24 daartegen door ons aangevoerde bezwaren, met klem te mogen ontraden. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 45. Leiden, 6 Februari 1908. Naar aanleiding van het in Uwe Vergadering van den 19en December j.l. ingekomen en in handen onzer Commissie ge stelde voorstel van den heer Roem, hebben wij de eer het navolgende op te merken: De heer Roem stelt voor Het aanspannen van honden onder of vóór wagens te verbieden. b. Bij niet aanneming van a te bepalen dat honden, die kennelijk ziek, kreupel, gewond of drachtig zijn en die een schouderhoogte van minder dan 50 c M. hebben niet onder of vóór wagens gespannen mogen worden. c. Honden mogen wanneer zij catuliens zijn niet op den openbaren weg loopen." Het voorstel sub a meenen wij met den Commissaris van Politie en den Keuringsveearts, tevens Adjunct-Directeur van het Openbaar Slachthuis, wier rapporten in de Leeskamer ter visie liggen, U te moeten ontraden. De Keuringsveearts acht een hond met goede lichaamsont wikkeling »wel geschikt om als trekdier dienst te doen", terwijl volgens den Commissaris van Politie een algeheel »verbod tot gebruik van den hond als trekkracht van te ver strekkenden aard is en een groot nadeel zou opleveren voor venters en andere neringdoenden." Wij sluiten ons volkomen bij beider gevoelen aan en geven Uwe Vergadering dan ook in overweging niet over te gaan tot een algeheel verbod om honden als trekdieren te bezigen. Met het subsidiaire voorstel sub b kunnen wij ons echter zeer goed vereenigen. Met den heer Roem, den Commissaris van Politie en den Keuringsveearts zijn wij van oordeel, dat het gebruiken van zieke of al te kleine honden ais trekdier moet worden verboden. Wel is waar stelt artikel 455 van het wetboek van strafrecht het doen dragen van lasten, die kennelijk de krachten der dieren te boven gaan, strafbaar, alsook het doen plaats hebben van het vervoer door trek- of lastdieren op eene noodeloos pijnlijke of kwellende wijze, doch de ondervinding heeft geleerd, dat deze bepalingen niet geheel voldoen aan de eischen der praktijk en het dus alles zins wenschelijk is te achten, dat de gemeentelijke wetgever hier aanvullend optreedt. Ook in het reglement op de wegen en voetpaden, door de provinciale Staten van Zuid-Holland vastgesteld, is in artikel 23bis een voorschrift te vinden, nagenoeg gelijkluidend aan het voorschrift, hetgeen door den heer Roem wordt gewenscht. Dit reglement is echter binnen de gemeente alleen van toe passing op die wegen, welke op den legger der wegen en voetpaden, laatstelijk vastgesteld bij raadsbesluit van 12 Juli 4906 (Ing. St no. 155), staan vermeld. Aanvulling der ver ordening op de straatpolitie, waarin reeds thans eenige bepalingen betreffende trekhonden voorkomen (art. 75) is dus zeer zeker gewenscht. Wat de redactie van het nieuw te maken voorschrift be treft, zoo komt het ons voor, dat die zooveel mogelijk in overeenstemming moet worden gebracht met die van de desbetreffende bepaling in het zooevengenoemde provinciaal reglement (art. 23bis sub b). Uit artikel 51a der verordening op de straatpolitie kunnen dan tevens de woorden»aan een voertuig gespannen of" vervallen. Nog een tweede voorschrift met betrekking tot de trek honden zouden wij U willen voorstellen. Het komt toch meermalen voor-, dat men honden doet trekken door middel van den halsband. Dit nu is voor deze dieren zeer kwellend, aangezien door deze wijze van aanspannen de ademhaling wordt belemmerd. De Keuringsveearts verklaart dit in zijn rapport op zeer stellige wijze. Een verbod om honden door middel van den halsband te doen trekken, is o. i. derhalve alleszins aanbevelenswaardig. Trouwens, ook het provinciaal reglement kent een dergelijk verbod. De overige bepalingen, die nog door den Keuringsveearts worden aanbevolen, alsook het denkbeeld van den Commissaris van Politie, om voor te schrijven, dat op iedere hondenkar naam en woonplaats van den eigenaar of houder moeten zijn vermeld, meenen wij dat voor opneming in de verordening niet in aanmerking komen. Eensdeels schijnen zij ons minder gewenscht toe, anderdeels onnoodig in verband met het bepaalde in het boven reeds aangehaalde artikel 455 W. v. Str., terwijl, waar de meeste hondenkarren, die in deze gemeente worden aangetroffen, ook wel over de wegen, waarop bet provinciaal reglement van toepassing is, zullen rijden en dit reglement reeds in artikel 22 voorschrijft, dat de naam der gemeente en het nummer van inschrijving (de namen van alle houders van