37
ongeveer 14 jaren de exploitatie geen tekort meer zal ople
veren. Wèl wordt ook door de commissie aan liet slot van
haar rapport in een ander verband (maar ook daar niet geheel
juist, zooals wij straks nader zullen aantoonen) op deze rente
vermindering gewezen, maar dat neemt toch niet weg, dat
door haar in den aanvang tot tweemalen toe de indruk wordt
gevestigd als zou de afdeeling ook bij normale bezetting een
blijvend, jaarlijksch tekort van 1900 opleveren. Dit nu is
allerminst het geval. Immers wanneer men bedenkt dat de
geheele allossing van het stichtingskapitaal over GO jaren is
verdeeld, dan zal bij normale bezetting reeds na 15 jaren de tijd
aanbreken, waarin de inkomsten van de afdeeling de uitgaven
zullen gaan overtreffen. En nu zal men ook dan nog wel niet
van behaalde winsten kunnen spreken, omdat die overschotten
van de latere jaren natuurlijk in de eerste plaats zullen moe
ten strekken om vroeger geleden verliezen goed te maken,
maar zeker zal er dan toch evenmin van een door de ge
meente aan de inrichting gebracht financieel offer sprake
kunnen wezen. Bovendien verlieze men niet uit het oog, dat
het deficit geheel verdwijnt, wanneer het aantal patiënten
boven 88 stijgt, zoodat het geenszins onmogelijk is, wanneer
dat spoedig mocht gebeuren, dat de inkomsten reeds lang vóór
het verstrijken dier 15 jaren de uitgaven zulleai gaan overschrij
den. Reeds van den aanvang af dus geeft het rapport der com
missie van een wel wat ver gedreven pessimisme blijk.
Dan spreekt de commissie er haar verwondering over uit
dat Burgemeester en Wethouders ten aanzien van de inrich
ting van de idiotenafdeeüng zoo spoedig aan de eischen der
Inspecteurs hebben toegegeven. Burgemeester en Wethouders
hadden den wenk van Gedep. Staten moeten volgen eri in
dezen de tusschenkomst van de Regeering moeten inroepen.
Burgemeester en Wethouders hebben echter gemeend, en dit
geheel overeenkomstig het advies der commissie van beheer,
in dezen met de bij den bouw van het gesticht »Endegeest"
opgedane ervaring hun voordeel te moeten doen. Ook toen
heeft ons college zich geruimen tijd tegen de z.i. te ver
getrokken eischen van de Inspecteurs van het Staalstoe-
toezicht verzet, maar het einde is toch geweest, dat de ge
meente ten slotte al hunne eischen heeft moeten inwilligen.
Zeer terecht sprak daarom de commissie van beheer als haar
gevoelen uit, dat het verstandiger was van den aanvang al
met de eischen van het staatstoezicht rekening te houden,
dan later, nadat tot den bouw besloten of daarmee wellicht
reeds aangevangen was, voor onaangename verrassingen te
worden geplaatst.
