van den Directeur volkomen vereenigt, niet gaan. Want al is
zij thans ook van het vroeger door haar ingenomen standpunt
teruggekomen, toen zij niet alleen niet een tweede gemeentelijke
zweminrichting wilde oprichten, maar ook, althans in haar
meerderheid, voor dat doel geen steun aan particulieren wilde
verleenen, zoo wil zij thans wel steun verleenen, maar dezen
beperken tot beschikbaarstelling van het benoodigd terrein op
het Raamland, waarvan de waarde tegen f 6.per M2. door haar
wordt geraamd op ƒ12000 a 14000.welkbedragdan echter
nog zal worden verhoogd met de kosten van den te leggen
toegangsweg, ter breedte van 7V2 Meter, zijnde de helft van
de daar ontworpen straat van 15 Meter.
Ons college kan echter ook met dit voorstel geen vrede
hebben. En dit om tweeërlei reden. In de eerste plaats ach
ten wij, in tegenstelling met de commissie van fabricage, het
Raamland voor de oprichting van een zwemschool al zeer
ongeschikt en wel omdat wij zouden meenen dat daardoor de
waarde van het omliggende terrein als bouwterrein ten zeerste
zou worden gedrukt. Immers het is een bekend feit, dat wonin
gen uit wier vensters men het gezicht heeft op een zweminrich
ting, door tal van huurders worden geschuwd. Maar bovendien
hebben wij tegen de voorgestelde wijze van steun-verleenen prin
cipieel bezwaar. Naar onze meening behoort het stichten van een
tweede zweminrichting geheel aan het particulier initiatief te
worden overgelaten. De gemeente behoort zich met die stichting
in geen enkel opzicht in te laten. Hoogstens zou zij, ten einde
de oprichting van een dergelijke inrichting, waarvan, gelijk
wij zeiden, ook het nut door ons niet wordt ontkend, in de
hand te werken, een jaarlijksche bijdrage in de exploitatie
kosten in uitzicht kunnen stellen. Maar noch met de plaats
waar, noch met de wijze waarop de inrichting tot stand zou
komen, behoort de gemeente zich in te laten. Alleen, dat
spreekt van zelf, indien de gemeente zich in beginsel bereid
mocht verklaren om een eventueel op te richten vereeniging,
die als rechtspersoon zou zijn erkend, een jaarlijksche gelde
lijke bijdrage te verleenen, zou die subsidie afhankelijk moe
ten worden gesteld van de goedkeuring der plannen door
ons college. Alleen zoo toch zou de gemeente de zekerheid
erlangen, dat wanneer zij zich voor de totstandkoming van
een tweede zweminrichting een geldelijk offer getroost, die
inrichting ook aan billijke eischen zal beantwoorden en op
behoorlijke wijze zal worden geëxploiteerd.
Mocht nu deze oplossing ook door Uwe Vergadering onder
de gegeven omstandigheden als de meest doeltreffende kunnen
worden aanvaard, dan zou, naar wij meenen, de jaarlij ksche sub
sidie van de gemeente kunnen worden bepaald op een bedrag
van f800.ongeveer gelijkstaande met het bedrag van rente
en aflossing, berekend tegen 6 pCt., van een kapitaal van
ƒ14000.waarop de waarde van het benoodigde stuk van het
Raamland door de commissie van fabricage werd geschat.
Alles tezamen genomen geven wij u dus ten slotte in over
weging
1°. afwijzend te beschikken op het verzoek van J. F. la
Rivière c.s. om van gemeentewege tot de oprichting van een
tweede gemeentelijke zweminrichting over te gaan;
2°. in beginsel te besluiten, dat aan een eventueel op te
richten vereeniging, aan welke rechtspersoonlijkheid zal zijn
verleend, in de kosten vari exploitatie van een door haar op
te richten zweminrichting een jaarlijksche subsidie van ge
meentewege van 800.wordt in uitzicht gesteld, wanneer
de plannen dier inrichting vooraf door ons college zullen
zijn goedgekeurd en onder de nader door Uwe Vergadering
aan de eventueel te verleenen subsidie te verbinden voor
waarden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden A° 1907.
De ondergeteekenden geven met verschuldigden eerbied
te kennen:
le dat de Zwemplaats aan den Morschweg onder Oegstgeest
volgens verstrekte inlichtingen verkocht zal worden.
2e dat de ligging van deze inrichting, alsmede de groote
Aanbouw van perceelen in den laatsten tijd aldaar ter plaatse,
geenszins kan bevorderen de Reinheid van het Water.
3e dat bij eventueele voortzetting der zaak, de Onreinheid
van het tegenwoordig water aldaar ter plaatse niet verbeterd
kan worden;
4e dat bij eventueele verkoop de oppervlakte voor bouw
grond in aanmerking komt en dus de geheele Zweminrichting
aldaar zal verdwijnen;
5e dat de Zwemplaats aan de Oude Heerengracht niet vol
doende is voor alle zwemmers te Leiden, en geen gelegenheid
biedt voor Dames Zwemsters;
6e dat bij eventueele opheffing van de Zwemplaats aan den
Morschweg, vele ingezetenen in de onmogelijkheid zullen ver-
lceeren om het hoogstnuttige en gezonde Zwemmen te kunnen
blijven beoefenen.
Redenen waarom de ondergeteekenden zich tot den Raad
van Leiden wenden, met een beleefd verzoek tot spoedige