DONDERDAG 13 FEBRUARI 1908. 33 Zitting van Donderdag 13 Februari 190S Geopend des namiddags te twee uur. Voorzitter: de Heer Burgemeester Mr. N. DE RIDDER. Te behandelen onderwerpen: 1° Verzoek van het Bestuur van het genootschap «Mathesis Scientiarum Genitrix" om het kosteloos gebruik van eenige lokalen der Gehoorzaal voor de tentoonstelling van teeke- ningen en het houden der algemeene vergadering. (43) 2° Voorstel van den heer A. Mulder om in beginsel te besluiten tot* demping van de Mare. (44) 3° Verordening, houdende wijziging der verordening op de Straatpolitie van den len April 1897 (Gem.blad no. 6), laatstelijk gewijzigd bij de verordening van 7 Juni 1906. (Gem.blad no. 24). (45) 4° Verordening, houdende wijziging der verordening van den 17en Mei 1906, op het rijden met motorrijtuigen en rijwielen. (Gem.blad no. 23). (45) 5° Voorstel tot uitbreiding van het gesticht «Endegeest" met eene afdeeling voor jeugdige idioten. (36) 6° Vaststelling van het 2e suppletoir kohier der plaatselijke directe belasting, dienst 1907. (46) Tegenwoordig zijn 30 leden, als deheeren: Timp, A. Mulder, Sytsma, Driessen, Bots, Zwiers, van Tol, Zaalberg, Fockema Andreae, Vergouwen, van Gruting, Aalberse, de Boer, van der Eist, Fokker, Reimeringer, de Goeje, van der Lip, Meuleman, Roem, P. J. Mulder, van Hamel, Eerstens, de Vries, Korevaar, Pera, Juta, Bosch, Le Poole en Stigter, alsmede de Burgemeester Voorzitter, terwijl er eene vacature is. De Voorzitter deelt mede dat zijn ingekomen: 1°. Mededeeling van den Inspecteur der Gymnasia dat hij geen bezwaar heeft tegen de toekenning van verhooging van wedde aan de leeraren A. L. van Beek en Dr. G. M. Rutten. 2°. Mededeeling van den Inspecteur van het Middelbaar Onderwijs dat hij geen bezwaar heeft tegen de toekenning van verhooging van wedde aan de leeraren J. Verwer en Dr. G. M. Rutten. Worden aangenomen voor kennisgeving en de pensioens grondslagen voor die leeraren vastgesteld als volgt: Voor den leeraar A. L. van Beek op f 2400. J.. Verwer 3060. Dr. G. M. Rutten 268.57 wat het Gymnasium en 1611.43 wat de Hoogere Burgerschool betreft. Aan de orde is: I. Verzoek van het Bestuur van het genootschap «Mathesis Scientiarum Genitrix" om kosteloos gebruik van eenige lokalen der Gehoorzaal voor de tentoonstelling van teekeningen en het houden der algemeene vergadering. (Zie Ing. St. no. 43). Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming conform het praeadvies besloten. II. Voorstel van den heer A. Mulder om in beginsel te besluiten tot demping van de Mare. (Zie Ing. St. n°. 44). De heer A. Mulder. M. d. V. Met genoegen heb ik gezien, dat Burg. en Weth. het volkomen met mij eens zijn, dat de Mare van onzen tijd beslist te nauw is, dat de passage te wenschen overlaat en dat de toegang tot die straat beslist gevaar oplevert voor de openbare veiligheid. Dit motief pleit ook volgens Burg. en Weth. krachtig voor de aanneming van mijn voorstel. Met mijn tweede argument gaan Burg. en Weth. echter niet mede en waarom niet, omdat de Directeur van Gemeentewerken betwijfelt of de demping van de Mare met het oog op de spuiing te Katwijk eenige baat zal geven aan het Rapenburg. Ik kan natuurlijk niet bewijzen, dat ik gelijk heb, maar evenmin kan de Directeur van Gemeentewerken bewijzen, dat ik ongelijk heb. Gedurende jaren heb ik waargenomen, dat er bij spuiing te Katwijk wel degelijk eene zekere trekking in het water van de Mare plaats heeft, zij het dan ook van niet groote beteekenis. Over het derde punt behoef ik niet veel te zeggen, want over de algemeene verbetering in den toestand der grachten heb ik in mjjn voorstel niet gerept. Dit is eene vergissing van Burg. en Weth,; ik heb alleen gesproken over eene ver betering voor het Rapenburg door demping van de Mare. Ten slotte zou ik de scheepvaart geheel uit het oog hebben verloren. Geheel onjuist. Ik zelf heb er zeer veel belang bij, dat de Mare open blijft, aangezien ik minstens twee- of driemaal per week met mijne schuiten er door moet naar verder gelegen gedeelten der stad. Dat de schippersbelangen er door zouden worden benadeeld is een argument van zeer geringe beteekenis, want slechts zeer kleine schuiten varen er door. De groote kunnen er niet door, omdat de bruggen ze niet kunnen door laten. Dat de marktschippers er onder zouden lijden, acht ik ook niet juist, want deze kunnen gevoeglijk eene andere ligplaats krijgen, waar zij hunne waren opnemen, die hun van verschillende zijden moeten worden toegevoerd. Het ware m. i. ietwat royaler