DONDERDAG 5 DECEMBER 1907. 259 De Voorzitter. Ik wil den heer Fokker even doen op merken, dat ik het in deze geheel met den heer van dei- Lip eens ben. De salarisregeling blijft geheel op zichzelf staan en deze materie is nu geheel afgewikkeld. Het amendement betreffende het beroep op den Raad in geval van het in houden der periodieke verhoogingen is ingetrokken en we kunnen dus deze zaak onbesproken laten. Ik wil alleen op merken, dat juist om de reden, door den heer vaa der Lip aangegeven, nooit een voorstel van Burg. en Weth. in die richting te wachten is, waarin de leden zich dat voorstellen. We hebben hier een voldoende regeling aangegeven en daarbij moeten we volharden. De heer Roem. M. d. V. Waar U hebt uitgedrukt, dat het al of niet aannemen van het amendement-Fokker als het ware een basis zou zijn en Burg. en Weth. de regeling van de rechts positie gemakkelijker zou maken, en opdat we in een vol gende vergadering niet weer tot lange discussies zullen ver vallen, meen ik, dat het goed is het amendement weer in behan deling te nemen. De Voorzitter. Dan moet U het amendement overnemen en kan het in behandeling komen als het voldoende wordt ondersteund. De heer Roem. Dat wil ik er dan wel op wagen, mijnheer de Voorzitter. De Voorzitter. De heer Roem dient het ingetrokken amendement weer in. Wordt het voldoende ondersteund? Het amendement wordt niet voldoende ondersteund en kan derhalve geen onderwerp van beraadslaging uitmaken. De heer Fockema Andreae. M. d. V. In op twee na de laatste alinea staat: Klerken in het bezit van het diploma, afgegeven door de »Nederlandsche vereeniging voor Gemeente belangen", ontvangen aanstonds de eerste verhooging van f 100 en reeds na 3 jaar de tweede verhooging van f 100. Natuurlijk alleen, wanneer zij die verhooging waardig ge keurd worden. Moet er nu niet, om dat duidelijk uit te drukken bijstaan »in den regel", of vindt U het genoeg, dat er de aandacht op gevestigd is? De Voorzitter. Er staat aan het hoofd van het artikel Voorts worden in den regel de volgende verhoogingen van wedde verleend. Daar staat dus »in den regel". Art. 3 wordt hierop zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Aan de orde is alsnu art. 4. De heer Fokker. M. d. V. ik zou den Raad in overweging willen geven, ook aan de ambtenaren, die in het bezit zijn van acte M. O. Boekhouden, dezelfde verhooging toe te ken nen. Het is mij nl. ter oore gekomen dat ambtenaren, die in het bezit zijn van die acte, meerdere geschiktheid bezitten voor hun arbeid, dan zij die deze acte niet bezitten. Ik stel dus voor, in te voegen na de woorden «acte Staatsinrichting" de woorden «of Boekhouden". De Voorzitter. De meerderheid van het college van Burg. en Weth. deelt deze meening van den heer Fokker niet, om dat zij van meening is, dat het examen, dat hier wordt voor gesteld, hooger eischen stelt, dan het examen Boekhouden. De minderheid voelt er wel iets voor. De heer Vergouwen. M. d. V. ik wilde even vragen, welke acte hier bedoeld wordt. Er zijn er twee: de een, die recht geeft op school les te geven, en de andere thuiszoogenaamd K X11 schoolacte en K XII huisacte; beide zijn Middelbaar onderwijs. De Voorzitter. Men ziet hieruit, dat het amendement onvoorbereid in het debat is gebracht en ik geloof dan ook niet, dat het goed zou zijn, het op dit oogenblik in stem ming te brengen. De heer Fokker. M. d. V., dan trek ik mijn amendement in. Art. 4 wordt hierop zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Artt. 5, 6, 7, 8 en 9 worden vervolgens zonder beraadsla ging en hoofdelijke stemming aangenomen. Aan de orde is alsnu art. 10. De Voorzitter. Op dit artikel is een amendement inge diend door de heeren Fokker c. s., om de salarissen van de ambtenaren op het kantoor van den Gemeente-ontvanger te verhoogen, en wel om het salaris van den eersten ambte naar te bepalen op f 1000 tot ƒ1100, dat van den tweeden ambtenaar op 700 tot f 900, en dat van den ambtenaar belast met het toezicht op de honden, ter richtige invordering van de hondenbelasting, op ƒ500 tot 700. De heer Fokker. M. d. V. Het kwam ons voor, toen we dit amendement indienden, dat er een zekere wanverhouding bestond tusschen de salarissen van de ambtenaren ter secre tarie en van hen, die werkzaam zijn op het kantoor van den gemeente-ontvanger. Het kwam ons ook