Maar, merkt de commissie van financiën op, het gesticht
te 's Heerenloo voldoet toch ook aan de gestelde eischen en
het eerste ontwerp was toch geheel op den leest van de in
richting daar geschoeid. Zeker, maar vergeet nu de commissie
op haar beurt niet, dat de inrichting te 's Heerenloo reeds
eenige jaren oud is En mag men niet veilig aannemen, dat indien
men daar thans tot uitbreiding van de inrichting mocht wen-
schen over te gaan, door het staatstoezicht geheel dezelfde
eischen zullen worden gesteld, als thans aan Leiden gesteld
worden? Neen, dat langs dezen weg een eenigszins beteeke-
nende besparing van kosten had kunnen worden vei kregen,
gelooveri wij niet; wèl dat daardoor een bron van eindelooze
moeieüikheden zou zijn geopend
Vervolgens stelt de commissie de vraag, en ook hier treedt
zij feitelijk weer buiten het haar aangewezen terrein, «heeft
Leiden beslist een idioten-inrichting noodig?" Het antwoord
op deze vraag kan natuurlijk niet anders dan ontkennend
zijn? Waarom zou Leiden zijn jeugdige idioten niet evengoed
elders kunnen doen verplegen, als andere gemeenten? Maar
dat Leiden er wel degelijk belang bij heeft, om door de op
richting van een idiotenafdeeüng de door haar eenmaal ge
stichte inrichtingen ter verpleging van krankzinnigen en
zenuwlijders tot volkomenheid te brengen en op dit gebied
een model-inrichting tot stand te brengen, zooals geen andere
gemeente in Nederland aanwijzen kan, kan toch zeker niet wor
den ontkend. En dat de gemeente Leiden er wel niet anders dan
de vruchten van plukken kan, wanneer de Leidsche Universi
teit in die modelinrichting over een hulpmiddel bij het psy
chiatrisch onderwijs zal kunnen beschikken, zooals al weder
aan geen andere Universiteit ten dienste staat, is al evenmin
voor tegenspraak vatbaar. Het zijn hier al weder de indirecte,
zoo moeilijk op geld waardeerbare voordeelen, die den doorslag
moeten geven.
En waarom nu Leiden, gelijk de commissie verder op
merkt, omdat de drang tot stichting niet van de gemeente
is uitgegaan, zich voor de nieuwe stichting geen offer zou
mogen getroosten, is ons toch inderdaad niet duidelijk. Het
zal toch voor de waardeering van dat ofler wel geen onder
scheid maken, of het initiatief in deze van de gemeente dan
wel van de provincie is uitgegaan. De vraag is maar of de
zaak het ofler waard is.
Maar, zegt de commissie van financiën, en hier komt zij
weer op haai' terrein terug, gij vergeet bij de oprichtings
kosten rekening te houden met de waarde van den reeds aan
de gemeente toebehoorenden grond, en die grond vertegen
woordigt volgens den aankoopsprijs een waarde van ƒ30.000.
Ook dit is niet geheel juist. Wel wordt de waarde van
den grond niet uitdrukkelijk onder de stichtingskosten ge
noemd, maar dit neemt niet weg, dat hij toch eigenlijk wel
iri rekening gebracht is. Immers de aankoopsprijs van den
eenen H. A. grond welke voor de idiotenafdeeüng benoodigd
is, bedraagt niet 30000.maar die H. A. is er een van de
ruim 17 H. A., welke in de raadszitting van 25 Maart 1897
te zamen voor de som van f 45000.werden aangekocht.
Per H. A. bedraagt de koopprijs dus nog geen 2650.
en wanneer men nu bedenkt dat wij de stichtingskosten, die
alles te zamen met inbegrip van een post voor onvoorziene
uitgaven waren geraamd op 195000.— voor alle zekerheid,
en met het oog op eventueele tegenvallers, nog hebben afge
rond tot 200.000.—, dan mag men dus veilig zeggen dat
in deze som ook de waarde van den grond naar den aan
koopsprijs begrepen is.
Intusscben is het zeer wel verklaarbaar, hoe de commissie
van financiën aan het door haar genoemde bedrag van
30000.— gekomen is. Vermoedelijk is dit door haar ont
leend aan de door ons met Gedep. Staten gevoerde corres
pondentie, waarin wij mededeelden dat onder de oprich
tingskosten nog niets voor den grond was in rekening gebracht,
waarvan de waarde mocht worden geschat op 30000.—.
Deze waardebepaling, door ons van de commissie van beheer
overgenomen, geschiedde dan aldus. De grond daar gelegen
is uitmuntend geschikt voor bouwterrein, en stelt, men nu
de waarde van den bouwgrond aldaar op 3.per M2, dan
vertegenwoordigt dus een H. A. een waarde van 30000.—.
