DONDERDAG 5 DECEMBER 1907. 257 naar! de fuiancieele positie van den controleur. Deze hadden wel is waar bij de gemeentebelastingen niet de hoogste rangen, maar toch middelmatige. Zulke personen behoeven we ook en die zullen zich zeker niet contenteeren met een minimum, als men hier wil vaststellen. Te meer klemt dit argument voor hoogere bezoldiging, nu ons andermaal verzekerd is, dat de commissie uit de burgerij na de aanstelling van dezen ambtenaar defungeert. Waar hem nu een zoo belangrijke taak op de schouders wordt gelegd en er zeker geen commissie zal zijn, die hem adviseert, komt het ons noodig voor, dat hij een betrekkelijk hooge bezoldiging krijgt. De betrekking is immers een zeer moeilijke. De heer Fokker. M. d. V. Ik zou, nu U de debatten over de salarisregeling door een inleidend woord hebt heropend, alleen willen zeggen, dat waar uit de stemming over het amendement van den heer Pera gebleken is, dat een groote minderheid van den Raad niet wil weten van het hooge salaris, dat Burg. en Weth. hebben voorgesteld, de kansen voor ons amendement gestegen zijn. Maar ik zou wel willen vragen, of het niet mogelijk is, dat er een nieuwe commissie uit de burgerij gevormd wordt, die naast den controleur de aanslagen kan verifieeren. Wij hangen toch niet alleen af van de personen, die op dit oogenblik in de commissie zitting hebben. Uw argument zal misschien wel eenige leden huiverig maken voor het amendement te stemmen, maar het mag toch niet den doorslag geven. Hebben Burg. en Weth. zich er misschien al van vergewist, of andere personen eventueel lid van de commissie zouden willen worden? De heer Sijtsma. M. d. V. Ook ik zal zeer kort zijn. U meent, dat uit de sollicitaties van personen, die zich reeds voor deze betrekking hebben aangemeld, de conclusie ge trokken kan worden, dat we het salaris moeten geven, dat Burg. en Weth. wenschen. Ik heb ook inlichtingen inge wonnen bij iemand, die op belastinggebied nog al naam heeft. Deze heeft mij medegedeeld, dat het hem absoluut verkeerd lijkt een inspecteur van de rijksbelastingen te benoemen, zoo als Burg. en Weth. zich dat voorstellen. Zoo iemand zou hier geen werk hebben en voor het werk, dat gedaan moest worden niet geschikt zijn. Ik had dat hier niet te berde willen brengen, maar waar U het oordeel van onbekende sollicitanten als bewijsmateriaal aanvoert, meende ik deze onbekende grootheid ook in het debat te moeten brengen. De Voorzitter. Ik wil den heer Fokker wel even mede- deelen, dat we natuurlijk geen pogingen hebben gedaan, om ons te vergewissen of er een andere commissie zou kunnen optreden, voordat we den alloop van deze beraadslagingen weten. Wij kunnen niet verzekeren of er een andere com missie te vinden zal zijn, maar gemakkelijk zal dat zeker niet gaan Zeker is, dat wanneer deze controleur in functie treedt, de commissie, die we hebben en die ons herhaalde lijk groote diensten heeft bewezen, zal aftreden. De contro leur komt dan te staan, tenzij zich een andere commissie beschikbaar stelt, voor een taak, die anders ook op de com missie rustte. Den heer Sijtsma wil ik antwoorden, dat de personen, die ik op het oog had, ambtenaren van gemeentefinancien zijn in groote plaatsen, o.a. in Amsterdam. Ambtenaren met be trekkelijk hooge positiën hebben geïnformeerd naar deze be trekking. We hebben dus niet alleen het oog op inspecteurs van de rijksbelasting, maar ook op gemeenteambtenaren, die zeker in aanmerking komen voor deze betrekking. De heer Meuleman. M. d. V. Uit de gevoerde debatten blijkt wel duidelijk, dat de Raad een controleur benoemen wil, maar dat de Raad eigenlijk niet goed weet, wat de juiste werkkring van dien man is. De een zegt, dat hij dat te doen heeft, en dus zooveel verdienen moet, en de ander zegt weer, dat hij minder moet verdienen. Zou het daarom geen aanbeveling verdienen nu nog niet over die zaak te stemmen, maar af te wachten, totdat Burg. en Weth. een instructie voor dien man hebben ontworpen? Dan weten we het beste wat hij te doen heeft, en dan kunnen wij daarnaar zijn salaris bepalen. Het is mij althans op het oogenblik heelemaal niet duide lijk meer; van de week heeft iemand in de courant ge schreven, dat hij absoluut geen werk zou hebben, als hij alleen controleeren moest; hij zou ook kohieren moeten maken, en de man die dit schreef was belastinginspecteur. De zaak is door de debatten hoe langer hoe onzekerder ge worden. De heer Juta. M. d. V. Ik zou den heer Meuleman met een enkel woord willen beantwoorden, en er aan herinneren, dat we aan het eind van het jaar, en dus aan het begin van het volgend staan, en dat den 2en Januari begonnen wordt met alle werkzaamheden die noodig zijn tot voorbereiding van het opmaken van de kohieren. Wanneer we nu, voordat we overgaan tot de benoeming, eerst