DONDERDAG 5 MAART 1908.
49
gelicht zien. Vooreerst hebben wij ons afgevraagd, of er
werkelijk in de naaste toekomst een volle bezetting van het
idiotengesticht te wachten is. Is dat het geval, dan vervalt
natuurlijk een groot gedeelte van de geopperde bezwaren.
In de tweede plaats hadden wij gaarne gezien, en dit
is voornamelijk het doel van de Commissie van Financiën
met haar rapport geweest dat Burg. en Weth. zich nog
maals tot de provincie of tot het Rijk hadden gewend, teneinde
van eerstgenoemde eenigen meerderen financieelen steun en
van laatstgenoemde eenig subsidie te verkrijgen. Nu was het
te verwachten, dat men na de langdurige onderhandelingen,
welke met de provincie waren gevoerd en reeds tot eenig
resultaat hadden geleid, er niet gemakkelijk in slagen zou
bij verder overleg nog betere uitkomsten te erlangen, maar
de mogelijkheid was niet uitgesloten, dat de gemeente met
het Rijk onderhandelingen had aangeknoopt en van de
Regeering eenige toezegging voor financieelen steun had
kunnen verwerven. Wij hebben gemerkt, dat dit, naar het
schijnt, tot de onmogelijkheden behoort, maar toch zouden
wij de vraag willen stellen, of er op dit oogenblik niet eenig
vooruitzicht bestaat, dat het Rijk aan de gemeente fmancieele
hulp verleenen zal ten behoeve van deze inrichting.
Indien deze twee vragen -op afdoende wijze kunnen worden
beantwoord, dan kan er, dunkt mij, omtrent dit voorstel een
gunstige beslissing worden genomen.
De heer Stigter. M. d. V. Ik vraag thans met een weinig
meer opgewektheid het woord, dan ik dat misschien den
vorigen keer zou hebben gedaan, omdat het verschrikkelijk
onaangenaam is om tegen een zaak, welke ons ter harte
gaat, bezwaren bij zich zelf te voelen opdringen. Die bezwaren
bestaan zeker nog wel, maar ik heb den tijd gehad ze te
laten bezinken en de gelegenheid om ze te bestrijden. En
wie bestrijdt zijn bezwaren beter dan hij zelf?
Ik zal aan den eenen kant bezwaren aanvoeren, maar aan
den anderen kant hoop ik ook eenige goede zijden in het
licht te kunnen stellen. Het betreft hier niet een zuiver
medische quaestie, want deze is reeds lang opgelost. Het geldt
hier een sympathiek onderwerp :ongelukkigen idioten een beter
verblijf en eene betere toekomst te bezorgen. Het bezwaar
zit alleen in de fmancieele overwegingen. En nu moet ik
hulde brengen aan de houding van den Raad van Beheer en
en van Burg. en Weth., voor de houding, die zij in den
eersten tijd tegenover Gedep. Staten hebben ingenomen.
Aanvankelijk hebben zij zich op een zuiver standpunt gesteld
en zooveel mogelijk vastgehouden wat zij konden vasthouden.
Alleen op het laatst hebben zij wat te spoedig de ongunstige
kansberekening van Gedep. Staten van 88 op 90 toege
geven, omdat Gedep Staten zeiden, dat er zooveel minder
mutatie zou zijn van het idiotengesticht naar het krank
zinnigengesticht. Nu komt het mij echter voor, dat eene
berekening, waarbij wordt gezegd dat wanneer er 90 plaatsen
zijn. daarvan 88 wel zullen worden bezet, te optimistisch is.
Gedep. Staten hebben dit zelf ook wel gevoeld en zij
hebben alle mogelijke moeite gedaan om Leiden voor te
rekenen, dat de exploitatie zou kunnen geschieden zonder
nadeel voor de gemeentekas. Nu zijn die exploitatiekosten
ongetwijfeld te laag berekend. Ik zal er niet veel over zeggen,
de ondervinding zal het wel leeren.
