270
DONDERDAG 19 DECEMBER 1907.
niet noodig was. Zelfs de heer Fokker heeft vroeger ook blijk
gegeven, dat hij het portaal wel noodig achtte, want de heer
Fokker heeft meêgenomen het besluit, om de stukken nog
eens te renvoyeeren naar de Commissie van Fabricage met
verzoek om te overwegen of er niet een goedkooper plan ge
maakt kon worden. Daaruit volgt zonneklaar, dat de heer
Fokker toen niet overtuigd was, dat het portaal niet noodig
was. üok de Commissie van Fabricage was het daarover eens.
De heer Roem schijnt er nu anders over te denken, terwijl
de vorige commissie altijd van meening is geweest, dat het
portaal wel noodig was.
De heer van Tol is voldoende door den heer Korevaar
beantwoord, en kan ik dus het door hem beweerde laten
rusten.
De heer Roem heeft gezegd, dat het goedkoopste portaal,
begroot op f 300, geen ontsiering zou zijn. 't Verwondert mij
wel dit uit den mond van den heer Roem te hooren. Nog
kort geleden hebben wij een voorstel van den heer Roem
hooren voorlezen, waarin hij wel degelijk de aesthetiek heelt
doen gelden, en nu vindt hij het tochtportaaldat nagenoeg
iedereen onaesthetisch vindt, wel aesthetisch. Nu weet ik niet
meer, hoe ik de aesthetiek van den heer Roem moet opvatten.
Ik heb hieromtrent verder niets te zeggen, maar wil er nog
aan toevoegendat ik van harte voor het voorstel van den
heer Meuleman zal stemmen. Ik heb tot het bekende besluit
van de Slachthuis-Commissie meegewerkt, omdat ik voorzag,
dat het tochtportaal er anders heelemaal niet zou komen.
Ik heb mij hoewel noode tevreden gesteld met datgene, wat
ik alléén kon bereiken.
De Voorzitter. Ik kan de discussies hierover sluiten. Het
amendement van de heeren Meuleman en van der Lip heeft
verdere strekking dan de voordracht van Burg. en YVeth. en
komt dus het eerst in stemming.
Het amendement van de heeren Meuleman en van der Lip
wordt in stemming gebracht en verworpen met 14 tegen 10
stemmen.
Vóór stemmen de heeren: Korevaar, Eerstens, de Vries,
Meuleman, van Hamel, Le Poole, Bots, van der Lip, Reimeringer
en Zaalberg.
Tegen stemmen de heeren: Fokker, Juta, Stigter, Timp,
A. Mulder, van Tol, Bosch, Sijtsma, Roem, de Boer, Zwiers,
P. J. Mulder, Vergouwen en van der Eist.
De Voorzitter. Naar aanleiding van den uitslag van deze
stemming stel ik voor onveranderde aanneming van het voor
stel van Burg. en Weth.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik zou gaarne een enkele vraag
willen doen. Naar aanleiding van hetgeen de heer Korevaar,
dien we hier toch als den meest deskundige mogen be
schouwen, en ook naar wat de heer Meuleman gezegd heelt,
geloof ik, dat het het beste is, dat we heelemaal niets maken,
liever nog, dan een leelijk aanplaksel dat ontsiert en niet
aan zijn doel beantwoordt. Ik wil gaarne den Directeur te
gemoet komen en hem uit tocht en regen helpen, maar
wanneer dat moet gaan ten koste van de aesthetica en den
goeden smaak, zooals de heer Meuleman zegt. en Burg. en
Weth. toestemmen, dan ben ik haast genoodzaakt tegen mijn
zin tegen te stemmen. Acht de Voorzitter dit misschien ook
wenschelijker
De Voorzitter. Ik geloof, dat die noodzakelijkheid nu niet
meer bestaat, want zelfs de heeren van het College hebben
verklaard, dat nu uit den Raad stemmen opgaan, die meer
willen geven, zij daarmee mee willen gaan, maar dat, als er
over een minder bedrag wordt gestemd, zij meenen althans
iets gedaan te krijgen. Ik ben er van overtuigd, evenals an
dere heeren, die meenen, dat er allicht iets moet worden
gedaan, en daarom zou ik willen voorstellen het voorstel
van Burg. en Weth. aan te nemen.
Het voorstel van Burg. en Weth., in stemming gebracht,
wordt aangenomen met 18 tegen 6 stemmen.
Vóór stemmen de heeren: Fokker, Korevaar, Kerstens, Juta,
Stigter, de Vries, van Hamel, Le Poole, Bots, Sijtsma,
Reimeringer, Roem, de Boer, Zwiers, Zaalberg, P. J. Mulder,
Vergouwen en van der Eist.
Tegen stemmen de heeren: Meuleman, Timp, A, Mulder,
van Tol, Bosch en van der Lip.
VII. Verzoek van de Landbouwvereenigingen te Leiderdorp,
Zoeterwoude en Alkfemade om het uur van aanvang der vee
markt niet te vervroegen en om voor de vette koeien een
andere plaats op de markt aan te wijzen.
(Zie Ing. St. n°. 332
De Voorzitter. Bij dit praeadvies, waarin staat dat de Slacht
huiscommissie gehoord is, wat echter moet zijn de Commissie
voor het Marktwezen, adviseeren Burg. en Weth. dat de Raad
hen zal machtigen, adressanten te berichten, dat voor de in
williging hunner verzoeken geen termen aanwezig zijn.
