Carl Th. Driessen. 176 N°. 328. Leiden, 7 December 1907. De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te deelen, dat zij tegen de in hare handen gestelde begrooting van het H. G. of Arme Wees- en Kinderhuis, het dienstjaar 1908 betreffende, geene bedenkingen heeft. Zij adviseert U mitsdien tot goedkeuring van die begrooting te besluiten. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 324. Leiden, 9 December 1907. Tegeri de inwilliging van nevensgaand verzoek van de Leidsche Katoen maatschappij om verlenging van den termijn, waarvoor haar vergunning werd verleend tot het inrichten van een transporteur voor het lossen van steenkolen uit in de Heerengracht liggende schepen (zie Ing. Stukken n°. 89 van dit jaar) bestaat bij ons college geenerlei bezwaar. Mitsdien stellen wij U voor uw besluit van 18 April j.l., waarbij aan de Leidsche Katoenmaatschappij vergunning werd verleend tot het inrichten van bovenbedoelden transporteur, in dien zin te wijzigen, dat daarin sub. 7 in plaats van 1 Januari 1908 zal worden gelezen 1 Januari 1909. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 5 December 1907. WELED. Achtbare Heeren Burgemeester en Wethouders der gemeente Leiden. WELED. Achtbare Heeren! Geeft met verschuldigden eerbied te kennen, de Leidsche Katoenmaatschappij voorheen de Heijder Co. Fabrikante alhier; dat zij per Uwe missive No. 26 April j.l. de mededeeling van U mocht ontvangen dat haar verzoek tot het daarstellen van een steenkolentransporteur voor hare fabriek aan de Heerengracht alhier, onder voorwaarden door den Raad dezer gemeente was toegestaan, onder gehoudenheid deze daar- stelling vóór 1 Januari 1908 te doen plaats hebben dat zij door onvoorziene omstandigheden verhinderd is tegen dien tijd gereed te komen, weshalve zij met het beleefd verzoek tot U komt om haar te willen toestaan die daarstelling in 1908 te mogen doen plaats hebben. 't welk doende, De Leidsche Katoenmaatschappij voorheen De Heyder Cie. Leiden, 5 December 1907. N°. 325. Leiden, 9 December 1907. Tegen inwilliging van het hierbij overgelegd verzoek van den heer K. Siderius om eervol ontslag uit zijne betrekking van onder wijzer met verplichte hoofdakte aan de openbare school der 3e klasse No. 6 alhier, bestaat bij ons geen bezwaar. Onder overlegging van het daaromtrent uitgebracht advies van het Hoofd der School, geven wij Uwe Vergadering mits dien in overweging aan den heer K. Siderius, op zijn verzoek, met ingang van 1 Maart 1908, eervol ontslag uit bovenge noemde betrekking te verleenen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 9 December 1907. Ondergeteekende heeft de eer aan Burgemeester en Wet houders te berichten, dat hij geen bezwaar heeft tegen de inwilliging van het verzoek van den Heer K. Siderius om ont slag als onderwijzer met verplichte hoofdacte aan de O. L. School 3e klasse no 6 met ingang van 1 Maart 1908. Het hoofd v. School Se kl. no. 6. A. Uitte NB roek. Aan Burgemeester en Wethouders van Leiden. Edelachtbare Heeren! Ondergeteekende heeft de eer, Uw Edelachtb. College te verzoeken, hem wegens zijne benoeming tot H. d. S te Eer beek, gemeente Brummen, met ir.gang van i Maart e. k. eer vol ontslag te willen verleenen als onderwijzer met verplichte Hoofdacte aan de O. L. S. 3e' klasse No. 6. alhier. Hoogachtend, heeft hij de eer te zijn, Edelachtb. Heeren, UEdelachtbs. dv. dn. K. Siderius. Leiden, 6 Dec. 1907. Aan den Edelachtb. Raad der gemeente Leiden. N°. 326. Leiden, 9 December 1907. J. J. van Leeuwen, huurder van het aan de gemeente toe- behoorende perceel Nieuwe Rijn n°. 20, heeft tevens in onder huur de bovenwoning van de door de gemeente aari A. Mol verpachte graanbeurs. Beide contracten, zoowel dat met van Leeuwen als dat met Mol, eindigen den 30en April 1908. Van Leeuwen heeft thans den wensch te kennen gegeven bij een eventueele weder-inhuring van het perceel Nieuwe Rijn 20 tevens rechtstreeks van de gemeente te mogen huren de bovenwoning van de Graanbeurs, waarvoor thans door hem een jaarlijksche huursom van f 300.