270
DONDERDAG 10 DECEMBER 1007.
algemeen menschen, die een schamel bestaan hebben en
deze menschen worden juist door de verhooging van de be
lasting op de trekhonden het meest getroffen. Anders is het
met diegenen, die een hond alleen als waakhond hebben. Die
hebben gewoonlijk slechts één waakhond in dienst en wanneer
deze iets meer moeten betalen, dan drukt dat maar op één
enkel object.
Daarom dacht ik. dat het heste zou wezen, om een schei
ding te maken tusschen trek- en waakhonden, en ik heb
onderzocht, of het mogelijk was een splitsing aan te brengen
in die 1400 werkhonden, waarvan in het praeadvies sprake
is, en toen is mij medegedeeld, dat die scheiding wel mo
gelijk is. Ik heb zelfs cijfers hooren noemen, en wel dat het
aantal waakhonden tot het aantal trekhonden staat, zoo wat
als 2 tot 1volgens die verhouding zouden er dus 900—1U00
waakhonden en 400500 trekhonden zijn. Er is daarom voor
het voorstel dat ik ingediend heb, zeker veel te zeggenook
met het oog op de voordeelen, die de Gemeente bij aanne
ming er door trekken zal. Wanneer er ongeveer duizend
waakhonden zijn, (ik weet niet precies, of dat getal juist is,
want ik heb geen gelegenheid gehad, om daarnaar een on
derzoek in te stellen), dan zouden bij de verhoógmg van de
belasting van f 1.50 tot f 2.50 de waakhonden dus een bate
van duizend gulden opleveren, terwijl de Gemeente met de
meerdere opbrengst van 800 van de luxehonden totaal
een bate zou krijgen van f 1800 meer. Mijn voorstel toont
dus een hooger cijfer, dan dat van Burg. en Wetb., dat van
1500 spreekt, en dan zou deze belasting niet op degenen
drukken, die van de trekhonden moeten leven.
Het amendement van den heer Vergouwen, voldoende
ondersteund, maakt een onderwerp van beraadslaging uit.
De Voorzitter. Het is zeer zeker, dat er maar enkelen
zijn onder degenen, die, zooals de verordening zegt, «honden
ten dienste van eenig bedrijf van nijverheid" bezigen, voor
wie de belasting, zooals die wordt voorgesteld, te hoog is.
Men moet niet vergeten, dat daaronder ook slagers, kruide
niers e. d. behooren, voor wie die belasting werkelijk niet te
zwaar is. Slechts van zeer enkelen kan gezegd worden, dat
het hun werkelijk moeite kost, de belasting voor den hond,
dien zij voor hun bedrijf noodig hebben, op te brengen.
Art. 253 van de wet zegt duidelijk»Op honden, in
dienst van den landbouw, of eenig bedrijf van nijverheid, of
ter bewaking van gebouw of erf, wordt geen of mindere
belasting, dan op andere honden gelegd." Men heeft dus aan
den eenen kant de z g. pleizierhonden, die men houdt uit
weelde, en aan den anderen kant de honden, die voor eenig
doel, landbouw of nijverheid worden gebezigd. Het is echter
zeer de vraag, of een dergelijke splitsing in waak- en trek
honden voor de wet zou bestaan, waar de wet niet van trek
honden gewaagt, maar al was dit het geval, dan is naar onze
meening de kans op verhooging van belastingopbrengst toch
minder.
De becijfering, die de heer Vergouwen heeft gegeven, kan
ik op het oogenblik niet geheel weerleggen, maar het komt
mij toch vooi', dat het cijfer voor de trekhonden veel te laag
is, en dat er veel meer trekhonden zijn tegenover de waak
honden, dan hierin wordt aangegeven. Dan vergete men
niet, dat voor personen, die de belasting niet zonder eenige
moeielijkheid kunnen opbrengen, de lust om te ontduiken
weer grooter wordt als men het verschil tusschen luxehonden
en trekhonden vergroot. De heeren moeten niet vergeten,
dat ten aanzien van de hondenbelasting het aantal processen-
verbaal in het laatste dienstjaar door den controleur opge
maakt meer dan 60 is. Daarvan zijn 44 gezonden naar den
officier van justitie ter vervolging. Hier heeft men dus een
staaltje, in welke mate men deze belasting tracht te ontdui
ken. Deze lust tot ontduiking nu wordt grooter, naarmate
het verschil in belasting voor luxe- trek- en waakhonden
grooter wordt. Daarom verdient het, van de zijde der con
trole bezien, alleszins aanbeveling, het voorstel-Vergouwen
niet aan te nemen. Ook met het oog op het doel, dat wij
ons van deze verandering in de verordening voorstellen, is
het niet. goed het voorstel aan te nemen.
De heer Roem. M. d. V. Mag ik even opmerken, dat het
publiek de minste last heeft van de waakhonden, dat die
geen restes op straat achterlaten en die dus niet hooger be
last moeten worden dan de trekhonden
Het amendement van den heer Vergouwen, in stemming
gebracht, wordt verworpen met 21 tegen 4 stemmen.
Tegen stemmen de heerenKorevaar, Eerstens, Juta, Stigter,
de Viies, Meuleman, van Hamel, Timp, A. Mulder, van Tol,
Bosch, Le Poole, Bots, van der Lip, Sijtsma, Reimeringer,
Roem, de Boei', Zwiers, Zaalberg en van der Eist.
Vóór stemmen de heeren Fokker, van Gruting, P. J. Mulder
en Vergouwen.
Artikel 1 wordt hierop zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
De artikelen 2 en 3 en daarna de geheele verordening
worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke
stemming aangenomen.
Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter
de vergadering.
Gedrukt bij J. .1. GROEN ZOON, te Leiden.