hier in den Raad een instructie moeten indienen, dan geloof ik, dat we al een heel eind in het volgend jaar zullen zijn, voordat een aan vang zal kunnen worden gemaakt met het opmaken van de kohieren, en dat zal een aanzienlijke vertraging te weeg brengen. Men moet dat opmaken van de kohieren niet te gering schatten, want wanneer er 2 Januari mee begonnen wordt, dan wordt het wel Juli, voordat de goedkeuring van Gedep. Staten is gekomen, en de belastingbiljetten kunnen worden rondgezonden. Dat rondzenden doen we liefst zoo spoedig mogelijk, om den belastingschuldigen de gelegenheid te geven, hun schuld in zooveel mogelijke maanden, dus in zooveel mogelijke termijnen, af te doen. Wanneer we dat nu gingen uitstellen, dan zou het wel kunnen zijn, dat de belastingschuldigen hun biljetten pas in September thuis kregen, en dan is er geen gelegenheid meer om de betaling over vele termijnen te verdeelen. Ik moet dus, onverschillig of het denkbeeld van den heer Meuleman goed is of niet, de heeren in overweging geven, alles te vermijden, wat tot vertraging kan aanleiding geven. We zouden later nog wel een instructie kunnen vaststellen. De heer Pera. M. d. V. Ik meen er ook op te moeten aandringen, dat die benoeming zoo spoedig mogelijk plaats hebbe, want ik kan vrij constateeren, dat een deel der burgerij verlangend uitziet naar de benoeming van dien ambtenaar, om men verwacht daardoor lager te zullen worden aangeslagen. De commissie wordt geacht haar werk niet goed gedaan te hebben, en de ambtenaar zal daar verbetering in brengen. Dien zal men wel aan het verstand weten te brengen, dat doorloopend een deel van de burgerij te hoog is aangeslagen. De commissie heeft eenparig tot aftreding besloten. Opge merkt is in de voorgaande zitting, dat 29 jaar geleden op verzoek van den Raad de commissie ter wereld is gekomen. Er is nu echter op een zoodanige wijze kort geleden over deze commissie gesproken, dat zij niet anders kon doen, dan het bijltje er bij neerleggen. Dat is geen gekrenkte majesteit. Als er in den Raad gezegd wordt, dat er niets aan verloren zou zijn, als de commissie heenging, wat kan de commissie dan anders doen, dan haar ontslag aanbieden? Wat nu verder zal gebeuren laat ik daar, maar het zou toch al heel gek zijn, als de commissie nog den moed had te blij ven. Dat zou al het voorkomen hebben van zich zelf te wil len opdringen. De heer Fockema Andreae. M. d. V. Het komt mij voor, dat wij het amendement, dat aan de orde is, moeten verwerpen. De meerderheid van den Raad vermoedt een beteren uitslag, anders was men niet voor een controleur. Men vermoedt een hoogere opbrengst van de belastingen en wel een zoodanige verbetering, dat er wel een paar honderd gulden af kan. Wij moeten dus niet te zuinig zijn bij de berekening van het salaris van den controleur. Laten wij er om denken, dat we als we het hoogste salaris geven, dat door Burg. en Weth. is voor gesteld, we zeker geen categorie vari sollicitanten uitsluiten. Als we het amendement aannemen, doen we dat wel. Een hooger traktement schrikt niemand af. Als nu de verschillende categorièn solliciteeren, hebben Burg. en Weth. daaruit den beste te kiezen. Mogen wij dat nu niet aan het doorzicht van Burg. en Weth. overlaten? Zij zullen wel dengene kiezen, die de meeste waarborgen biedt te voldoen aan de eiscben, die men wenscht te stellen, en de verwachtingen te bevredigen. Moedwillig een categorie van sollicitanten uit te sluiten, zou m. i. niet te verantwoorden zijn. De heer Le Poole. M. d. V. Ik geloof ook, dat we dit amendement moeten verwerpen. Ik heb ook bij de gemeente belastingen in Amsterdam eens geïnformeerd, naar wat zoo'n controleur heeft te verrichten. En daar is mij verzekerd, dat zooals Burg. en Weth. in hun praeadvies zeggen, hij op de hoogte van de belastingen moet wezen, en dat kennis van boekhouden voor hem noodzakelijk is, zoodat ik werkelijk ge loof, dat die ambtenaar met e§n salaris als hier door Burg. en Weth. is voorgesteld, niet te laag is gesalarieerd. De beraadslaging wordt gesloten. Het amendement van de heeren Fokker en de Boer wordt in stemming gebracht en aangenomen met 16 tegen 13 stemmen. Vóór stemmen de heerenvan der Eist, Roem, Zaalberg, van Tol, Reimeringer, Zwiers, Sijtsma, P. J. Mulder, van Gruting, Vergouwen, Pera, Bosch, Stigter, A. Mulder, Fokker en de Boer. Tegen stemmen de heerenFockema Andreae, Bots, de Goeje, Aalberse, Juta, v. Hamel, Kerstens, Driessen, Le Poole, Kore- vaar, van der Lip, Meuleman en de Vries De Voorzitter. Op dit artikel is verder een amendement ingediend door de heeren van der Lip en van der Eist, om de jaarwedde van den commies-redacteur te bepalen op een minimum van ƒ1600 en een maximum van ƒ2200.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1907 | | pagina 3