Naar den aankoopsprijs echter, wij herhalen het, is die waarde
niet meer dan 2640
Evenmin juist is de daarop volgende mededeeling, dat de
gemeente daar grond ten behoeve van een nieuw Herbarium
gratis aan het Rijk heeft aangeboden. Door de gemeente is
voor den door haar aangeboden H. A. een koopprijs gevraagd
van 5000.—. Wil men nu ook de waarde van den voor de
idioten-afdeeling benoodigden H. A. op f 5000 stellen, dan
nog is deze onder het geraamde bedrag der stichtingskosten
begrepen.
In ieder geval, zegt de commissie verder, hadden Burg. enWeth.
pogingen behooren aan te wenden om van Rijkswege een
bijdrage te krijgen in de oprichtingskosten of in die der ex
ploitatie. Zij acht zelfs de onderstelling niet te gewaagd, dat
de Inspecteurs van het Staatstoezicht alleen daarom aan de
inrichting zulke hooge eischen gesteld hebben, omdat zij zich
overtuigd hielden dat de gemeente bij de oprichting
financieel door het Rijk zou worden geholpen. De com
missie vergeet echter dat de Inspecteurs van het Staats
toezicht als zoodanig niets te maken hebben met de be
langen van het Hooger Onderwijs, wier bevordering bij de
oprichting van de idiotenafdeeüng mede door de gemeente
wordt beoogd Wanneer zij dus hier eischen stellen, dan doen
zij dit eenig en alleen krachtens het hun opgedragen toezicht
op de krankzinnigen en krankzinnigengestichten, ten einde
een behoorlijke verpleging en verzorging'der jeugdige idioten
te verzekeren. En zij stellen daarbij geen hoogere eischen en
zouden ook niet bevoegd zijn die te stellen, alleen omdat zij meenen
dat het Rijk hier, wegens het Hooger Onderwijs belang, dat
mede door de oprichting van het gesticht gediend wordt, de
gemeente wel zou kunnen steunen. Maar wat hiervan ook
zïb pogingen om het Rijk te bewegen een bijdrage in de
stichtingskosten te verleenen zouden in geen enkel opzicht
kans van slagen hebben gehad. Niet eenmaal, maar herhaal
delijk is van de zijde der Regeering ten stelligste verklaard,
dat op steun van het Rijk in dezen niet valt te rekenen. En
wat de exploitatiekosten betreft, is het al niet anders. Wij
verwijzen u daartoe andermaal naar de categorische verkla
ring in het schrijven van Gedep. Staten van 10/14 September
1907, dat noch van het Rijk, noch van de Provincie een bijzondere
subsidie voor de verpleging van krankzinnigen in een bepaald
gesticht te verwachten is.
Een geheel andere vraag is het evenwel of het Rijk later,
wanneer de inrichting er eenmaal is, termen zal kunnen
vinden om ten behoeve van de onderwijsbelangen, welke door
de inrichting zullen worden gediend, aan de gemeente een
tegemoetkoming te verleenen. Zoo is immers ook eerst onlangs,
nadat het Sanatoriufn Rhijngeest reeds sinds 5 jaren in gebruik
is, een overeenkomst met het Rijk tot stand gekomen betref
fende de verpleging van een 20-tal rijkspatienten in die
inrichting En dan geldt het hier tweeërlei onderwijs-belangen,
welke voor subsidieerïng door het Rijk in aanmerking zouden
kunnen komen. Die van het Hooger Onderwijs, waarvoor wellicht
een overeenkomst met het Rijk zou kunnen worden gesloten, als
onlangs ten aanzien van Rhijngeest tot stand kwam. En die
van het, Lager Onderwijs, in zooverre de mogelijkheid niet
uitgesloten is, dat het Rijk ook het aan de idioten gegeven
onderwijs zou subsidieeren. Immers waar door de thans afge
treden Regeering steun van Rijkswege ten behoeve van het