16 DONDERDAG 30 JANUARI 1908. weinig of niet steunt, als er een officieele collecte wordt ge houden, acht ik het plichtmatig, dat van gemeentewege aan onze noodlijdende medeburgers steun wordt verleend. De Voorzitter. Tot slot slechts een paar woorden om aan den heer Fockema Andreae op te helderen, waarin de schijn bare tegenstrijdigheid bestaat tusschen hetgeen de heer Pera en anderen tot toelichting van dit voorstel hebben gezegd en hetgeen ik in het midden heb gebracht. Zij zouden gesproken hebben van buitengewone omstandigheden, die steun moti veerden ik zou gesproken hebben van een algemeen ver schijnsel, waaromtrent de gemeentebesturen langzamerhand meer hunne roeping beginnen in te zien. Ik herhaal, dat ik terecht in de werkloosheid, iedereen zal dit moeten erkennen, zie een algemeen maatschappelijk verschijnsel, een verschijnsel, dat chronisch wordt en dat niet in elk geval steun motiveert, maar alleen dan wanneer het zich in buitengewone mate openbaart. Op deze wijze is er harmonie tusschen hetgeen ik heb gezegd en hetgeen de heer Pera en anderen hebben gezegd. Wat de quaestie betreft van een tweede collecte, de heer Pera verwacht daarvan heel weinig resultaat. Hij is in dit opzicht een man van ondervinding en ik schaar mij dus ge heel aan zijne zijde. Het standpunt van den heer Fokker, dat wij in deze tot de onwillige gevers zouden moeten zeggen: gij hebt niet willen geven in de collecte, nu zullen wij het voor u doen, dat standpunt kan ik niet aanvaarden. Wan neer wij meenen, dat de gemeente de behulpzame hand moet bieden, dan stellen wij dit voor, zonder te overwegen, of een ieder het nu juist met ons eens is. En in dit geval meenen wij, en zoo ik hoop, de Raad in zijn geheel, dat aan het comité steun moet worden verleend, om den nood te helpen lenigen, die een gevolg is der werkloosheid. De heer Zwiers. M. d. V. Ik weet niet, of het toch reeds in de bedoeling ligt, ol dat het nu uitdrukkelijk moet ver meld worden, maar ik zou gaarne zien, dat door het comilé in den een of anderen vorm rekening en verantwoording aan het gemeentebestuur werd gedaan. Ik geloof, dat dit niet on welkom zou zijn aan de burgerij, die aan de collecte heeft bijgedragen; maar bovendien schijnt het me ook voor de commissie een welkome gelegenheid om tot een eenigszins vormelijke décharge te geraken van het door hen gevoerde beheer. De Voorzitter. De bedoeling is, om de rekening en ver antwoording van het comité ter visie te leggen en door een aantal personen te doen opnemen. Het voorstel van Burg. en Weth., in stemming gebracht, wordt aangenomen met 24 tegen 4 stemmen. Vóór stemmen de heeren: van der Eist, Fokker, Sytsma, Bosch, P. J. Mulder, van Hamel, Korevaar, van Gruting, Juta, Stigter, Eerstens, Timp, Bots. Driessen, A. Mulder, van Tol, de Goeje, Zwiers, Zaalberg, de Boer, Roem, Reime- ringer, de Vries en Pera. Tegen stemmen de heeren: Fockema Andreae, Le Poole, Vergouwen en van der Lip. VI. Herstemming over het voorstel tot beschikbaarstelling van gelden ten behoeve van de aansluiting van het lokaal voor het onderwijs in de Natuurkunde aan het. Gymnasium aan de Electrische Centrale. (Zie Ing. St. n°. 19, 22 en 32). Het voorstel van Burg. en Weth. wordt in stemming ge bracht en met 18 tegen 10 stemmen aangenomen. Vuur stemmen de heeren: Van der Eist, Bosch, P. J. Mulder, van Hamel, Korevaar, Juta, Eerstens, Bots, Driessen, A. Mulder, Fockema Andreae, de Goeje, Le Poole, de Boer, Reimeringer, van der Lip, de Vries en Pera. Tegen stemmen de heeren: Fokker, Sytsma, van Gruting, Stigter, Timp, van Tol, Zwiers, Zaalberg, Roem en Vergouwen. VII. Verzoek van de Redei ij kerskamer «Vondel", om het kosteloos gebruik van de groote zaal der Stads-Gehoorzaal. (Zie Ing. St. n°. 24). VIII. Verzoek van ds arbeiderszangvereeniging »De Stem des Volks", om het kosteloos gebruik van de groote zaal der Stads-Gehoorzaal en vrij gebruik van gas. (Zie Ing St. n°. 35.) Op deze beide verzoeken wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming conform het praeadvies be sloten. IX. Vaststelling van het verslag aan Gedeputeerde Staten omtrent het gebruik van de voor schoolkindervoeding toege stane subsidie. (Zie Ing. St. n°. 26). Het verslag wordt zonder beraadslaging en zonder hoofde lijke stemming vastgesteld. X. Adres van de Leidsche Varkensslachtersvereeniging houdende een 6-tal verzoeken in zake het gebruik van het Openbaar Slachthuis. (Zie Ing. St. n°. 