In één opzicht moet ik hulde brengen aan den heer Pera,
waar deze sprak over het te lage salaris van den geneesheer,
omdat z. i. hier geen telkens wisselende assistent op zijn plaats is.
Ik moet eerlijk zeggen, dat de heer Pera mij door zijn zoo
juist inzicht heeft verrast. Maar al wil ik nu aannemen, dat
de exploitatiekosten te laag zijn genomen, dan geloof ik toch
niet, dat de inrichting daardoor fiasco zal maken. Daarvoor
te zorgen kan veilig worden overgelaten aan den Geneesheer-
Directeur en aan den Hoogleeraar in de psychiatrie. Wat den
grond betreft, nu de Commissie van Financien tegenover
Burg. en Weth. zoo royaal is geweest om te zeggen: wij
zullen er niet meer over spreken, nu gevoel ik ook veel
neiging om over die zaak niets meer te zeggen, ofschoon ik
moet bekennen, dat ik mij niet zoo gemakkelijk, ware ik lid
van de Commissie van Financien geweest, zou hebben laten
overtuigen. Het blijft toch een feit, dat wij ten opzichte van
andere provinciën in eene nadeelige positie verkeeren, omdat
wij hier geen goedkoopen grondgeen heide hebben, waarop
het gesticht kan worden gep laatst. Dit maakte, dat men ter
bevoegder plaatse bevreesd was, dat men elders goedkooper
een gesticht zou kunnen oprichten. Heb ik hulde gebracht
aan de houding, die de Raad van Beheer en Burg. en Weth.
in eerste instantie hebben ingenomen, ik geloof ook, dat de
Raad van Beheer niet alles heeft gedaan wat hij kon doen
tegenover de werkelijk buitensporige eischen van het Staats
toezicht. Het schijnt mij toe, dat men daarin niet geheel den
weg heeft gevolgd, dien men had kunnen volgen.
Ik weet o. a. zeker, dat na het eerste plan, hetwelk overeen
kwam met het gebouw te 's Heerenloo en was ingediend door
den heer Driessen met medeweten en op advies van den
Geneesheer-Directeur, er geen nader overleg is gepleegd,
b. v. met den hoogleeraar in de psychiatrie. Bij het tweede plan
»het overdreven plan" mag ik wel zeggen - n. 1. dat van
het staatstoezicht, zouden wij veiliger zijn gegaan, indien wij
tegenover de ambtenaren van dat staatstoezicht den Hoog
leeraar hadden gesteld met zijn, op zijn minst genomen,
gelijkheid en in zeker opzicht overmacht van positie in dien
zin, dat hij degene is, die met deze nieuwe afdeeling zal
hebben te werken, aangezien die mede ten behoeve van zijn
onderwijs wordt opgericht. Indien men het den Hoogleeraar
had gevraagd, zou hij, naar ik vertrouw, wel advies hebben
willen geven tegenover het plan van de staatsambtenaren
en hadden yvij aan beide kanten meer gelijke krachten gehad.
Nu zou ik, omdat de zaak mij zoo lief is, met de goede
zijde willen eindigen en als mijn meening uitspreken, dat
waar de idioten in Zuid-Holland talrijk zijn en de behoefte
aan aparte inrichtingen groot is, wij gerust kunnen rekenen,
dat wij snel de eerste stadia voorbij zullen zijn en spoedig
een goed gevuld gesticht zullen hebben.
Verder wil ik er op wijzen, dat, hoe volmaakter ons complex
van gestichten is, des te eerder de Universiteit haar psychia
trische kliniek zal krijgen, waarmede tonnen gelds zijn gemoeid
en des te eerder dat geld naar Leiden toe zal vloeien, omdat
die kliniek door het Rijk zal worden bekostigd. Tevens mag
men aannemen, dat het Rijk, waar het een dergelijk volledig
complex vindt, spoediger geneigd zal zijn te steunen en
derhalve de niet ongegronde hoop bestaat, dat ook voor deze
afdeeling van Regeeringswege eenig subsidie zal worden
verleend. Het is bovendien mogelijk, dat naast het gesticht
van idioten andere inrichtingen geplaatst kunnen worden,
waarvoor het Rijk zich zeer geporteerd gevoelt.
