44 gemeente zou hebben af te dragen dan zij thans aanbiedt. I Mocht het Raadsbesluit in dezen zin worden gewijzigd, dan zouden de Minister van Financiën en Zijne Excellentie bereid worden gevonden te bevorderen, dat de helft van het door de gemeente te brengen offer door het Rijk zou worden ge dragen, waarbij dan nog deze tegemoetkoming zou worden verleend »dat mocht de vereeniging kunnen aantuoneu, dat werkelijk de bovenbedoelde hoogere huuropbrengst niet be dongen kon worden, resp. na het 5e en het 10e jaar van haar geen grootere som voor rente en aflossing zal worden ge vergd, dan in verband met den stand der huurprijzen billijk is van haar te eischen". Nog een tweetal andere wijzigingen echter van het Raads besluit zouden den Minister van Binnenlandsche Zaken aan genaam zijn. Zoo meende Zijne Excellentie dat het perceel 996 niet in de onteigening zou behoeven te worden begrepen en dat de aldaar te maken straat zou kunnen achterwege blijven. En in de tweede plaats zou het z. i. niet onbillijk zijn, indien de kosten van de opruiming van de perceelen 966 en 1154 (dat zijn die op den hoek van de Zijdgracht en de Kalverstraat) geheel dooi' de gemeente werden gedragen, omdat de opruiming dier perceelen voor de uitvoering van de plannen van de vereeniging minder noodig kan worden geacht. De vereeniging, door ons met de bezwaren der Regeering in kennis gesteld, deed ons den 9en December 1.1. een over eenkomstig de wenschen van de Regeering gewijzigd plan toekomen. Reeds vroeger waren tusschen het Bestuur der vereeniging en het Departement van Financiën officieuse onderhandelingen gevoerd, waarbij men tot overeenstemming gekomen was omtrent de wijzigingen, welke het plan en de financieele berekening zouden moeten ondergaan, ten einde de uitvoering daarvan met steun van Rijkswege mogelijk te maken. En van daar dan ook de reeds bovenvermelde tegemoet komende bepaling van de zijde der Regeering, dat met een geringere som voor rente en aflossing zou worden genoegen genomen, indien de vereeniging later zou kunnen aantoonen geen hoogere huur harer woningen te kunnen bedingen, daar toch de vereeniging uitdrukkelijk verklaard had de ver plichting, om het verhoogde bedrag aan rente en aflossing te betalen, niet onvoorwaardelijk te kunnen aanvaarden, simmers" zoo schrijft ons het Bestuur, »wij waren over tuigd dat een hoogere netto huuropbrengst dan wij onder stelden, ook in de naaste toekomst niet zal kunnen worden verkregen; het opnemen van een zoodanige verplichting moest dus in ons oog op financieelen ondergang uitloopen. Ander zijds erkennen wij, dat het verlangen dat uit de huurprijzen in vijltig jaar de aflossing van de helft der bouwkosten moet worden gevonden, niet onbillijk is, zoodat moet getracht worden de huren op dat peil te brengen." Ook wil de vereeniging er in berusten dat het perceel 996 niet in de onteigening begrepen worde en mitsdien de ont worpen verbindingsstraat tusschen de op het terrein van het Catrijne Maartensdochters hofje aan te leggen straat en het Levendaal komt te vervallen. Wel zal daardoor het plan iets minder mooi worden, omdat nu de Brechtenpoort niet zal worden opgeruimd, maar aan een behoorlijke uitvoering van het geheel staat deze wijziging toch niet in den weg. En erkend moet worden dat door het aanleggen van die straat slechts twee nieuwe perceelen ziuden worden verkregen, zoo dat inderdaad dat onderdeel van het plan onevenredig zwaar op de totaal kosten daarvan zou drukken. Maar daarentegen zou zij het ten zeerste betreuren, indien ten gevolge van de opmerking van de Regeering ook de per ceelen 966 en 1154 uit het plan moesten worden gelicht. En zij hoopt daarom van harte, dat de gemeente alsnog termen zal kunnen vinden om overeenkomstig den wenk van de Regeering de kosten van onteigening dier perceelen geheel voor hare rekening te nemen. Alleen dan toch zal een goed geheel worden verkregen. Bleven echter die perceelen staan, dan zou of de geheele verbreeding van de Kalverstraat moeten achterwege blijven of wel in de ver- breede straat een hinderlijke uitbouw blijven bestaan, die op den duur toch zou moeten worden opgeruimd. En nu moge er van het standpunt van de Regeering misschien iets voor- te zeggen zijn om voor de onteigening dezer beide perceelen, wier opruiming voor de verbetering van de volkshuisvesting niet strikt noodig is, geen steun van rijkswege te verleenen, voor de gemeente, die er voor te waken heeft, dat een goed geheel verkregen worde, kan dit argument zeker niet gelden. Wij zijn dit geheel met de vereeniging eens en meenen daarom dat er alleszins reden bestaat om de kosten van ont eigening dier beide perceelen, die op f 5000.a 6000.