voor, dat deze wan verhouding in de toelichting niet voldoende was gemotiveerd. Wij dachten, dat wellicht de arbeid, de kennis en de erva ring, die gevorderd worden van de ambtenaren ter secretarie, die het publiek in alles en nog wat moeten voorlichten, misschien hooger moest worden aangeslagen, dan die van de ambtenaren beneden op het kantoor van den ontvanger. Het verschil in salaris was echter te groot om hierdoor alleen te worden verklaard. Wanneer wij daar flinke en degelijke ambtenaren hebben, moeten wij hun meer salaris geven, dan Burg. en Weth. voorstellen Daarom hebben we voorgesteld hunne salarissen met 100 te verhoogen en dat van den ambtenaar van de hondenbelasting met 50. De Voorzitter. Mijne heeren, we kunnen niet anders doen dan zeggen, dat wij altijd gevonden hebben, dat de aard van de werkzaamheden bij den ontvanger een eenigszins lichtere was dan ter secretarie. De werkzaamheden zijn minder moeitevol, eischen minder voorbereiding en ook minder alge- meene ontwikkeling. Zonder in eenig opzicht den ambtenaren van den gemeente-ontvanger iets onaangenaams te willen zeggen, waar wij hun arbeid waardeeren, is het toch een feit, dat de comptabiliteitsafdeeling minder hooge eischen aan het verstand stelt als de administratie. Dat is bij andere pu bliekrechtelijke lichamen evenzoo begrepen. Er moet dus ook eenig verschil in bezoldiging bestaan. Burg. en Weth. zullen niet meer zeggen over het amen dement. Zij zullen de beslissing aan den Raad overlaten, hoewel zij er zelf niet voor zullen kunnen stemmen. Het amendement-Fokker c. s., in stemming gebracht, wordt verworpen met 15 tegen 14 stemmen. Tegen stemmen de heerenFockema Andreae, Roem, Zaal berg, Bots, Reimeringer, de Goeje, P. J. Mulder, Juta, van Hamel, Eerstens, Driessen, Le Poole, Korevaar, van der Lip, en de Vries. Vóór stemmen de heerenvan der Eist, van Tol, Zwiers, Sijtsma, Aalberse, van Gruting, Vergouwen, Pera, Meuleman, Bosch, Stigter, A. Mulder, Fokker en de Boer. Art. 10 wordt hierop ongewijzigd zonder hoofdelijke stem ming aangenomen. De artt. 11 en 12 worden vervolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Aan de orde is daarop art. 13. De heer van der Lip. M. d. V. Het komt mij voor, dat het, nu de motie van den heer Aalberse aangenomen is, wen- schelijk is, dat dit artikel in de daaruit voortvloeiende ver ordening zal worden opgenomen. In deze verordening hoort dit artikel niet thuis, daar deze bepaling noch den rang noch de bezoldiging der ambtenaren betreft. De Voorzitter. Hiervoor is wel iets te zeggen. Burg. en Weth. riemen daarom dit artikel terug. Aan de orde is alsnu art. 14. De Voorzitter. Ik wil eerst even opmerken, dat, nu het amendement van den heer van der Lip c. s. is aangenomen betreffende den commies-redacteur en diens verhooging, in dit artikel een kleine wijziging moet worden gebracht; er staat hier twee keer «5, 4, of 3 jaar"dat moet nu worden «5, 4, 3, of 2 jaar". Bovendien zou hierbij in behandeling kunnen komen een voorstel van den heer Pera, die wil, dat ook de heer Roche- mont, hoofd van de afdeeling militie, zal worden gerangschikt onder de hoofdcommiezen, maar dat amendement kan niet in behandeling komen, omdat er in deze verordening uitdrukke lijk staat, dat de verdeeling van de rangen aan Burg. en Weth. is opgedragen; maar al stond dat er niet, dan nog zou de bepaling van de Gemeentewet, dat Burg. en Weth. de ambtenaren ter secretarie aanstellen, een onoverkomelijk bezwaar zijn, om hier den Raad de bevoegdheid toe te ken nen een ambtenaar te benoemen, die blijkens de Gemeente wet door Burg. en Weth. moet worden benoemd. Burg. en Weth. zullen gaarne met den wensch, in het voorstel uitgedrukt, te zijner tijd rekening houden, maar zoo als het hier ligt, kan het moeilijk in behandeling komen. De heer Pera. M. d. V. Wanneer dat zoo is, dan zal ik mij daar niet tegen verzetten; maar ik zou de zaak toch gaarne in de ernstige overweging van Burg. en Weth. aan bevelen, want ik meen werkelijk, dat de heer Rochemont recht heeft onder de hoofdcommiezen te worden gerangschikt. Ik heb een jaar of 5 zijn werkzaamheden van nabij waarge nomen, en ken zijn capaciteiten dus volkomen, en de ver antwoordelijkheid, die hij heeft te dragen. Ik trek echter tnijn voorstel in.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1907 | | pagina 5