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt hierop
conform het praeadvies besloten.
VIII. Verzoek van den Bond van Patroons in het Metselvak
te Leiden en omstreken, om middelen te beramen of stappen
te doen, welke aan de thans heerschende werkloosheid tege
moet kunnen komen.
(Zie Ing. St. n°. 331).
De Voorzitter. Hierbij komt in behandeling het adres van
den Bond van Patroons in het Timmervak.
De heer Fokker. M. d. V. Ik ga mede met de strekking
van het praeadvies Er wordt wel weinig toezegging in gedaan,
maar we kunnen ook moeilijk op het oogenblik werk gaan
maken.
Hoe staat het echter met het onderzoek, dat Burg. en Weth.
hebben ingesteld, naar aanleiding van de adressen, die zijn
ingekomen omtrent verzekering tegen de geldelijke gevolgen
van de werkloosheid hier ter stede volgens het Gentsche
stelsel? Ik ben wel overtuigd, dat al kwam men ook onmid
dellijk met deze zaak tot den Raad, zij haar beslag met het
oog op de werkloozen van dit oogenblik niet zou kunnen
krijgen, maar toch zou ik gaarne willen weten, of Burg. en
Weth. ter zake diligent zijn en of wij spoedig voorstellen
kunnen tegemoet zien.
De heer Sijtsma. M. d. V. Het komt mij voor, dat het ant
woord van Burg. en Weth. wel getuigt van goeden wil, maar van
meer ook niet. Waar het aankomt, op het omzetten in daden,
daarin is het resultaat pover. De werken, die in uitzicht zijn
gesteld en waar misschien al reeds mede is begonnen, zijn
luttel, en zij zullen de werkloosheid, die hier heerscht, niet veel
doen verminderen, tenzij men spoedig met het werk aan de
Paardensteeg mocht kunnen beginnen. Ik koester echter de
vrees, dat dat wel niet zal kunnen gebeuren. In de zitting
van 31 October heeft de heer Korevaar echter naar aanleiding
van hetgeen door den heer Zaalberg in het midden werd ge
bracht over een gedeelte van een plantsoen gezegd: „Er is
overeenstemming gekomen tusschen de Regeering en de Ge
meente omtrent het plan van het doen bouwen van werk
manswoningen en het zal geen maand meer duren, of wij hebben
de zaak aan de orde." Dat is nu al weer twee maanden ge
leden. Als het werkelijk is, zooals door den heer Korevaar is
voorgesteld, dan zou ik wel willen vragen, waarom men niet
met de zaak begonnen is. Als deze zaak aan de orde komt,
hebben wij werk gedurende dezen winter met het amoveeren
van huizen en het gereed maken van straten. Kunnen wij dit
in de volgende vergadering ter sprake krijgen Zoo niet, moet
er dan niets anders gedaan worden?
In verschillende gemeenten, waar het gebrek door werk
loosheid nijpt, doen Burg. en Weth. meer dan wij hier doen,
en nu geloof ik, dat er in Leiden wel een comité zal ge
vormd worden van palroons en werklieden, opdat wanneer
het in den winter spant, zooals verleden jaar, niet plotseling
midden in de kou een commissie behoeft te worden in het
leven geroepen, die dan niets anders kan doen, dan door
bedeeling de meeste armoede te stoppen, maar dat het comité
dan is voorbereid en geregeld werkzaam. Nu zou ik Burg.
en Weth. willen vragen, of zij niet geneigd zouden zijn, aan
de commissie, die wellicht spoedig uit de burgerij wordt ge
vormd, een subsidie te geven. We zouden het bedrag van
f 1500, dat wij hebben toegezegd aan het Depar tement van
Nijverheid daarvoor kunnen bestemmen.
Misschien zal ik den volgenden keer met een voorstel komen,
maar alleen dan, wanneer we de verbouwing, die in uitzicht
is gesteld, niet in dezen winter kunnen gedaan krijgen.
De Voorzitter. Burg. en Weth. zijn er van doordrongen,
dat de werkloosheid thans in deze gemeente, evenals elders
een groot kwaad is, waartegen wat van gemeentewege moet
gedaan worden. Nu blijkt uit het praeadvies van Burg. en
Weth. toch wel, dat zij willen doen, zooveel zij kunnen.
Werken, zooals sommige sprekers op het oog hadden, zijn in
dit jaargetijde niet te doen, maar de verzekering is gegeven,
dat wat gedaan kan worden, zal worden gedaan. Burg. en
Weth. zullen zich daaraan houden.
Wat het idee van den heer Sijtsma betreft, om gelden te
geven aan een comité, om de nooden tengevolge van de
werkloosheid te lenigen, kan ik zeggen, dat voorzoover ons
bekend is, dergelijke commissie nog niet bestaat, en als die
er mocht komenzullen wij overwegenwat ons te doen
staat, üp het oogenblik meenen wij met het oog op de
adressen, die zijn ingekomen, niet anders te kunnen adviseeren,
dan wij gedaan hebben.
Wat verder de vraag van den heer Sijtsma betreft omtrent
het stadium, waarin de voordracht aan den Raad verkeert