van Burg. en Weth. geweest, als zij ronduit hadden gezegd«de Mare moet gedempt worden laat ons het echter thans niet doen, want wij hebben er geen geld voor." Thans acht ik de argumenten van Burg. en Weth. tegen de demping van zeer geringe beteekenis. Ik heb ook wel degelijk rekening gehouden met den minder gunstigen toestand van de financiën der gemeente. Ik heb daarom ook voorgesteld niet dadelijk over te gaan tot de demping, maar dat de Raad in beginsel zou besluiten daartoe over te gaan. Dan kan bij de volgende begrooting op het bedrag, voor de demping noodig, worden gerekend. De Directeur spreekt van overwelving, dat is mij natuurlijk ook goed. Burg. en Weth. hebben zich zelfs de moeite niet getroost ons eene begrooting te geven wat de demping zou kostende argumen ten van Burg. en Weth. om niet over te gaan tot demping, zijn dus zeer zwak. Alleen het argument dat er op het oogen- blik geen geld aanwezig is, vind ik een argument der over weging waard. De heer van der Lip. Ik zou het voorstel van den heer Mulder en hetgeen door hem tot verdediging daarvan in het midden is gebracht, wel met een enkel woord willen onder steunen. Ik geloof dat wij het er allen over eens zijn, dat de toestand op de Mare onhoudbaar is. Ik woon al heel wat jaren op de Mare, ik kom er dagelijks langs; en ettelijke malen heb ik kunnen constateeren, dat de toestand dringend voorziening eischt en dat het werkelijk zaak is hier de put te dempen voordat het kalf verdronken is. De passage is daar in den laatsten tijd zeer toegenomen, ten gevolge van het bouwen aan de Haarlemmer Trekvaart enz. en het oprichten van het abattoir. Als de toestand zoo blijft als hij nu is, geloof ik werkelijk dat groote ongelukken niet kunnen uit blijven. De kwestie is nu: hoe moet daarin worden voorzien. Naar mijne meening is de meest rationeele oplossing: dem ping. Burg en Weth. zijn daar om enkele redenen tegen en doen nu een ander middel aan de hand, om aan den onhoud- baren toestand een einde te maken. Met dit middel nu kan ik mij zeer slecht vereenigen. Ik ben het natuurlijk met Burg. en Weth. eens, dat wanneer eenmaal wordt verboden de Mare te berijden in de richting van de Oude Vest, de toestand aan de Oostzijde beter zal worden. De vraag is echter bij mij gerezen, of dit wel een goed hulpmiddel is. Ten eerste vind ik het wel wat vreemd, dat men een tamelijk groote gracht aan den eenen kant voor het verkeer gaat sluiten. Zoover ik weet wordt tot dusverre op die wijze alleen gehan deld met kleine stegen. In de tweede plaats, en dit is het voornaamste, zal men de drukte verplaatsen. Burg. en Weth. zeggen dat men dan kan rijden door de Janvossensteeg, maai deze steeg is ook al niet te breed. Verder zal men dan de passage door de Brandewijnsteeg, die ook al zeer nauw is en waar het nu reeds zoo druk is, nog vermeerderen. Voertuigen uit die steeg komende kunnen dan niet meer om naar de Oude Vest te komen den overkant van de Mare nemen, maar moeten met een scherpen hoek aan de zijde van de steeg de Mare oprijden En nu weet ieder, die daar ter plaatse bekend is, dat dit een zeer gevaarlijke hoek is voor rijtuigen en rij wielen. Het komt mij daarom voor, dat het hulpmiddel door Burg en Weth. aan de hand gedaan geen aanbeveling ver dient. Wat nu betreft de argumenten door Burg. en Weth. aan gevoerd tegen het voorstel van den heer Mulder, ik geloof dat deze die argumenten kort en zakelijk heeft weerlegd. Wat betreft het argument ontleend aan de scheepvaart, moeten wij ons toch de vraag stellen, wat hier den door slag moet geven: het verkeer te land of het verkeer te water. Het antwoord zal wel niet anders kunnen luiden, dan dat het verkeer te land moet gaan boven dat te water. Het komt er toch minder op aan, of een schipper een klein eindje moet omvaren, of dat hij een andere ligplaats krijgt. Het is hier zooals de heer Mulder terecht heeft opgemerkt eigenlijk alleen eene kwestie van dubbeltjes en het is zeker jammer, dat demping zooveel geld kost. Het middel door flurg. en Weth. aan de hand gedaan is zeker veel goedkooper; het opnemen van een paar artikelen in de politieverordening is al heel goedkoop. Maar toch geloof ik, dat het eenige mid del om den toestand radicaal te verbeteren is, om te besluiten tot demping van de Mare. De heer Meuleman. Ook ik heb met groote verbazing het praeadvies van Burg. en Weth. gelezen. Ik heb mij verplaatst in de toekomst; ik heb gedacht, indien over eenige jaren de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1908 | | pagina 1