— kunnen worden geraamd, geheel duor de gemeente te doen dragen. Worden nu deze verschillende wijzigingen in het plan aan gebracht, dan zullen zoowel de kosten van uitvoering van het plan, als de exploitatierekening een vrij belangrijke vermindering ondergaan. Zoo zullen de kosten van onteige ning, naar hunne raming, dalen van 80609.70 tot 64528.81, waarbij wij doen opmerken dat behalve de bovengenoemde drie perceelen, waarvan één niet onteigend en de beidé andere voor rekening van de gemeente onteigend zullen wor den, nog 17 andere perceelen, in de Wolpoort en deZakken- steeg, niet in de onteigening ten behoeve van de vereeniging zullen behoeven te worden begrepen, aangezien die perceelen inmiddels reeds door de vereeniging zijn aangekocht en dus door haar zullen worden ingebracht. De bouwkosten zullen verminderen van 83000.tot 77000.— en de kosten van bestrating en rioleering ieder met ƒ500 zoodat alles tezamen genomen de stichtingskosten zullen dalen van ƒ172500.tot 149.500.Daarentegen zal blijkens de thans ingediende exploitatierekening de huuropbrengst slechts een vermindering van 345 en het bedrag, dat daarvan na aftrek der jaarlijk- sche uitgaven en 3|°/o van het door de vereeniging ingebracht kapitaal, voor aflossing aan de gemeente overblijft, slechts een vermindering van 325.ondergaan. Waar dus de ge heele financieele opzet gunstiger wordt, zal uit den aard der zaak ook het jaarlijks door Rijk en Gemeente te brengen offer kleiner worden. Zoo zal volgens de overgelegde bereke ning het in de eerste 5 jaren te brengen offer van ƒ2277.14 tot 2122.78 dalen, terwijl dit offer overeenkomstig het ver langen der Regeering na het 5e jaar tot 2010.62 en na het 10e jaar tot 1898.45 zal worden teruggebracht. Wel staat hier tegenover dat nu de gemeente de kosten van onteigening van de perceelen 966 en 1154 in plaats van voor de helft geheel voor hare rekening neemt, maar deze uitgave voor eens van 5000 a 6000 wordt voldoende geneutrali seerd door de jaarlijks terugkeerende besparing voor de ge meente van bijna 155.die, indien aan den wensch der Regeering zal kunnen worden voldaan, na het 5e jaar tot 267.en van het 11e tot het 50e jaar tot 379. stijgen zal. Eindelijk wordt, hoewel daarvan in het door den Minister van Binnenlandsche Zaken aan ons gericht schrijven geen sprake is, blijkens het schrijven van de vereeniging nog een andere wijziging van het Raadsbesluit door de Regeering noodig geacht. Gelijk u bekend is moet krachtens het be paalde bij art. 16 van het Koninklijk Besluit van 28 Juli 1902 (Stbl. no. 160) aan het voorschot de voorwaarde wor den verbonden, »dat de gemeente ten allen tijdehet recht zal hebben alle bezittingen met de daarop rustende lasten en verplichtingen en alle schulden der vereeniginggezamen lijk over te nemen tegen betaling van een bedrag, bij het verleenen van het voorschot vast te stellen, met dien verstande, dat boven het bijeengebracht gestort of ter vestiging van de stichting afgezonderd kapitaal slechts een billijke vergoeding voor liquidatiekosten wordt uitgekeerd." Nu werd in ons praeadvies, opgenomen onder no. 315 der Ingekomen Stukken van 1906 (zie pag. 151, le kolom laatste regel v. o.) voorge steld dat bedrag te bepalen op de som, »waarvoor de bezit tingen der vereeniging op de laatstelijk goedgekeurde balans voorkomen, vermeerderd met een bedrag van 500.maar later bij de behandeling van het verzoek in de Raadszitting van 10 Januari 1907 in dier voege gewijzigd, dat de balans- waarde zou worden verminderd met de schulden der ver eeniging, door inlassching achter de woorden »bezittingen der vereeniging" van de woorden »na aftrek van de schulden." Blijkens het boven medegedeelde wenscht nu de Regeering dien aftrek van de schulden weer te laten vervallen en boven dien de bepaling zoo te wijzigen, dat, in plaats van de door U bepaalde verhooging met f500.wegens liquidatiekosten, zal worden gelezen dat het bedrag het uitstaande kapitaal met niet meer dan f500.mag overtreffen. De vereeniging verklaart tegen deze wijziging niet het minste bezwaar te hebben. En dit zou dan ook inderdaad moeielijk het geval kunnen zijn, daar toch de vereeniging er slechts baat bij zal kunnen hebben wanneer, indien onverhoopt ooit tot de naasting van de bezittingen van de vereeniging moest worden overgegaan, bij de deswege door de gemeente te be talen som met de schulden der vereeniging geen rekening zal mogen worden gehouden. Alleen de gemeente kan van deze wij ziging nadeel ondervinden Maar waar wij de kans dat de ge meente ooit van dat naastingsrecht gebruik zou moeten maken, als nagenoeg uitgesloten meenen te mogen beschouwen, en wij bovendien met een uitdrukkelijk verlangen van de Regeering in dezen blijken te doen te hebben, daar bestaat ook bij ons geen bezwaar in deze wijziging te berusten. Blijkt dus uit het bovenstaande, dat zoowel de vereeniging als ons college bereid is de verschillende door de Regeering noodig geachte wijzigingen in het plan en de financieele rege ling te aanvaarden, dan moeten wij ten slotte nog even stil staan bij een paar punten, waaromtrent nader door ons met het Bestuur der vereeniging is gecorrespondeerd. Het was ons namelijk opgevallen, dat aan de door den Minister van Bin nenlandsche Zaken in zijn schrijven van 15 Augustus 1907 gemaakte berekening een onjuiste becijfering van de opper vlakte van den bouwgrond ten grondslag lag en dat de geheele

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1908 | | pagina 2