23). De heer Eerstens. M. d. V. Ik heb de eer namens de Commissie voor het Slachthuis te verzoeken aan den Raad voor te stellen om dit punt van de agenda af te voeren en de behandeling daarvan tot een volgende vergadering uit te stellen. De Voorzitter. Gevolg gevende aan het verzoek van de Commissie voor het Slachthuis, stel ik voor de behandeling van dit punt der agenda tot een volgende vergadêring aan te houden. Het voorstel van den Voorzitter wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. XI. Verzoek van de Hollandsche Electrische Spoorweg maatschappij tot het sluiten eener overeenkomst, waarbij haar vergunning wordt verleend tot het uitvoeren van eenige werken in verband met den aanleg van het spoorwegnet in de Haarlemmermeer en omgeving. (Zie Ing. St. n°. 27). De heer Fokker. Bij deze voordracht hebben mij een paar punten gefrappeerd, waaromtrent ik gaarne eenige inlichtin - gen van Burg. eri Weth. zou wenschen te ontvangen. In de eerste plaats heeft het mij bijzonder getroffen, dat Burg. en Weth. onmiddellijk zijn ingegaan op het verzoek van de Hollandsche Electrische Spoorwegmaatschappij om de vergunning het is een soort van vergunning die gege ven wordt in den vorm van een overeenkomst te kleeden. Wij hebben reeds dikwijis vergunningen van dezen aard gegeven en altijd is dat geschied ook in den vorm van een vergunning, waarin wijzigingen konden worden gebracht, wanneer het belang der gemeente dat absoluut medebracht, maar nu de Hollandsche Electrische Spoorwegmaatschappij, een machtig lichaam waar de Hollandsche IJzeren Spoor wegmaatschappij achter zit, welke gewoon is slechts aan de deur te behoeven te kloppen om opengedaan te worden en die denkt, dat dit in Leiden ook zoo wel zal gebeuren vraagt deze vergunning in den vorm van een overeenkomst te ver krijgen, zeggen Burg. en Weth.: dat vinden wij goed; wij zullen er, zooals gij wilt, een overeenkomst van maken en de Raad zal dat ook wel goedvinden. De Raad wete echter wel, dat wij, als er eene overeenkomst van gemaakt wordt, daaraan voor eeuwig vastzitten. Voor eeuwig is wat sterk, maar toch voor de 5 jaar die de overeenkomst loopt. Als nu eens mocht blijken, dat in het belang der gemeente in die ver gunning dringend noodzakelijk wijziging moet worden ge bracht, zullen wij bij de Hollandsche Electrische Spoorweg maatschappij moeten komen en vragen: zoudt gij alsjeblieft zoo goed willen zijn met ons mee te werken die overeenkomst te wijzigen? En wanneer de Maatschappij dit niet doet, dan zitten wij er aan vast; dan zijn wij gebonden aan de overeenkomst, waarvan wij niet afkunnen. Waarom is het noodig, om ons op die wijze vast te leggen? Zijn Burg. en Weth. bevreesd, dat het station niet op de aangewezen plaats zal komen, dat niet alles zal geschieden, wat daar staat, wanneer niet de vorm van overeenkomst wordt genomen, maar eenvoudig vergunning wordt gegeven? De Raad is toch geen verzameling kinderen, die in den waan van een dag vandaag ja en morgen neen zeggen. Wanneer wij een behoorlijk gemotiveerde vergunning geven, dan is het toch niet te verwachten, dat wij daarop morgen zullen terugkomen en in de vergunning verandering zullen brengen. Ik zou daarom werkelijk in overweging willen geven, om niet te kiezen den vorm van overeenkomst, maar dien van vergunning. Nog iets. Er staat in de stukken, dat de plannen moeten worden aangeboden aan Burg. en Weth. Aanvankelijk was echter gevraagd, dat de plannen zouden worden goedgekeurd door Burg. en Weth. Toen is evenwel gezegd, dat het mogelijk zou zijn, dat er een conflict rees tusschen het Rijk en de gemeente. En alleen die mogelijk heid heeft Burg. en Weth. er toe gebracht om te zeggen: dan laten wij die voorwaarden maar varen en zijn wij te vreden met de overlegging der plannen. Het komt mij voor, dat Burg. en Weth. niet een zeer sterk standpunt tegenover de Maatschappij hebben ingenomen. Dan is er nog een sloot, die ten deele zal moeten worden gedempt. Nu is het altijd een gewone vorm, wanneer zoo iets wordt toegestaan, dat bet overblijvende gedeelte behoorlijk zal moeten worden ge reinigd van vuil enz. Die voorwaarden mis ik ook hier. Het zou mij aangenaam zijn, wanneer ik op deze vragen eenig antwoord kon ontvangen. De. heer Reimeringer. De voorgeschiedenis van deze zaak is afgespeeld, voordat ik de eer had hier als lid aanwezig

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1908 | | pagina 6