hondenkarren moeten in een register zijn ingeschreven), op de hondenkar moeten te lezen zijn, een voorschrift, waarbij bepaald wordt, dat bovendien nog naam en woonplaats van den eigenaar op de kar moeten voorkomen, vrijwel overbodig is. Al evenmin kunnen wij medegaan met het voorstel van den heer Roem sub c. Geheel sluiten wij ons dan ook aan bij de bestrijding daarvan in het rapport van den Keurings veearts. »Dat, zoo schrijft deze, »de tooneelen, die zich voor doen, wanneer honden in een dergelijke periode verkeeren, zeer onverkwikkelijk zijn, moet toegegeven worden, maar het is uit een practisch oogpunt moeilijk daartegen maatregelen te nemen. Vele bezitters zullen daartegen zelf reeds trachten op te treden, maar het zal hun niet altijd gelukken, de dieren vast te houden." Wij zijn daarom dan ook van oordeel, dat men door den bezitters van honden een dergelijke verbods bepaling op te leggen, hen c. q. in groote moeilijkheden brengt. Mocht Uwe Vergadering deze zienswijze echter niet deelen, dan zoude aan artikel 51 een tweede lid kunnen worden toegevoegd van den volgenden inhoud: «Bovendien is het aan houders of eigenaars van honden, welke catuliens (loopsch) zijn, verboden, deze los op den openbaren weg te laten loopen of te laten verblijven." Als straf op de beide zoo straks door ons aanbevolen ver bodsbepalingen komt ons, in overeenstemming met de straf, bij artikel 455 W. v. Str. bedreigd, eene geldboete van ten hoogste vijftien gulden voldoende voor. Behalve opneming van bovengenoemde voorschriften, wen- schen wij U nog eene andere aanvulling van de verordening op de straatpolitie voor te stellen en wel van artikel 70. In haar over het voorstel van den heer A. Mulder in zake de demping van de Maregracht uitgebracht rapport, hetgeen ons door Burgemeester en Wethouders werd toegezonden, vereenigde de Commissie van Fabricage zich geheel met het advies van den Directeur van Gemeentewerken, om althans voorloopig nog niet tot demping van die gracht over te gaan, doch gaf zij tevens in overweging de Lange Mare slechts in ééne richting te doen berijden En de Commissaris van Politie, wien hier omtrent mede om advies werd gevraagd, sloot zich bij dit gevoelen volkomen aan. Ook wij zijn van oordeel, dat er, indien voorloopig niet tot demping der Maregracht wordt besloten, alleszins aanleiding is om, waar de geringe breedte der Lange Mare, gelijk de Commissaris terecht opmerkt, bij het druk rij verkeer aldaar dik wijls gevaar oplevert voor de voetgangers, te bepalen, dat de Lange Mare slechts in ééne richting mag worden bereden. Met het oog op het feit, dat de Maarsmanssteeg en de Donkersteeg niet mogen worden bereden in de richting naar de Haarlem merstraat, zoude dan ook het rijden over de Lange Mare in de richting naar de voormalige Marepoort dienen te worden verboden. Vanaf de Marepoort kan men in dat geval, behalve met motorrijtuigen op meer dan twee wielen, ten opzichte waarvan wij hieronder een voorstel zullen doen, evenals tot dusverre, het centrum der stad over de Lange Mare bereiken. En om omgekeerd naar de Oude Vest van uit het centrum der stad te komen, kan zonder bezwaar van de vrijwel pa rallel loopende Janvossensteeg, die veel breeder is dan de Lange Mare, worden gebruik gemaakt. Evenzoo, behalve voor automobielen, desnoods van de Brandewijnsteeg. En nu tenslotte de motorrijtuigen op meer dan twee wielen. Deze zouden wij, en we meenen, dat dit zonder groot onge rief kan geschieden, geheel en al van de Lange Mare willen zien geweerd, evenals dit ook, ingevolge het bepaalde in ar tikel 3 der verordening op het rijden met motorrijtuigen en rijwielen, het geval is met de Maarsmanssteeg en de Donker steeg, die,ofschoon zij wel in ééne richting door andere voertuigen mogen worden bereden, toch voor motorrijtuigen gesloten zijn verklaard. Op grond van al het bovenstaande geven wij Uwe Verga dering alsnu in overweging tot vaststelling van nevensgaande verordeningen, houdende wijziging der verordening op de straat politie en der verordening op het rijden met motorrijtuigen en rijwielen, over te gaan. De Commissie voor de Strafverordeningen. Aan den Gemeenteraad. VERORDENING, houdende wijziging der verordening op de Straatpolitie van den lsten April 1897 (Gemeenteblad no. 6), laatstelijk gewijzigd bij verordening van 7 Juni 1906 (Gemeenteblad no. 24). Art. 1. Uit artikel 51a vervallen de woorden: »aan een voertuig gespannen of".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1908 | | pagina 2