— wordt betaald aan A. Mol. Hij zou dan bereid zijn diezelfde huur ook aan de ge meente te betalen, zoodat dan de thans door hem aan de ge meente betaalde huur van f 875.voor het perceel Nieuwe Rijn 20, zou stijgen tot ƒ1175.voor dat perceel benevens de bovenwoning van de Graanbeurs. Het komt ons met de Commissie van fabricage voor, dat er voor inwilliging van dit verzoek alleszins reden bestaat. De bovenwoning van de Graanbeurs en de daarbij behoorende kelder maken thans feitelijk reeds één geheel uit met het perceel Nieuwe Rijn 20. Van Leeuwen gebruikt bijna het geheele perceel Nieuwe Rijn 20 voor zijn zaak en heeft de bovenverdieping van de Graanbeurs als woning betrokken. Ook leidt een trap uit van Leeuwen's winkel rechtstreeks naar den daaronder gelegen kelder, die echter volgens de over eenkomst met den pachter eigenlijk bij de Graanbeurs behoort. Met toestemming van ons college werd de bovenwoning van de Graanbeurs destijds verheeld aan de bovenverdieping van het perceel Nieuwe Rijn 20; herstel van een en ander in den vorigen staat zou vrij groote kosten met zich brengen. Bedenkt men dan verder dat van Leeuwen zijn zaak alleen dan in het perceel Nieuwe Rijn 20 zal kunnen blijven uit oefenen wanneer hij de zekerheid heeft ook de bovenwoning van de Graanbeurs te kunnen blijven gebruiken, welke zeker heid hij natuurlijk niet heeft wanneer die bovenwoning in het contract van de Graanbeurs blijft opgenomen en dat een eventueele nieuwe huurder van het perceel Nieuwe Rijn 20 voor dat betrekkelijk bekrompen perceel alleen zeker geen huur van f 875.zou willen betalen, terwijl omgekeerd voor een behoorlijke exploitatie van de Graanbeurs, ook wanneer die van den Burcht wordt losgemaakt, aan de bovenwoning geen behoefte bestaat, dan is er zeker alles voor te zeggen om het perceel Nieuwe Rijn 20 met den daaronder liggenden kelder en de bovenwoning van de Graanbeurs tezamen, aan J. J. van Leeuwen te verhuren voor een jaarlijksche huur van ƒ1175. mits aan die huur slechts de voorwaarde worde verbonden dat de huurder steeds den toegang tot de graanbeurs van af den Nieuwen Rijn voor de bezoekers der beurs zal openhouden. Heeft op deze wijze de verhuring plaats, dan zou natuurlijk de huursom voor Burcht en Graanbeurs met ƒ300.moeten worden verminderd. Nu heeft echter gelijk u bekend is, de pachter dezer inrichtingen verklaard niet langer genegen te zijn daarvoor een pacht van 3000.te betalen maar verzocht deze tot ƒ2000.terug te brengen, of, verminderd met de huur voor de boveuwoning van de beurs, tot 1700. Daartoe nu kunnen wij u allerminst adviseeren. Er is geen enkele reden, naar wij meenen, waarom de pacht thans zoo belangrijk lager zou moeten worden gesteld, dan zij gedurende de laatste 20 jaren geweest is. Immers van 18881898 bracht de Burcht alleen reeds een pacht van ƒ1750ƒ1800 op. En de graanbeurs neemt voortdurend in bloei toe, terwijl het bezoek aan den Burcht op marktdagen en van vreemdelingen zeker niet afnemende is. Onder deze omstandigheden komt het ons dan ook met de commissie van fabricage alleszins wenschelijk voor, dat tot een nieuwe openbare verpachting, zoo van Graanbeurs en Burcht ieder afzonderlijk, als van beide gecombineerd, wordt overgegaan. Mitsdien geven wij u in overweging te besluiten 1°. het perceel Nieuwe Rijn n°. 20 met den daaronder gelegen kelder, benevens de bovenwoning van de Graanbeurs, met ingang van 1 Mei 1908 voor den tijd van 5 jaren te verhuren aan J. J. van Leeuwen, alhier, tegen een huurprijs van 1175per jaar, onder voorwaarde dat de ingang tot de graanbeurs van af den Nieuwen Rijn door den huurder steeds voor de bezoekers der graanbeurs moet worden open gehouden en overigens onder de bestaande, voor zooveel noodig gewijzigde, voorwaarden; en 2°. ons te machtigen de exploitatie van het koffiehuis »de Burcht" met toebehooren, en van de Graanbeurs, wederom voor den tijd van 5 jaren, ingaande 1 Mei 1908, in het open baar te verpachten, zoowel van ieder afzonderlijk als van beide gecombineerd. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1907 | | pagina 2