Naast dat alles moeten wij nog rekening houden met de
sommen gelds, die bij stichting dezer afdeeling aan Leiden
zullen ten goede komen en daar zullen worden omgezet,
want, al verkeeren wij in den abnormalen toestand, dat de
grond, waarop het nieuwe gesticht eventueel zal worden ge
bouwd, nog niet binnen de grenzen onzer gemeente ligt, in
ieder geval kunnen wij er op rekenen, dat door de goede
zorgen van den Raad van Beheer de Leidsche leveranciers
het grootste aandeel in de voordeelen zullen hebben.
Ten slotte mag ook niet uit het oog verloren worden dat,
waai- de idiotenals zij een zekeren leeftijd hebben bereikt,
voor een deel in een krankzinnigengesticht komen, deze
ongelukkigen in de eerste plaats naar het naastbij gelegen
gesticht worden overgebracht.
Al deze voordeelen hebben mij doen besluiten om, ook al
is de financieele kansrekening ten top gevoerd, vóór deze
voordracht te stemmen, afgezien van de vraag, of het mogelijk
zal zijn, dat de eventueele lasten van deze nieuwe inrichting
op „Endegeest" moeten overgebracht worden. Ik noem dit
laatste bezwaar ter wille van de billijkheid. Men mag zijn
stem niet aan dit voorstel geven, omdat men denkt: „Ende
geest" is winstgevend en zal dat wel blijven. Immers, er is
op gewezen, dat in 1909 een 90-tal patiënten naar Rotterdam
zullen vertrekken, terwijl men bovendien niet mag vergeten,
dat er in Zuid-Holland 600 nieuwe plaatsen komen. Waar
echter in Noord-Holland een groot gebrek aan plaats is, zal
men gemakkelijk toevoer van patiënten naar »Endegeest"
kunnen krijgen, zoodat naar mijn overtuiging de terugslag
niet groot zal zijn.
Mijnheer de Voorzitter! Ik dank u voor het woord, dat gij
mij hebt verleend en eindig met de verklaring, dat ik mijn
stem aan deze voordracht zal geven.
De heer Meuleman. Ik was niet van plan een woord over
deze zaak te zeggen, maar het gaat mij als den heer Stigter
ik ben verrast door de woorden van den heer Pera. Maar
waar de heer Stigter in gunstigen zin door zijne woorden
was verrast, ben ik dit in ongunstigen zin. Ik wil een argu
ment van den heer Pera ontzenuwen. De heer Pera zegt: ik
herinner mij de geschiedenis van de oprichting van Rhijn-
geest; toen heette het ook, dat een massa patiënten zouden
toestroomen en men heeft het tobben gezien. Wel, ik zou
zeggen, dat als de heer Pera met andere zaken zoo weinig
heeft getobd als de gemeente met Rhijngeest, het nog wel
zal gaan.
In de tweede plaats vergelijkt de heer Pera twee ongelijk
soortige grootheden met elkander. Rhijngeest is opgericht op
eigen initiatief van de gemeente, zonder dat zij eenige gegevens
had waaruit met eenige zekerheid kon blijken, van waar de
bevolking zou moeten komen. Het idiotengesticht zal wor
den opgericht op verzoek van Gedep. Staten, terwijl in de
provincie een bekend aantal idioten is, dat kan worden ge
nomen als grondslag, zoodat wij van te voren reeds met
zekerheid kunnen zeggen, dat de provincie een groot getal
idioten aan het gesticht zal geven. Burg. en Weth. zijn dan
ook mijns inziens in hunne berekening veel te pessimistisch
geweest. En waar de heer Pera heeft gesproken van 11, 22
en 33, daar geloof ik, dat men de eerste perioden veilig kan